Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg doet wenkbrauwen fronsen

 12 april 2017 | Blog

Op 13 januari 2017 heeft het Zorginstituut Nederland het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg opgenomen in het openbare register van kwaliteitsstandaarden en meetinstrumenten, Zorginzicht.nl. Het Kwaliteitskader bevat niet alleen normen voor de kwaliteit en veiligheid van verpleeghuiszorg, maar ook 'randvoorwaardelijke' normen voor onder meer governance en personeelssamenstelling. Die roepen praktische en juridische bezwaren op.

Het was een bumpy road op weg naar het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg. Veldpartijen bereikten geen consensus over de inhoud. Het Zorginstituut maakte uiteindelijk gebruik van zijn doorzettingsmacht, zoals eerder bij de integrale geboortezorg.
Onder verpleeghuizen heerst onrust over de nieuwe normen. De lat wordt (te) hoog gelegd en de normen zijn niet altijd duidelijk. Zo vragen verpleeghuizen zich af hoe ze de personeelsnorm die voorschrijft dat voor intensieve zorgmomenten minimaal twee zorgverleners 'beschikbaar' moeten zijn, moeten interpreteren en financieren. Niet zo gek dat verpleeghuizen zich druk maken, want zij zijn wettelijk verplicht om goede zorg aan te bieden. Naleving van de normen uit het Kwaliteitskader valt onder de verplichting. De IGZ controleert dit en kan sancties nemen tegen verpleeghuizen die niet aan de normen voldoen.

Zorginstituut op stoel verpleeghuizen
De verpleeghuizen hebben ook juridisch gezien een punt. Er is namelijk iets geks aan de hand met het Kwaliteitskader. Het tot stand brengen van kwaliteitsstandaarden is een private verantwoordelijkheid van veldpartijen. Omdat Den Haag vond dat deze verantwoordelijkheid onvoldoende gepakt werd, heeft het Zorginstituut in 2014 doorzettingsmacht gekregen, waarbij het als laatste redmiddel de regie over de ontwikkeling van een kwaliteitsstandaard overneemt. De wet begrenst die bevoegdheid in de memorie van toelichting. Het Zorginstituut mag wel regie maar geen verantwoordelijkheid overnemen van veldpartijen. Zij moeten nauw betrokken blijven bij de inhoud van de kwaliteitsstandaard. Met andere woorden: de overheid mag niet op de stoel van de (brancheorganisaties van) verpleeghuizen gaan zitten. In het geval van het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg lijkt het erop dat het Zorginstituut dat toch heeft gedaan.

Kritiek op totstandkoming en inhoud
De branchepartijen en individuele verpleeghuizen hebben in nieuws- en persberichten hun ontevredenheid geuit over het Kwaliteitskader. Volgens V&VN is het Kwaliteitskader teveel gericht op management en toezicht en leidt het af van waar het werkelijk om gaat, kwaliteit van leven. Volgens Verenso ontbeert het Kwaliteitskader belangrijke elementen zoals aandacht voor de rol van de specialist ouderengeneeskunde. Ook heeft een aantal veldpartijen geklaagd over de te beperkte tijd voor consultatie. Dit alles wijst erop dat het Zorginstituut hier meer heeft gedaan dan alleen het overnemen van de regie en dat het wettelijk verplichte overleg met de veldpartijen marginaal is geweest.

Goed bestuur hoort niet in kwaliteitsstandaard
Ook de normen voor governance, leiderschap en management verbazen. Dit thema hoort niet in een kwaliteitsstandaard thuis. Een kwaliteitsstandaard hoort te beschrijven wat goede zorg is voor een bepaalde aandoening of zorgproces. De verplichting voor de bestuurder om zelf ervaring te hebben als zorgverlener valt daar niet onder. Eerlijk gezegd lijkt het me juist beter voor de kwaliteit van zorg als er wordt bestuurd door een geoefend bestuurder, niet door een geoefend zorgverlener. Wat daar ook van zij, het Zorginstituut is niet bevoegd normen te stellen voor goed bestuur in de zorg. Ze ontleent haar bevoegdheid aan de Zorgverzekeringswet en die gaat niet over goed bestuur. Daar zijn andere (wettelijke) kaders voor.
De minister van VWS heeft een agenda goed bestuur in de zorg waarmee ze de kwaliteit van het bestuur en het interne toezicht in de zorgsector wil verbeteren. De recente aanpassing van de Zorgbrede Governancecode is hiervoor bijvoorbeeld een gepast kader. Aanscherping van normen voor goed bestuur in kwaliteitsstandaarden maakt geen deel uit van haar agenda. En terecht, lijkt me.

Daarmee levert het Kwaliteitskader een studieboekvoorbeeld op van wat juristen tournement de pouvoir noemen; het gebruiken van een bevoegdheid voor een ander doel dan waarvoor die gegeven is.

Juridisch advies, bijstand van een advocaat of meer informatie?

Heeft u vragen naar aanleiding van dit blog? Neem dan contact op met Hedwig den Herder. 

Dit blog is onderdeel van de Nieuwsbrief Zorg

Op 13 januari 2017 heeft het Zorginstituut Nederland het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg opgenomen in het openbare register van kwaliteitsstandaarden en meetinstrumenten, Zorginzicht.nl. Het Kwaliteitskader bevat niet alleen normen voor de kwaliteit en veiligheid van verpleeghuiszorg, maar ook 'randvoorwaardelijke' normen voor onder meer governance en personeelssamenstelling. Die roepen praktische en juridische bezwaren op.

Het was een bumpy road op weg naar het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg. Veldpartijen bereikten geen consensus over de inhoud. Het Zorginstituut maakte uiteindelijk gebruik van zijn doorzettingsmacht, zoals eerder bij de integrale geboortezorg.
Onder verpleeghuizen heerst onrust over de nieuwe normen. De lat wordt (te) hoog gelegd en de normen zijn niet altijd duidelijk. Zo vragen verpleeghuizen zich af hoe ze de personeelsnorm die voorschrijft dat voor intensieve zorgmomenten minimaal twee zorgverleners 'beschikbaar' moeten zijn, moeten interpreteren en financieren. Niet zo gek dat verpleeghuizen zich druk maken, want zij zijn wettelijk verplicht om goede zorg aan te bieden. Naleving van de normen uit het Kwaliteitskader valt onder de verplichting. De IGZ controleert dit en kan sancties nemen tegen verpleeghuizen die niet aan de normen voldoen.

Zorginstituut op stoel verpleeghuizen
De verpleeghuizen hebben ook juridisch gezien een punt. Er is namelijk iets geks aan de hand met het Kwaliteitskader. Het tot stand brengen van kwaliteitsstandaarden is een private verantwoordelijkheid van veldpartijen. Omdat Den Haag vond dat deze verantwoordelijkheid onvoldoende gepakt werd, heeft het Zorginstituut in 2014 doorzettingsmacht gekregen, waarbij het als laatste redmiddel de regie over de ontwikkeling van een kwaliteitsstandaard overneemt. De wet begrenst die bevoegdheid in de memorie van toelichting. Het Zorginstituut mag wel regie maar geen verantwoordelijkheid overnemen van veldpartijen. Zij moeten nauw betrokken blijven bij de inhoud van de kwaliteitsstandaard. Met andere woorden: de overheid mag niet op de stoel van de (brancheorganisaties van) verpleeghuizen gaan zitten. In het geval van het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg lijkt het erop dat het Zorginstituut dat toch heeft gedaan.

Kritiek op totstandkoming en inhoud
De branchepartijen en individuele verpleeghuizen hebben in nieuws- en persberichten hun ontevredenheid geuit over het Kwaliteitskader. Volgens V&VN is het Kwaliteitskader teveel gericht op management en toezicht en leidt het af van waar het werkelijk om gaat, kwaliteit van leven. Volgens Verenso ontbeert het Kwaliteitskader belangrijke elementen zoals aandacht voor de rol van de specialist ouderengeneeskunde. Ook heeft een aantal veldpartijen geklaagd over de te beperkte tijd voor consultatie. Dit alles wijst erop dat het Zorginstituut hier meer heeft gedaan dan alleen het overnemen van de regie en dat het wettelijk verplichte overleg met de veldpartijen marginaal is geweest.

Goed bestuur hoort niet in kwaliteitsstandaard
Ook de normen voor governance, leiderschap en management verbazen. Dit thema hoort niet in een kwaliteitsstandaard thuis. Een kwaliteitsstandaard hoort te beschrijven wat goede zorg is voor een bepaalde aandoening of zorgproces. De verplichting voor de bestuurder om zelf ervaring te hebben als zorgverlener valt daar niet onder. Eerlijk gezegd lijkt het me juist beter voor de kwaliteit van zorg als er wordt bestuurd door een geoefend bestuurder, niet door een geoefend zorgverlener. Wat daar ook van zij, het Zorginstituut is niet bevoegd normen te stellen voor goed bestuur in de zorg. Ze ontleent haar bevoegdheid aan de Zorgverzekeringswet en die gaat niet over goed bestuur. Daar zijn andere (wettelijke) kaders voor.
De minister van VWS heeft een agenda goed bestuur in de zorg waarmee ze de kwaliteit van het bestuur en het interne toezicht in de zorgsector wil verbeteren. De recente aanpassing van de Zorgbrede Governancecode is hiervoor bijvoorbeeld een gepast kader. Aanscherping van normen voor goed bestuur in kwaliteitsstandaarden maakt geen deel uit van haar agenda. En terecht, lijkt me.

Daarmee levert het Kwaliteitskader een studieboekvoorbeeld op van wat juristen tournement de pouvoir noemen; het gebruiken van een bevoegdheid voor een ander doel dan waarvoor die gegeven is.

Juridisch advies, bijstand van een advocaat of meer informatie?

Heeft u vragen naar aanleiding van dit blog? Neem dan contact op met Hedwig den Herder. 

Dit blog is onderdeel van de Nieuwsbrief Zorg

Gerelateerde expertises