Het verbod op verticale prijsbinding: staat het nu echt op de (handhavings)agenda van mededingingsautoriteiten?

 2 augustus 2018 | Blog

De Europese Commissie ('Commissie') heeft een drukke zomer. Nadat ze op 18 juli een recordboete van 4.34 miljard euro heeft opgelegd aan Google wegens machtsmisbruik, legde ze amper een week later weer een flinke geldboete op vanwege een andere schending van het Europese mededingingsrecht. Dit maal beboette de Commissie vier fabrikanten van consumentenelektronica, te weten Asus, Denon & Marantz, Philips en Pioneer, wegens verticale prijsbinding. Deze ondernemingen maken onder andere notebooks, koptelefoons, koffiezetapparaten en elektrische tandenborstels. De geldboetes bedroegen in totaal meer dan 111 miljoen euro. In februari 2017 startte de Commissie een onderzoek naar de praktijken van deze fabrikanten.

Verticale prijsbinding
Verticale prijsbinding, ook wel 'resale price maintenance' of RPM genoemd, vindt plaats wanneer een leverancier aan een distributeur oplegt voor welke prijs hij de producten van de leverancier moet doorverkopen. Dit kan direct zijn, zoals het opleggen van vaste of minimumverkoopprijzen. Het kan ook indirect gebeuren door een bepaalde prijszetting van distributeurs afhankelijk te stellen van leveranciersbonussen of -kortingen. Een leverancier mag overigens wel een maximumprijs opleggen of een verkoopprijs aanraden (een adviesprijs), mits dit in de praktijk niet hetzelfde effect heeft als een vaste prijs of een minimumprijs. In beginsel is verticale prijsbinding verboden in het Nederlandse en Europese mededingingsrecht (uitzonderingen zijn mogelijk) en is het een 'hard core' overtreding van het mededingingsrecht. Distributeurs moeten vrij zijn in hun prijsbeleid; ze dienen vrij te zijn om hun eigen prijzen te bepalen en moeten kunnen afwijken van gecommuniceerde prijzen.

Hogere prijzen voor haardrogers en andere consumentenartikelen
De Europese Commissie stelt in vier afzonderlijke besluiten dat de vier fabrikanten van consumentenelektronica zich schuldig hebben gemaakt aan verticale prijsbinding doordat zij onlinedetailhandelaren vaste verkoopprijzen of minimumverkoopprijzen oplegden. De duur van de overtredingen varieerde van 2011 tot 2015. Hierdoor stegen de consumentenprijzen. De onlinedetailhandelaren werden geconfronteerd met bedreigingen of sancties als zij deze opgelegde prijzen niet volgden. Kenmerkend aan de door de fabrikanten gehanteerde aanpak was het gebruik van 'pricing software'. De fabrikanten hielden de ontwikkeling van de prijzen bij door het gebruik van geavanceerde monitoringsinstrumenten. Zo waren de fabrikanten snel op de hoogte van prijsdalingen, waarna ze hiertegen optraden. Deze zaak illustreert dus het toenemende belang, maar ook het gevaar van algoritmes in het mededingingsrecht.

Margrethe Vestager, Eurocommissaris voor Mededinging, heeft het volgende over de zaak opgemerkt:

'Door het optreden van deze vier ondernemingen hebben miljoenen Europeanen hogere prijzen betaald voor keukentoestellen, haardrogers, notebooks, koptelefoons en vele andere producten. Volgens het mededingingsrecht van de EU is dat verboden. Met onze besluiten van vandaag laten we zien dat de mededingingsregels van de EU de consumenten beschermen wanneer ondernemingen meer prijsconcurrentie en een groter aanbod in de weg staan.'

De hoogste boete kwam voor rekening van Asus en bedraagt bijna 64 miljoen euro. De oorspronkelijke boetebedragen zijn aanzienlijk verminderd vanwege de medewerking van de betrokken ondernemingen aan het onderzoek van de Europese Commissie.

Handhaving in de lidstaten van de EU
Verticale prijsbinding is (nog) geen beleidsprioriteit van de Nederlandse mededingingsautoriteit ACM. Dit in tegenstelling tot de handhavingspraktijk van mededingingsautoriteiten in andere lidstaten van de Europese Unie en de Europese Commissie, waar het verbod op verticale prijsbinding wel (streng) wordt gehandhaafd. Vooral het Bundeskartellamt in Duitsland heeft verticale prijsbinding hoog op de agenda staan. Vanwege de grote vlucht in online verkopen, lijkt verticale prijsbinding ook in verschillende andere lidstaten een belangrijk onderwerp te zijn geworden. De handhavingsverschillen en de toenemende belangstelling voor prijsbinding zijn wellicht redenen voor de ACM om haar koers (binnenkort) te veranderen.

De Europese Commissie ('Commissie') heeft een drukke zomer. Nadat ze op 18 juli een recordboete van 4.34 miljard euro heeft opgelegd aan Google wegens machtsmisbruik, legde ze amper een week later weer een flinke geldboete op vanwege een andere schending van het Europese mededingingsrecht. Dit maal beboette de Commissie vier fabrikanten van consumentenelektronica, te weten Asus, Denon & Marantz, Philips en Pioneer, wegens verticale prijsbinding. Deze ondernemingen maken onder andere notebooks, koptelefoons, koffiezetapparaten en elektrische tandenborstels. De geldboetes bedroegen in totaal meer dan 111 miljoen euro. In februari 2017 startte de Commissie een onderzoek naar de praktijken van deze fabrikanten.

Verticale prijsbinding
Verticale prijsbinding, ook wel 'resale price maintenance' of RPM genoemd, vindt plaats wanneer een leverancier aan een distributeur oplegt voor welke prijs hij de producten van de leverancier moet doorverkopen. Dit kan direct zijn, zoals het opleggen van vaste of minimumverkoopprijzen. Het kan ook indirect gebeuren door een bepaalde prijszetting van distributeurs afhankelijk te stellen van leveranciersbonussen of -kortingen. Een leverancier mag overigens wel een maximumprijs opleggen of een verkoopprijs aanraden (een adviesprijs), mits dit in de praktijk niet hetzelfde effect heeft als een vaste prijs of een minimumprijs. In beginsel is verticale prijsbinding verboden in het Nederlandse en Europese mededingingsrecht (uitzonderingen zijn mogelijk) en is het een 'hard core' overtreding van het mededingingsrecht. Distributeurs moeten vrij zijn in hun prijsbeleid; ze dienen vrij te zijn om hun eigen prijzen te bepalen en moeten kunnen afwijken van gecommuniceerde prijzen.

Hogere prijzen voor haardrogers en andere consumentenartikelen
De Europese Commissie stelt in vier afzonderlijke besluiten dat de vier fabrikanten van consumentenelektronica zich schuldig hebben gemaakt aan verticale prijsbinding doordat zij onlinedetailhandelaren vaste verkoopprijzen of minimumverkoopprijzen oplegden. De duur van de overtredingen varieerde van 2011 tot 2015. Hierdoor stegen de consumentenprijzen. De onlinedetailhandelaren werden geconfronteerd met bedreigingen of sancties als zij deze opgelegde prijzen niet volgden. Kenmerkend aan de door de fabrikanten gehanteerde aanpak was het gebruik van 'pricing software'. De fabrikanten hielden de ontwikkeling van de prijzen bij door het gebruik van geavanceerde monitoringsinstrumenten. Zo waren de fabrikanten snel op de hoogte van prijsdalingen, waarna ze hiertegen optraden. Deze zaak illustreert dus het toenemende belang, maar ook het gevaar van algoritmes in het mededingingsrecht.

Margrethe Vestager, Eurocommissaris voor Mededinging, heeft het volgende over de zaak opgemerkt:

'Door het optreden van deze vier ondernemingen hebben miljoenen Europeanen hogere prijzen betaald voor keukentoestellen, haardrogers, notebooks, koptelefoons en vele andere producten. Volgens het mededingingsrecht van de EU is dat verboden. Met onze besluiten van vandaag laten we zien dat de mededingingsregels van de EU de consumenten beschermen wanneer ondernemingen meer prijsconcurrentie en een groter aanbod in de weg staan.'

De hoogste boete kwam voor rekening van Asus en bedraagt bijna 64 miljoen euro. De oorspronkelijke boetebedragen zijn aanzienlijk verminderd vanwege de medewerking van de betrokken ondernemingen aan het onderzoek van de Europese Commissie.

Handhaving in de lidstaten van de EU
Verticale prijsbinding is (nog) geen beleidsprioriteit van de Nederlandse mededingingsautoriteit ACM. Dit in tegenstelling tot de handhavingspraktijk van mededingingsautoriteiten in andere lidstaten van de Europese Unie en de Europese Commissie, waar het verbod op verticale prijsbinding wel (streng) wordt gehandhaafd. Vooral het Bundeskartellamt in Duitsland heeft verticale prijsbinding hoog op de agenda staan. Vanwege de grote vlucht in online verkopen, lijkt verticale prijsbinding ook in verschillende andere lidstaten een belangrijk onderwerp te zijn geworden. De handhavingsverschillen en de toenemende belangstelling voor prijsbinding zijn wellicht redenen voor de ACM om haar koers (binnenkort) te veranderen.