Actualiteiten overheidsprivaatrecht – juni en juli 2020

 11 augustus 2020 | Blog

Het overheidsprivaatrecht is voortdurend in beweging. Wij zetten daarom maandelijks de belangrijkste jurisprudentie op een rij. Ditmaal onder meer uitspraken over het belang van het opnemen van totstandkomingsvoorwaarden in een overeenkomst, de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor hoogteverschillen in bouwplannen en de lokaliseerplicht na een KLIC-melding.

Klik op een van de onderstaande titels om direct naar dit artikel te gaan:

Vordering instellen als ambtsdrager of natuurlijk persoon?

In opdracht van het college van B&W van de gemeente Weert is de mailbox en agenda van de burgemeester X veiliggesteld door het wekelijks maken van een back-up. Burgemeester X vordert in kort geding dat het veiligstellen van de gegevens wordt teruggedraaid. Uitgangspunt bij de beoordeling van de vorderingen is dat X de onderhavige vorderingen instelt als natuurlijke persoon en niet (ook) als burgemeester. Op de belangen van de burgemeester kan X als natuurlijke persoon geen eigen vordering baseren. Het ambt is immers een zelfstandige (publiekrechtelijke) entiteit die weliswaar wordt vervuld door een ambtsdrager maar daarvan wel losstaat. X heeft dus geen eigen belang (artikel 3:303 BW). Voor zover in deze kwestie wel sprake is van eigen, persoonlijke belangen (met name privacyaspecten), oordeelt de voorzieningenrechter dat deze gronden kunnen worden voorgelegd aan de bestuursrechter. In het kader van de Wob-procedure staan voor X rechtsmiddelen open. De voorzieningenrechter verklaart X in zoverre niet-ontvankelijk in zijn vorderen en wijst de vorderingen voor het overige af.

Geen zorgplicht gemeente tot voorkoming hoogteverschillen bij inrichting bouwplan

Het Hof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat er geen zorgvuldigheidsnorm bestaat die inhoudt dat de Gemeente bij feitelijke inrichting van een bouwplan (natuurlijke) hoogteverschillen tussen de vloerpeilen van woningen dient te voorkomen. Bewoners van een nieuwbouwwijk hadden de gemeente aansprakelijk gesteld voor schade die ze zouden lijden doordat de woningen achter die van hen hoger lagen dan hun eigen woningen, maar worden dus in het ongelijk gesteld. De bewoners hebben volgens het Hof onvoldoende onderbouwd welke hoogteverschillen al dan niet aanvaardbaar zijn. Bovendien is het in de bouwpraktijk niet gebruikelijk om natuurlijke hoogteverschillen te verkleinen of weg te nemen. Al zouden de hoogteverschillen nadelig zijn voor lagergelegen woningen, dan wil dat daarbij nog niet zeggen dat de Gemeente die moet wegnemen. De Gemeente heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat dit erg duur zou zijn. Bovendien zouden verschillende mogelijke opties weer nadelige gevolgen hebben voor de rest van de wijk.

Inspanningsverplichting gemeente en gewijzigd inzicht

Een gemeente heeft voldoende uitvoering gegeven aan een op haar rustende inspanningsverplichting, zo oordeelde het Hof Arnhem-Leeuwarden. De gemeente had overeengekomen zich in te spannen om vestiging van twee supermarkten op een perceel buiten het kernwinkelgebied planologisch mogelijk te maken. Aan de bestemmingswijziging heeft ze jarenlang meegewerkt. Die medewerking heeft ze stapsgewijs beëindigd nadat er steeds meer maatschappelijke en politieke weerstand tegen het plan ontstond, voornamelijk omdat het leegstand in het kernwinkelgebied zou veroorzaken. Naar oordeel van het Hof heeft de gemeente jarenlang loyaal meegewerkt aan realisering van het project. Uiteindelijk werd de kritiek op het project zo groot dat doorzetting niet meer aan de orde was. De Gemeente mocht beslissen om het project niet meer door te zetten. Voldoende daarvoor was dat de negatieve gevolgen van het plan in onderzoek bevestigd werden, en het feit dat een aantal gemeenten (waaronder de gemeente zelf) in regionaal verband hadden afgesproken om geen nieuwe winkelontwikkelingen buiten de centra van de hoofdkernen toe te staan.

Het belang van totstandkomingsvoorwaarden bij een overeenkomst

Uit een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant blijkt het grote belang van het opnemen van totstandkomingsvoorwaarden bij een (vaststellings-)overeenkomst. Een gemeente had een geschil met een inwoner die meende door verjaring eigenaar te zijn geworden van een stuk grond. Gedurende de procedure onderhandelden partijen, met als doel hun geschil te beëindigen door middel van sluiting van een vaststellingsovereenkomst. In de verschillende concepten voor die overeenkomst waren totstandkomingsvoorwaarden opgenomen, inhoudende dat het college besluit tot het aangaan van de overeenkomst, en beide partijen de overeenkomst ondertekenen. Nadat de advocaat van de gemeente aangaf de overeenkomst terug te sturen naar zijn cliënt zodat overgebleven punten konden worden ingevuld en de bijlagen konden worden opgemaakt, meende de grondeigenaar dat een overeenkomst tot stand was gekomen. De rechtbank gaat hierin niet mee, en oordeelt dat de totstandkomingsvoorwaarden in de weg staan aan totstandkoming van de overeenkomst.

Lokaliseerplicht na KLIC-melding is geen inspanningsverplichting, maar een resultaatsverplichting

Bij het doorzagen en verplaatsen van een KPN-kabel door een uitvoerder in opdracht van de netbeheerder van het elektriciteitsnetwerk is per abuis ook de middenspanningskabel van het elektriciteitsnetwerk doorgezaagd. Anders dan in (een kaart bij) de KLIC-aanvraag van de netbeheerder was opgenomen, lag de kabel van de netbeheerder op de infrastructuur van KPN in plaats van 1,5 meter ernaast, waardoor de verkeerder kabel werd doorgezaagd. Omdat de kaart van de netbeheerder niet juist was, vond de uitvoerder dat de netbeheerder daarom zelf aansprakelijk was voor de schade. De kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland ging hier echter niet in mee. Bij de beoordeling van de aansprakelijkheid beoordeelt de kantonrechter onder meer of de uitvoerder zorgvuldig heeft gehandeld en daarvoor wordt – volgens vaste jurisprudentie - in beginsel aangesloten bij de Richtlijn Zorgvuldig Graafproces (CROW 500). Dit betekent dat leidingen die volgens de tekening binnen het ‘zoekgebied’ of in een zone van 1,50 meter eromheen liggen, hoe dan ook moeten worden gelokaliseerd en wel zodanig dat de precieze ligging daarvan wordt vastgesteld. Deze onderzoeksplicht omvat niet alleen een inspanningsverplichting om op de tekening aangegeven kabels te zoeken, maar ook de resultaatsverplichting om deze daadwerkelijk te vinden (en de netbeheerder te informeren als de kabel niet wordt gevonden). De eventuele eigen schuld van de netbeheerder door een onjuiste kaart te verstrekken, ontslaat de uitvoerder niet van zijn lokaliseerplicht en de kantonrechter oordeelt dat de uitvoerder aansprakelijk is voor de schade.

Gemeente handelt onrechtmatig door ondernemer niet te informeren over gewijzigd handhavingsbeleid

Een horecaondernemer betoogde bij het Hof ’s-Hertogenbosch dat de gemeente onrechtmatig handelde, door de ondernemer niet mede te delen dat een regel uit de Beleidsnota Terrassen niet zou worden gehandhaafd. De gemeente had al jaren het beleid dat mobiele tappunten op terrassen niet waren toegestaan. Op de vrijdag voorafgaand aan het carnaval in 2016 hebben handhavens geconstateerd dat deze regel op verschillende terrassen werd overtreden. Zij wilden tot handhaving overgaan, maar na contact met de verantwoordelijk wethouder en afstemming binnen het college is van handhaving afgezien. Eiser in deze procedure, ook horecaondernemer in dezelfde plaats, stelt dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld door hem niet te melden dat niet handhavend zou worden opgetreden. Het Hof oordeelt dat de gemeente onzorgvuldig handelde jegens deze ondernemer. De gemeente heeft rechtsongelijkheid geschapen, en heeft daarmee gehandeld in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Door de ondernemer niet te informeren, heeft de Gemeente onrechtmatig jegens hem gehandeld.

Gemeente kan niet worden verplicht tot feitelijke openstelling van uitweg

De eiser is woonachtig in een woning in Zaanstad en bereikt de openbare weg vanaf zijn perceel via een uitweg. Deze uitweg loopt over vier percelen, waarop zich hekken/poorten bevinden. Deze percelen zijn bij private partijen in eigendom. De eiser wil vrij toegang tot de openbare weg krijgen. De voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland buigt zich over de vraag of de uitweg die over de percelen loopt openbaar is in de zin van de Wegenwet. De percelen 1 t/m 3 hebben geen openbare status in de zin van de Wegenwet. Het laatste perceel (4) heeft dat wel. Het perceel blijkt echter al sinds mensenheugenis niet als openbare weg gebruikt te zijn. Ook heeft de gemeente verteld dat de gemeenteraad binnenkort een besluit zal nemen over het voorstel om de openbaarheid aan dit perceel te onttrekken, vanwege de dreiging van gevaarlijke situaties. Volgens de voorzieningenrechter weegt het belang van de gemeente om deze gevaarlijke situaties te voorkomen zwaarder dan het belang van de eiser bij het openbaar zijn van de weg. In afwachting van de besluitvorming over de onttrekking bestaat onvoldoende grond om de gemeente te verplichten om de weg feitelijk open te stellen. De rechtbank wijst de vordering af.

Een procedeerverbod vanwege misbruik van recht/onrechtmatig handelen is mogelijk

Kan een bedrijf (Beauvast) dat wil verbouwen een procedeerverbod vragen voor omwoners die bestuursrechtelijke rechtsmiddelen aanwenden tegen verleende vergunningen? De voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland oordeelt van wel. Een procedeerverbod kan slechts worden opgelegd indien onmiskenbaar is dat gedaagden met het instellen van beroep tegen het besluit op bezwaar misbruik van recht zouden maken, althans onrechtmatig zouden handelen. In dit geval wilden gedaagden zelf het verbouwde pand van Beauvast kopen. Aangenomen mag worden dat gedaagden met de bezwaarprocedure meer tijd wilde scheppen voor de aankoop van het pand. Daarvoor is het maken van bezwaar echter niet bedoeld. Het belang van Beauvast bij het onherroepelijk worden van de vergunning is ontegenzeggelijk groot. Beauvast kan het pand verbouwen en verkopen, waarmee miljoenen euro's gemoeid zijn.  Gedaagden blijven met het vervallen van beroep de mogelijkheid behouden voor het indienen van een planschadeclaim. De voorzieningenrechter wijst onder deze omstandigheden het procedeerverbod toe.

Ondanks onrechtmatig handelen mag overheidsfinanciering met 5% worden gekort vanwege de coronacrisis

Het Ministerie van GMN in Curaçao financiert zorginstellingen (eisers). De eisers zijn per brief geïnformeerd over het bedrag dat op de begroting voor hen is gereserveerd en maken vervolgens bezwaar. In de ontvangstbevestiging heeft een ambtenaar medegedeeld dat vanwege de coronacrisis in de begroting is gekort (daling van 5%). De eisers maken wederom bezwaar. Het Gerecht oordeelt dat twijfelachtig is of deze brieven beschikkingen zijn. Met deze brieven wordt wel gehandeld in strijd met het vertrouwensbeginsel en zorgvuldigheidsbeginsel, zodat Curaçao onrechtmatig heeft gehandeld jegens eisers. De belangenafweging leidt echter niet tot het treffen van een voorlopige maatregel door het Gerecht. Curaçao moest per direct ingrijpend snijden in de overheidsuitgaven vanwege de coronacrisis. Niet valt in te zien dat Curaçao de eisers had moeten ontzien. Bovendien is het niet zonder meer aannemelijk dat als Curaçao conform de algemene beginselen van behoorlijk bestuur zou hebben gehandeld, dit zou hebben geleid tot een wezenlijk andere maatregel dan de korting van 5%.

Door gebrekkige informatieverschaffing mocht gemeente toestemming voor overdracht opstalrecht weigeren

In een zaak die speelde bij de rechtbank Den Haag stond centraal of een gemeente onterecht haar toestemming had geweigerd op een verzoek tot medewerking aan overdracht van een opstalrecht voor een bowlingcentrum annex restaurant en dienstwoning. De opstalhouder heeft de kantonrechter in dit geding verzocht om het afgeven van vervangende toestemming. De kantonrechter wijst het door de opstalhouder ingediende verzoek echter af. Met de gemeente is de kantonrechter van oordeel dat zowel de opstalhouder als de beoogde nieuwe opstalhouder niet of onvoldoende medewerking hebben verleend aan het verschaffen van informatie aan de gemeente over (onder meer) de (wijze van) financiering van de transactie en de persoon van de beoogd nieuwe opstalhouder, mede in het licht van bij de gemeente op basis van de wel ter beschikking gestelde informatie gerezen vragen. Volgens de kantonrechter werken die omstandigheden in het nadeel van verzoeker en heeft de gemeente in redelijkheid haar toestemming voor de overdracht van het opstalrecht kunnen onthouden.

Coronamaatregelen niet onrechtmatig

De Stichting Viruswaarheid vordert in kort geding dat de Staat de voorzitters van de veiligheidsregio’s beveelt om de noodverordeningen per direct en in te trekken en de aangekondigde Tijdelijke wet maatregelen Covid-19 onverbindend te verklaren. De eisers stellen onder andere dat de grondrechten van burgers te veel worden ingeperkt en dat de besluitvorming ondeugdelijk is. De voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag volgt Viruswaarheid niet. De noodverordeningen vormen alsnog een voldoende wettelijke grondslag voor de inperking van grondrechten daarin. Verder overweegt de voorzieningenrechter dat de adviezen van het Outbreak Management Team en daaropvolgende besluitvorming niet ondeugdelijk tot stand zijn gekomen. Daarbij is het voor de voorzieningenrechter duidelijk dat de Staat een eigen afweging maakt, waarbij sprake is van een ruime beoordelingsvrijheid. Ook wijst de voorzieningenrechter erop dat een kort geding niet de plaats is voor een politiek of wetenschappelijk debat.

De bijdragen aan dit blog zijn verzorgd door Sophie Groeneveld, Ron de Martines, Menno Hendriks, Mariëtta Buitenhuis, Sanne Schipper en Mels Landzaad. Heeft u vragen naar aanleiding van dit blog en/of wilt u zich abonneren op dit blog? Meld u zich dan per e-mail aan.

 

Het overheidsprivaatrecht is voortdurend in beweging. Wij zetten daarom maandelijks de belangrijkste jurisprudentie op een rij. Ditmaal onder meer uitspraken over het belang van het opnemen van totstandkomingsvoorwaarden in een overeenkomst, de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor hoogteverschillen in bouwplannen en de lokaliseerplicht na een KLIC-melding.

Klik op een van de onderstaande titels om direct naar dit artikel te gaan:

Vordering instellen als ambtsdrager of natuurlijk persoon?

In opdracht van het college van B&W van de gemeente Weert is de mailbox en agenda van de burgemeester X veiliggesteld door het wekelijks maken van een back-up. Burgemeester X vordert in kort geding dat het veiligstellen van de gegevens wordt teruggedraaid. Uitgangspunt bij de beoordeling van de vorderingen is dat X de onderhavige vorderingen instelt als natuurlijke persoon en niet (ook) als burgemeester. Op de belangen van de burgemeester kan X als natuurlijke persoon geen eigen vordering baseren. Het ambt is immers een zelfstandige (publiekrechtelijke) entiteit die weliswaar wordt vervuld door een ambtsdrager maar daarvan wel losstaat. X heeft dus geen eigen belang (artikel 3:303 BW). Voor zover in deze kwestie wel sprake is van eigen, persoonlijke belangen (met name privacyaspecten), oordeelt de voorzieningenrechter dat deze gronden kunnen worden voorgelegd aan de bestuursrechter. In het kader van de Wob-procedure staan voor X rechtsmiddelen open. De voorzieningenrechter verklaart X in zoverre niet-ontvankelijk in zijn vorderen en wijst de vorderingen voor het overige af.

Geen zorgplicht gemeente tot voorkoming hoogteverschillen bij inrichting bouwplan

Het Hof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat er geen zorgvuldigheidsnorm bestaat die inhoudt dat de Gemeente bij feitelijke inrichting van een bouwplan (natuurlijke) hoogteverschillen tussen de vloerpeilen van woningen dient te voorkomen. Bewoners van een nieuwbouwwijk hadden de gemeente aansprakelijk gesteld voor schade die ze zouden lijden doordat de woningen achter die van hen hoger lagen dan hun eigen woningen, maar worden dus in het ongelijk gesteld. De bewoners hebben volgens het Hof onvoldoende onderbouwd welke hoogteverschillen al dan niet aanvaardbaar zijn. Bovendien is het in de bouwpraktijk niet gebruikelijk om natuurlijke hoogteverschillen te verkleinen of weg te nemen. Al zouden de hoogteverschillen nadelig zijn voor lagergelegen woningen, dan wil dat daarbij nog niet zeggen dat de Gemeente die moet wegnemen. De Gemeente heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat dit erg duur zou zijn. Bovendien zouden verschillende mogelijke opties weer nadelige gevolgen hebben voor de rest van de wijk.

Inspanningsverplichting gemeente en gewijzigd inzicht

Een gemeente heeft voldoende uitvoering gegeven aan een op haar rustende inspanningsverplichting, zo oordeelde het Hof Arnhem-Leeuwarden. De gemeente had overeengekomen zich in te spannen om vestiging van twee supermarkten op een perceel buiten het kernwinkelgebied planologisch mogelijk te maken. Aan de bestemmingswijziging heeft ze jarenlang meegewerkt. Die medewerking heeft ze stapsgewijs beëindigd nadat er steeds meer maatschappelijke en politieke weerstand tegen het plan ontstond, voornamelijk omdat het leegstand in het kernwinkelgebied zou veroorzaken. Naar oordeel van het Hof heeft de gemeente jarenlang loyaal meegewerkt aan realisering van het project. Uiteindelijk werd de kritiek op het project zo groot dat doorzetting niet meer aan de orde was. De Gemeente mocht beslissen om het project niet meer door te zetten. Voldoende daarvoor was dat de negatieve gevolgen van het plan in onderzoek bevestigd werden, en het feit dat een aantal gemeenten (waaronder de gemeente zelf) in regionaal verband hadden afgesproken om geen nieuwe winkelontwikkelingen buiten de centra van de hoofdkernen toe te staan.

Het belang van totstandkomingsvoorwaarden bij een overeenkomst

Uit een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant blijkt het grote belang van het opnemen van totstandkomingsvoorwaarden bij een (vaststellings-)overeenkomst. Een gemeente had een geschil met een inwoner die meende door verjaring eigenaar te zijn geworden van een stuk grond. Gedurende de procedure onderhandelden partijen, met als doel hun geschil te beëindigen door middel van sluiting van een vaststellingsovereenkomst. In de verschillende concepten voor die overeenkomst waren totstandkomingsvoorwaarden opgenomen, inhoudende dat het college besluit tot het aangaan van de overeenkomst, en beide partijen de overeenkomst ondertekenen. Nadat de advocaat van de gemeente aangaf de overeenkomst terug te sturen naar zijn cliënt zodat overgebleven punten konden worden ingevuld en de bijlagen konden worden opgemaakt, meende de grondeigenaar dat een overeenkomst tot stand was gekomen. De rechtbank gaat hierin niet mee, en oordeelt dat de totstandkomingsvoorwaarden in de weg staan aan totstandkoming van de overeenkomst.

Lokaliseerplicht na KLIC-melding is geen inspanningsverplichting, maar een resultaatsverplichting

Bij het doorzagen en verplaatsen van een KPN-kabel door een uitvoerder in opdracht van de netbeheerder van het elektriciteitsnetwerk is per abuis ook de middenspanningskabel van het elektriciteitsnetwerk doorgezaagd. Anders dan in (een kaart bij) de KLIC-aanvraag van de netbeheerder was opgenomen, lag de kabel van de netbeheerder op de infrastructuur van KPN in plaats van 1,5 meter ernaast, waardoor de verkeerder kabel werd doorgezaagd. Omdat de kaart van de netbeheerder niet juist was, vond de uitvoerder dat de netbeheerder daarom zelf aansprakelijk was voor de schade. De kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland ging hier echter niet in mee. Bij de beoordeling van de aansprakelijkheid beoordeelt de kantonrechter onder meer of de uitvoerder zorgvuldig heeft gehandeld en daarvoor wordt – volgens vaste jurisprudentie - in beginsel aangesloten bij de Richtlijn Zorgvuldig Graafproces (CROW 500). Dit betekent dat leidingen die volgens de tekening binnen het ‘zoekgebied’ of in een zone van 1,50 meter eromheen liggen, hoe dan ook moeten worden gelokaliseerd en wel zodanig dat de precieze ligging daarvan wordt vastgesteld. Deze onderzoeksplicht omvat niet alleen een inspanningsverplichting om op de tekening aangegeven kabels te zoeken, maar ook de resultaatsverplichting om deze daadwerkelijk te vinden (en de netbeheerder te informeren als de kabel niet wordt gevonden). De eventuele eigen schuld van de netbeheerder door een onjuiste kaart te verstrekken, ontslaat de uitvoerder niet van zijn lokaliseerplicht en de kantonrechter oordeelt dat de uitvoerder aansprakelijk is voor de schade.

Gemeente handelt onrechtmatig door ondernemer niet te informeren over gewijzigd handhavingsbeleid

Een horecaondernemer betoogde bij het Hof ’s-Hertogenbosch dat de gemeente onrechtmatig handelde, door de ondernemer niet mede te delen dat een regel uit de Beleidsnota Terrassen niet zou worden gehandhaafd. De gemeente had al jaren het beleid dat mobiele tappunten op terrassen niet waren toegestaan. Op de vrijdag voorafgaand aan het carnaval in 2016 hebben handhavens geconstateerd dat deze regel op verschillende terrassen werd overtreden. Zij wilden tot handhaving overgaan, maar na contact met de verantwoordelijk wethouder en afstemming binnen het college is van handhaving afgezien. Eiser in deze procedure, ook horecaondernemer in dezelfde plaats, stelt dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld door hem niet te melden dat niet handhavend zou worden opgetreden. Het Hof oordeelt dat de gemeente onzorgvuldig handelde jegens deze ondernemer. De gemeente heeft rechtsongelijkheid geschapen, en heeft daarmee gehandeld in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Door de ondernemer niet te informeren, heeft de Gemeente onrechtmatig jegens hem gehandeld.

Gemeente kan niet worden verplicht tot feitelijke openstelling van uitweg

De eiser is woonachtig in een woning in Zaanstad en bereikt de openbare weg vanaf zijn perceel via een uitweg. Deze uitweg loopt over vier percelen, waarop zich hekken/poorten bevinden. Deze percelen zijn bij private partijen in eigendom. De eiser wil vrij toegang tot de openbare weg krijgen. De voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland buigt zich over de vraag of de uitweg die over de percelen loopt openbaar is in de zin van de Wegenwet. De percelen 1 t/m 3 hebben geen openbare status in de zin van de Wegenwet. Het laatste perceel (4) heeft dat wel. Het perceel blijkt echter al sinds mensenheugenis niet als openbare weg gebruikt te zijn. Ook heeft de gemeente verteld dat de gemeenteraad binnenkort een besluit zal nemen over het voorstel om de openbaarheid aan dit perceel te onttrekken, vanwege de dreiging van gevaarlijke situaties. Volgens de voorzieningenrechter weegt het belang van de gemeente om deze gevaarlijke situaties te voorkomen zwaarder dan het belang van de eiser bij het openbaar zijn van de weg. In afwachting van de besluitvorming over de onttrekking bestaat onvoldoende grond om de gemeente te verplichten om de weg feitelijk open te stellen. De rechtbank wijst de vordering af.

Een procedeerverbod vanwege misbruik van recht/onrechtmatig handelen is mogelijk

Kan een bedrijf (Beauvast) dat wil verbouwen een procedeerverbod vragen voor omwoners die bestuursrechtelijke rechtsmiddelen aanwenden tegen verleende vergunningen? De voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland oordeelt van wel. Een procedeerverbod kan slechts worden opgelegd indien onmiskenbaar is dat gedaagden met het instellen van beroep tegen het besluit op bezwaar misbruik van recht zouden maken, althans onrechtmatig zouden handelen. In dit geval wilden gedaagden zelf het verbouwde pand van Beauvast kopen. Aangenomen mag worden dat gedaagden met de bezwaarprocedure meer tijd wilde scheppen voor de aankoop van het pand. Daarvoor is het maken van bezwaar echter niet bedoeld. Het belang van Beauvast bij het onherroepelijk worden van de vergunning is ontegenzeggelijk groot. Beauvast kan het pand verbouwen en verkopen, waarmee miljoenen euro's gemoeid zijn.  Gedaagden blijven met het vervallen van beroep de mogelijkheid behouden voor het indienen van een planschadeclaim. De voorzieningenrechter wijst onder deze omstandigheden het procedeerverbod toe.

Ondanks onrechtmatig handelen mag overheidsfinanciering met 5% worden gekort vanwege de coronacrisis

Het Ministerie van GMN in Curaçao financiert zorginstellingen (eisers). De eisers zijn per brief geïnformeerd over het bedrag dat op de begroting voor hen is gereserveerd en maken vervolgens bezwaar. In de ontvangstbevestiging heeft een ambtenaar medegedeeld dat vanwege de coronacrisis in de begroting is gekort (daling van 5%). De eisers maken wederom bezwaar. Het Gerecht oordeelt dat twijfelachtig is of deze brieven beschikkingen zijn. Met deze brieven wordt wel gehandeld in strijd met het vertrouwensbeginsel en zorgvuldigheidsbeginsel, zodat Curaçao onrechtmatig heeft gehandeld jegens eisers. De belangenafweging leidt echter niet tot het treffen van een voorlopige maatregel door het Gerecht. Curaçao moest per direct ingrijpend snijden in de overheidsuitgaven vanwege de coronacrisis. Niet valt in te zien dat Curaçao de eisers had moeten ontzien. Bovendien is het niet zonder meer aannemelijk dat als Curaçao conform de algemene beginselen van behoorlijk bestuur zou hebben gehandeld, dit zou hebben geleid tot een wezenlijk andere maatregel dan de korting van 5%.

Door gebrekkige informatieverschaffing mocht gemeente toestemming voor overdracht opstalrecht weigeren

In een zaak die speelde bij de rechtbank Den Haag stond centraal of een gemeente onterecht haar toestemming had geweigerd op een verzoek tot medewerking aan overdracht van een opstalrecht voor een bowlingcentrum annex restaurant en dienstwoning. De opstalhouder heeft de kantonrechter in dit geding verzocht om het afgeven van vervangende toestemming. De kantonrechter wijst het door de opstalhouder ingediende verzoek echter af. Met de gemeente is de kantonrechter van oordeel dat zowel de opstalhouder als de beoogde nieuwe opstalhouder niet of onvoldoende medewerking hebben verleend aan het verschaffen van informatie aan de gemeente over (onder meer) de (wijze van) financiering van de transactie en de persoon van de beoogd nieuwe opstalhouder, mede in het licht van bij de gemeente op basis van de wel ter beschikking gestelde informatie gerezen vragen. Volgens de kantonrechter werken die omstandigheden in het nadeel van verzoeker en heeft de gemeente in redelijkheid haar toestemming voor de overdracht van het opstalrecht kunnen onthouden.

Coronamaatregelen niet onrechtmatig

De Stichting Viruswaarheid vordert in kort geding dat de Staat de voorzitters van de veiligheidsregio’s beveelt om de noodverordeningen per direct en in te trekken en de aangekondigde Tijdelijke wet maatregelen Covid-19 onverbindend te verklaren. De eisers stellen onder andere dat de grondrechten van burgers te veel worden ingeperkt en dat de besluitvorming ondeugdelijk is. De voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag volgt Viruswaarheid niet. De noodverordeningen vormen alsnog een voldoende wettelijke grondslag voor de inperking van grondrechten daarin. Verder overweegt de voorzieningenrechter dat de adviezen van het Outbreak Management Team en daaropvolgende besluitvorming niet ondeugdelijk tot stand zijn gekomen. Daarbij is het voor de voorzieningenrechter duidelijk dat de Staat een eigen afweging maakt, waarbij sprake is van een ruime beoordelingsvrijheid. Ook wijst de voorzieningenrechter erop dat een kort geding niet de plaats is voor een politiek of wetenschappelijk debat.

De bijdragen aan dit blog zijn verzorgd door Sophie Groeneveld, Ron de Martines, Menno Hendriks, Mariëtta Buitenhuis, Sanne Schipper en Mels Landzaad. Heeft u vragen naar aanleiding van dit blog en/of wilt u zich abonneren op dit blog? Meld u zich dan per e-mail aan.

 

Gerelateerde expertises