Op 12 november 2025 deed de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak over de vraag wanneer sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding (ECLI:NL:RVS:2025:5482). Dit wordt voortaan beoordeeld van geval tot geval, waarbij de reden waarom het bezwaar- of beroepschrift te laat is ingediend van belang is. Het is belangrijk dat bestuursorganen er rekening mee houden dat de vraag of een bezwaar- of beroepschrift op tijd is ingediend voortaan soepeler wordt beoordeeld. Hierdoor zal het bezwaar- of beroepschrift vaker inhoudelijk moeten worden behandeld.
Hoe zit het ook alweer met een te laat ingediend bezwaar of beroepschrift?
Als een belanghebbende bezwaar maakt of beroep instelt tegen een besluit of uitspraak, moet dat in beginsel gebeuren binnen een termijn van zes weken (art. 6:7 Awb). Dit dient op zijn minst een pro forma bezwaar- of beroepschrift te zijn, waarna de indiener de gelegenheid krijgt om nadere gronden in te dienen. Als dit te laat gebeurt dan wordt het bezwaar of beroep niet inhoudelijk behandeld, maar niet-ontvankelijk verklaard.
Dit kan anders zijn als de termijnoverschrijding ‘verschoonbaar’ is. Hiervoor is een regeling opgenomen in artikel 6:11 Awb. Deze komt erop neer dat een bezwaar of beroep toch inhoudelijk moet worden beoordeeld als vaststaat dat ‘redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest’. Er moet dan met andere woorden een duidelijke reden zijn waarom het stuk niet op tijd kon worden ingediend.
Artikel 6:11 Awb is enerzijds een gebonden bevoegdheid: als er geen redenen zijn waarom een termijnoverschrijding verschoonbaar is, dan volgt niet-ontvankelijkheid en er is dan geen ruimte voor een belangenafweging. Vanuit het oogpunt van rechtszekerheid werd niet snel aangenomen dat een termijnoverschrijding verschoonbaar is. Anderzijds geldt dat de vraag of een bezwaar of beroep tijdig is ingediend, niet langer wordt beoordeeld zonder dat dit door partijen is aangevoerd (ECLI:NL:CRVB:2021:1500). Discussie doet zich daardoor vooral voor als een bestuursorgaan de termijn strikt wil handhaven.
Wat is er nieuw?
Op 30 januari 2024 heeft de grote kamer van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vier uitspraken gedaan over de verschoonbaarheid van een termijnoverschrijding (ECLI:NL:CBB:2024:31, ECLI:NL:CBB:2024:32, ECLI:NL:CBB:2024:33 en ECLI:NL:CBB:2024:34). Deze uitspraken volgden naar aanleiding van de conclusie van A-G Widdershoven (ECLI:NL:CBB:2023:476). Het CBb oordeelt dat bij de beoordeling van de verschoonbaarheid van een termijnoverschrijding meer rekening moet worden gehouden met bijzondere omstandigheden. Bij die beoordeling volgt het CBb een op het individuele geval gerichte, contextuele benadering (dit anders dan de ‘week van Widdershoven’). Hierbij is ook de partijenconstellatie van belang. Bij een besluit waarbij de rechtszekerheid van actuele of potentiële derden met een tegengesteld belang niet of nauwelijks in het geding is, zal er volgens het CBb doorgaans meer ruimte zijn om verschoonbaarheid aan te nemen.
Bij bijzondere omstandigheden kan het gaan om persoonlijke omstandigheden (zoals psychisch onvermogen, ernstige ziekte of ongeval van de indiener of ziekte of overlijden van diens naasten) of om externe omstandigheden (zoals een natuurramp, een besmettelijke dierziekte op het bedrijf of een brand in de woning of in een bedrijfspand). Ook bij een verminderde verwijtbaarheid is er ruimte om de termijnoverschrijding niet toe te rekenen. Als de termijnoverschrijding niet aan de indiener kan worden toegerekend, is voor het aannemen van verschoonbaarheid ook vereist dat het bezwaar- of beroepschrift zo spoedig wordt ingediend als dit redelijkerwijs kon worden verlangd. In dat geval is de belanghebbende in ieder geval niet verwijtbaar te laat als hij dat doet binnen zes weken nadat hij te weten is gekomen dat een besluit is genomen. Dit in plaats van de voorheen geldende twee weken (ECLI:NL:RVS:2020:2184).
Afdeling: een beoordeling van geval tot geval waarbij de context van belang is
De Afdeling volgt de lijn van het CBb in haar uitspraak van 12 november 2025 en komt tot de conclusie dat het bezwaar (tegen het besluit van de minister om te weigeren om naar aanleiding van de toeslagenaffaire private schulden over te nemen) toch ontvankelijk is, ondanks dat het te laat was ingediend. Er werden in dit geval bijzondere omstandigheden aangenomen die maken dat de termijnoverschrijding niet aan de vrouw konden worden toegerekend. Het ging daarbij om omstandigheden van medische en psychische aard. De Afdeling merkt daarbij op dat de partner van de vrouw haar niet met de administratie heeft kunnen helpen, omdat hij de Nederlandse taal niet beheerst. Ook is het volgens de Afdeling aannemelijk dat de vrouw zodra zij weer in staat was haar belangen te behartigen, direct contact gezocht heeft met een rechtshulpverlener. Het is daarom slechts in geringe mate verwijtbaar dat zij niet tijdig bezwaar heeft gemaakt. De Afdeling neemt verder in aanmerking dat niet gebleken is van belangen van de minister of van derden die aan de niet-toerekenbaarheid in de weg staan. Daarnaast is de Afdeling van oordeel dat het bezwaarschrift zo spoedig mogelijk is ingediend door de advocaat als kon worden verlangd, nu hij meteen nadat hij kennis kreeg van het besluit een bezwaarschrift heeft ingediend. De minister moet daarom alsnog inhoudelijk op het bezwaar beslissen.
Blik vooruit
De uitspraak sluit aan bij en sorteert voor op de voorgestelde Wet versterking waarborgfunctie Algemene wet bestuursrecht. Met die wet wil de regering de ruimte om een termijnoverschrijding verschoonbaar te achten vergroten en afstand doen van de strikte lijn voor situaties waarin een termijnoverschrijding het gevolg is van persoonlijke omstandigheden. Het voorstel is om de soepele benadering voortaan in artikel 6:11 Awb te codificeren.
Lessen voor de praktijk
De mogelijkheden om met succes een beroep te kunnen doen op een verschoonbare termijnoverschrijding worden met deze uitspraak verruimd. Toch betekent dit niet dat er voortaan zonder meer sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Het blijft namelijk een beoordeling van geval tot geval waarbij de context van belang is. Het is belangrijk dat bestuursorganen er rekening mee houden dat de vraag of een bezwaarschrift tijdig is ingediend voortaan soepeler wordt beoordeeld.
Contact
Heeft u vragen over de verschoonbare termijnoverschrijding? Neem gerust contact op met onze specialisten Mariëtta Buitenhuis en Tom Raaijmakers.
Op 12 november 2025 deed de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak over de vraag wanneer sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding (ECLI:NL:RVS:2025:5482). Dit wordt voortaan beoordeeld van geval tot geval, waarbij de reden waarom het bezwaar- of beroepschrift te laat is ingediend van belang is. Het is belangrijk dat bestuursorganen er rekening mee houden dat de vraag of een bezwaar- of beroepschrift op tijd is ingediend voortaan soepeler wordt beoordeeld. Hierdoor zal het bezwaar- of beroepschrift vaker inhoudelijk moeten worden behandeld.
Hoe zit het ook alweer met een te laat ingediend bezwaar of beroepschrift?
Als een belanghebbende bezwaar maakt of beroep instelt tegen een besluit of uitspraak, moet dat in beginsel gebeuren binnen een termijn van zes weken (art. 6:7 Awb). Dit dient op zijn minst een pro forma bezwaar- of beroepschrift te zijn, waarna de indiener de gelegenheid krijgt om nadere gronden in te dienen. Als dit te laat gebeurt dan wordt het bezwaar of beroep niet inhoudelijk behandeld, maar niet-ontvankelijk verklaard.
Dit kan anders zijn als de termijnoverschrijding ‘verschoonbaar’ is. Hiervoor is een regeling opgenomen in artikel 6:11 Awb. Deze komt erop neer dat een bezwaar of beroep toch inhoudelijk moet worden beoordeeld als vaststaat dat ‘redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest’. Er moet dan met andere woorden een duidelijke reden zijn waarom het stuk niet op tijd kon worden ingediend.
Artikel 6:11 Awb is enerzijds een gebonden bevoegdheid: als er geen redenen zijn waarom een termijnoverschrijding verschoonbaar is, dan volgt niet-ontvankelijkheid en er is dan geen ruimte voor een belangenafweging. Vanuit het oogpunt van rechtszekerheid werd niet snel aangenomen dat een termijnoverschrijding verschoonbaar is. Anderzijds geldt dat de vraag of een bezwaar of beroep tijdig is ingediend, niet langer wordt beoordeeld zonder dat dit door partijen is aangevoerd (ECLI:NL:CRVB:2021:1500). Discussie doet zich daardoor vooral voor als een bestuursorgaan de termijn strikt wil handhaven.
Wat is er nieuw?
Op 30 januari 2024 heeft de grote kamer van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vier uitspraken gedaan over de verschoonbaarheid van een termijnoverschrijding (ECLI:NL:CBB:2024:31, ECLI:NL:CBB:2024:32, ECLI:NL:CBB:2024:33 en ECLI:NL:CBB:2024:34). Deze uitspraken volgden naar aanleiding van de conclusie van A-G Widdershoven (ECLI:NL:CBB:2023:476). Het CBb oordeelt dat bij de beoordeling van de verschoonbaarheid van een termijnoverschrijding meer rekening moet worden gehouden met bijzondere omstandigheden. Bij die beoordeling volgt het CBb een op het individuele geval gerichte, contextuele benadering (dit anders dan de ‘week van Widdershoven’). Hierbij is ook de partijenconstellatie van belang. Bij een besluit waarbij de rechtszekerheid van actuele of potentiële derden met een tegengesteld belang niet of nauwelijks in het geding is, zal er volgens het CBb doorgaans meer ruimte zijn om verschoonbaarheid aan te nemen.
Bij bijzondere omstandigheden kan het gaan om persoonlijke omstandigheden (zoals psychisch onvermogen, ernstige ziekte of ongeval van de indiener of ziekte of overlijden van diens naasten) of om externe omstandigheden (zoals een natuurramp, een besmettelijke dierziekte op het bedrijf of een brand in de woning of in een bedrijfspand). Ook bij een verminderde verwijtbaarheid is er ruimte om de termijnoverschrijding niet toe te rekenen. Als de termijnoverschrijding niet aan de indiener kan worden toegerekend, is voor het aannemen van verschoonbaarheid ook vereist dat het bezwaar- of beroepschrift zo spoedig wordt ingediend als dit redelijkerwijs kon worden verlangd. In dat geval is de belanghebbende in ieder geval niet verwijtbaar te laat als hij dat doet binnen zes weken nadat hij te weten is gekomen dat een besluit is genomen. Dit in plaats van de voorheen geldende twee weken (ECLI:NL:RVS:2020:2184).
Afdeling: een beoordeling van geval tot geval waarbij de context van belang is
De Afdeling volgt de lijn van het CBb in haar uitspraak van 12 november 2025 en komt tot de conclusie dat het bezwaar (tegen het besluit van de minister om te weigeren om naar aanleiding van de toeslagenaffaire private schulden over te nemen) toch ontvankelijk is, ondanks dat het te laat was ingediend. Er werden in dit geval bijzondere omstandigheden aangenomen die maken dat de termijnoverschrijding niet aan de vrouw konden worden toegerekend. Het ging daarbij om omstandigheden van medische en psychische aard. De Afdeling merkt daarbij op dat de partner van de vrouw haar niet met de administratie heeft kunnen helpen, omdat hij de Nederlandse taal niet beheerst. Ook is het volgens de Afdeling aannemelijk dat de vrouw zodra zij weer in staat was haar belangen te behartigen, direct contact gezocht heeft met een rechtshulpverlener. Het is daarom slechts in geringe mate verwijtbaar dat zij niet tijdig bezwaar heeft gemaakt. De Afdeling neemt verder in aanmerking dat niet gebleken is van belangen van de minister of van derden die aan de niet-toerekenbaarheid in de weg staan. Daarnaast is de Afdeling van oordeel dat het bezwaarschrift zo spoedig mogelijk is ingediend door de advocaat als kon worden verlangd, nu hij meteen nadat hij kennis kreeg van het besluit een bezwaarschrift heeft ingediend. De minister moet daarom alsnog inhoudelijk op het bezwaar beslissen.
Blik vooruit
De uitspraak sluit aan bij en sorteert voor op de voorgestelde Wet versterking waarborgfunctie Algemene wet bestuursrecht. Met die wet wil de regering de ruimte om een termijnoverschrijding verschoonbaar te achten vergroten en afstand doen van de strikte lijn voor situaties waarin een termijnoverschrijding het gevolg is van persoonlijke omstandigheden. Het voorstel is om de soepele benadering voortaan in artikel 6:11 Awb te codificeren.
Lessen voor de praktijk
De mogelijkheden om met succes een beroep te kunnen doen op een verschoonbare termijnoverschrijding worden met deze uitspraak verruimd. Toch betekent dit niet dat er voortaan zonder meer sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Het blijft namelijk een beoordeling van geval tot geval waarbij de context van belang is. Het is belangrijk dat bestuursorganen er rekening mee houden dat de vraag of een bezwaarschrift tijdig is ingediend voortaan soepeler wordt beoordeeld.
Contact
Heeft u vragen over de verschoonbare termijnoverschrijding? Neem gerust contact op met onze specialisten Mariëtta Buitenhuis en Tom Raaijmakers.