Civiele aansprakelijkheidszaken omtrent kartelschade: nationale rechters óók bevoegd in geval van een indirecte verhouding tussen gedupeerde en karteldeelnemer

 14 augustus 2019 | Blog
 
Het Europese truckkartel en de nasleep daarvan blijft de mededingingsrechtelijke gemoederen bezighouden. Drie jaar na dato van het boetebesluit van de Europese Commissie zijn de civielrechtelijke 'follow on' kartelschadezaken (gebaseerd op dit boetebesluit) in volle gang. Op 29 juli 2019 wees het Europese Hof van Justitie ("HvJ EU") een belangrijk arrest inzake de bevoegdheid van nationale rechtbanken onder Verordening 1215/2012 Brussel I bis ("Brussel I bis") in kartelschadezaken.

De uitspraak van het HvJ EU is belangrijk omdat deze bevestigt dat een schadelijdende partij een karteldeelnemer kan aanspreken in het land waar de schade daadwerkelijk is geleden, ook al bestaat er slechts een indirecte verhouding tussen de schadelijdende partij en de karteldeelnemer. De definitie van "de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan" zoals neergelegd in artikel 7 (2) Brussel I bis, wordt dus ruim geïnterpreteerd. Lees meer hierover in dit blog.

Feiten van de zaak
Terug naar het begin. De Europese Commissie heeft op 19 juli 2016 een recordboete van bijna EUR 3 miljard opgelegd aan vijf truckfabrikanten (MAN, Volvo/Renault, Daimler, Iveco en DAF) wegens inbreuk op het kartelverbod zoals neergelegd in artikel 101 Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie ("VWEU"). Gedurende 14 jaar hebben de truckproducenten afspraken gemaakt over verkoopprijzen en over het doorberekenen van de kosten voor het naleven van emissieregelgeving.

Tibor-Trans, een Hongaars transportbedrijf, stelde in juli 2017 een schadevergoedingsactie in tegen DAF Trucks N.V. (statutair gevestigd in Nederland) bij een Hongaarse rechtbank in Győr (vestigingsplaats van Tibor-Trans). Tibor-Trans heeft gedurende de kartelperiode middelzware en zware DAF-trucks aangeschaft via dealers in eigen land. Zij stelt dat ze (indirect) schade heeft geleden door dit kartel en spreekt DAF aan tot vergoeding van deze schade. Tibor-Trans baseerde de bevoegdheid van de rechtbank op artikel 7 (2) van EU-Verordening 1215/2012 betreffende rechterlijke bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken ('Brussel I bis'). Op basis van dit artikel is de rechtbank van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voortgedaan (of zich kan voortdoen) bevoegd ten aanzien van verbintenissen uit onrechtmatige daad (in casu de inbreuk op artikel 101 VWEU). DAF betwistte de bevoegdheid van de Hongaarse rechtbank. Via prejudiciële vragen van de Hongaarse rechter is de zaak bij het HvJ EU terechtgekomen.

Uitspraak EU Hof van Justitie
Het HvJ EU komt tot de conclusie dat de Hongaarse rechtbank wel degelijk bevoegd is, in tegenstelling tot wat DAF betoogt. Het feit dat de heimelijke kartelafspraken in Duitsland gemaakt werden, maakt dit niet anders. Het is voorts niet relevant dat Tibor-Trans de trucks via een tussenpartij heeft gekocht en er dus geen directe contractuele relatie bestaat tussen DAF en Tibor-Trans.

Bij een schadevergoedingsvordering als gevolg van heimelijke afspraken over prijsstelling en verhogingen van de brutoprijs van vrachtwagens, geldt de markt die door de kartelinbreuk is beïnvloed als "de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan". Het gaat daarbij dus om de plaats waar de prijzen op de markt zijn vervalst, en waar de benadeelde stelt schade te hebben geleden. En níet (louter) om de plaats waar de afspraken tussen de karteldeelnemers feitelijk zijn gemaakt. Voorts geldt de bevoegdheid van de nationale rechter ook al is de schadevordering gericht tegen een karteldeelnemer bij wie de benadeelde zijn vrachtwagens niet rechtstreeks had aangekocht.

Tot slot
De uitspraak illustreert verder dat belangrijke rechtsvragen omtrent kartelschadezaken beetje bij beetje worden beantwoord. De puzzel is echter zeker nog niet compleet; wordt vervolgd dus.

​Juridisch advies of meer informatie? 

Heeft u een vraag of wil u meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met Willemijn Hooij of Joost Houdijk. 

 
Het Europese truckkartel en de nasleep daarvan blijft de mededingingsrechtelijke gemoederen bezighouden. Drie jaar na dato van het boetebesluit van de Europese Commissie zijn de civielrechtelijke 'follow on' kartelschadezaken (gebaseerd op dit boetebesluit) in volle gang. Op 29 juli 2019 wees het Europese Hof van Justitie ("HvJ EU") een belangrijk arrest inzake de bevoegdheid van nationale rechtbanken onder Verordening 1215/2012 Brussel I bis ("Brussel I bis") in kartelschadezaken.

De uitspraak van het HvJ EU is belangrijk omdat deze bevestigt dat een schadelijdende partij een karteldeelnemer kan aanspreken in het land waar de schade daadwerkelijk is geleden, ook al bestaat er slechts een indirecte verhouding tussen de schadelijdende partij en de karteldeelnemer. De definitie van "de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan" zoals neergelegd in artikel 7 (2) Brussel I bis, wordt dus ruim geïnterpreteerd. Lees meer hierover in dit blog.

Feiten van de zaak
Terug naar het begin. De Europese Commissie heeft op 19 juli 2016 een recordboete van bijna EUR 3 miljard opgelegd aan vijf truckfabrikanten (MAN, Volvo/Renault, Daimler, Iveco en DAF) wegens inbreuk op het kartelverbod zoals neergelegd in artikel 101 Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie ("VWEU"). Gedurende 14 jaar hebben de truckproducenten afspraken gemaakt over verkoopprijzen en over het doorberekenen van de kosten voor het naleven van emissieregelgeving.

Tibor-Trans, een Hongaars transportbedrijf, stelde in juli 2017 een schadevergoedingsactie in tegen DAF Trucks N.V. (statutair gevestigd in Nederland) bij een Hongaarse rechtbank in Győr (vestigingsplaats van Tibor-Trans). Tibor-Trans heeft gedurende de kartelperiode middelzware en zware DAF-trucks aangeschaft via dealers in eigen land. Zij stelt dat ze (indirect) schade heeft geleden door dit kartel en spreekt DAF aan tot vergoeding van deze schade. Tibor-Trans baseerde de bevoegdheid van de rechtbank op artikel 7 (2) van EU-Verordening 1215/2012 betreffende rechterlijke bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken ('Brussel I bis'). Op basis van dit artikel is de rechtbank van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voortgedaan (of zich kan voortdoen) bevoegd ten aanzien van verbintenissen uit onrechtmatige daad (in casu de inbreuk op artikel 101 VWEU). DAF betwistte de bevoegdheid van de Hongaarse rechtbank. Via prejudiciële vragen van de Hongaarse rechter is de zaak bij het HvJ EU terechtgekomen.

Uitspraak EU Hof van Justitie
Het HvJ EU komt tot de conclusie dat de Hongaarse rechtbank wel degelijk bevoegd is, in tegenstelling tot wat DAF betoogt. Het feit dat de heimelijke kartelafspraken in Duitsland gemaakt werden, maakt dit niet anders. Het is voorts niet relevant dat Tibor-Trans de trucks via een tussenpartij heeft gekocht en er dus geen directe contractuele relatie bestaat tussen DAF en Tibor-Trans.

Bij een schadevergoedingsvordering als gevolg van heimelijke afspraken over prijsstelling en verhogingen van de brutoprijs van vrachtwagens, geldt de markt die door de kartelinbreuk is beïnvloed als "de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan". Het gaat daarbij dus om de plaats waar de prijzen op de markt zijn vervalst, en waar de benadeelde stelt schade te hebben geleden. En níet (louter) om de plaats waar de afspraken tussen de karteldeelnemers feitelijk zijn gemaakt. Voorts geldt de bevoegdheid van de nationale rechter ook al is de schadevordering gericht tegen een karteldeelnemer bij wie de benadeelde zijn vrachtwagens niet rechtstreeks had aangekocht.

Tot slot
De uitspraak illustreert verder dat belangrijke rechtsvragen omtrent kartelschadezaken beetje bij beetje worden beantwoord. De puzzel is echter zeker nog niet compleet; wordt vervolgd dus.

​Juridisch advies of meer informatie? 

Heeft u een vraag of wil u meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met Willemijn Hooij of Joost Houdijk.