In de binnenstad zijn vaak verschillende vormen van kleinere supermarkten zichtbaar, zoals een to-go winkel, een minisupermarkt of een ‘city’ versie van een grotere supermarktketen. Niet altijd zijn deze vormen van detailhandel volgens een bestemmingsplan toegestaan. De gemeente Amsterdam verzet zich via bestemmingsplannen juist tegen ‘minisupers’ in de binnenstad – die naast levensmiddelen ook huishoudelijke- en toeristische artikelen verkopen – in strijd tegen de drukte. Dat er tussen de verschillende soorten supermarkten een grens te trekken valt blijft lastig, zo volgt uit deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 25 februari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:564).
Een naastgelegen hotel heeft het college verzocht om handhavend op te treden tegen het gebruik van een pand in de binnenstad van Amsterdam als minisupermarkt, to go-winkel of buurtwinkel. Deze winkel zou bovendien een negatieve uitstraling hebben op het hotel. In dit geschil staat de vraag centraal of het gebruik van het pand als to go-winkel in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan en het college hiertegen handhavend dient op te treden. Daarbij draait het om de vraag of de to go-winkel is aan te merken als een minisupermarkt. Deze vormen van detailhandel zijn volgens het bestemmingsplan niet toegestaan.
Uitspraak in de bodemprocedure bepaald dat supermarkt gesloten moet worden
Op 19 november jl. heeft het college het verzoek om handhaving afgewezen, omdat de exploitatie van de winkel niet in strijd zou zijn met het bestemmingsplan. De winkel is volgens het college niet te beschouwen als een minisupermarkt, omdat bij een controle is gebleken dat in de winkel uitsluitend levensmiddelen worden verkocht.
Een minisupermarkt wordt in het bestemmingsplan omschreven als een “detailhandelsvestiging waar voedingsmiddelen en huishoudelijke artikelen worden verkocht”, en dus niet alleen kant-en-klare to go-producten. Toch is het college van mening dat de winkel geen minisupermarkt was, maar juist een ‘to go-formule’ hanteerde. Het zou alleen producten verkopen die geen of slechts een beperkte bereidingstijd nodig hebben. Mede hierom zou de supermarkt wel zijn toegestaan. Volgens de supermarkt zelf voldoet de vestiging aan alle eisen van de gemeente Amsterdam en is het een reguliere supermarkt die alleen levensmiddelen verkoopt, gericht op passanten en buurtbewoners. Van de verkoop van huishoudelijke artikelen is geen sprake.
De rechtbank ging hier niet in mee en bepaalde dat het college voor de vestiging van de winkel een afwijkingsbesluit diende te nemen om het gebruik toe te staan. De rechtbank heeft het besluit van het college om niet handhavend op te treden op 19 november 2019 vernietigd en bepaald dat de winkel binnen een week na de datum van de uitspraak moest worden gesloten. De supermarkt was het hier niet mee eens en ging in hoger beroep.
Geen reden om op voorhand aan te nemen dat gebruik van het pand strijdig is
De supermarktketen verzocht – naast het hoger beroep – tot schorsing van de hiervoor genoemde uitspraak middels een voorlopige voorziening, ze wilde immers openblijven. Het college blijft ook in deze procedure benadrukken dat pas sprake is van een minisupermarkt als in een dergelijke winkel zowel voedingsmiddelen als huishoudelijke artikelen worden verkocht. De voorzieningenrechter ziet daarom geen aanknopingspunt voor het oordeel dat het college ten onrechte is uitgegaan van de duidelijke tekst van artikel 1.63 van de planregels, waaruit volgt dat beide categorieën producten verkocht moeten worden om te kunnen spreken van een minisupermarkt. Conclusie: de voorzieningenrechter ziet dus geen reden om op voorhand aan te nemen dat het gebruik van het pand in strijd is met het bestemmingsplan.
Conclusie: winkel hoeft de deuren (nog) niet te sluiten
In deze zaak draait het allemaal om één vraag: zijn kleinere supers volgens het bestemmingsplan toegestaan? Het is voor te stellen dat deze zaak onder een vergrootglas ligt bij grote supermarktketens, die waarschijnlijk vrezen dat hierdoor jurisprudentie ontstaat waardoor ook zij hun ‘kleinere’ supers en to go-winkels zouden moeten sluiten in de binnenstad. De voorzieningenrechter zag hier echter aanleiding om de maatregel tot sluiting te schorsen; de winkel mag dus voorlopig nog even openblijven. De definitieve uitspraak op hoger beroep volgt later dit jaar.
In de binnenstad zijn vaak verschillende vormen van kleinere supermarkten zichtbaar, zoals een to-go winkel, een minisupermarkt of een ‘city’ versie van een grotere supermarktketen. Niet altijd zijn deze vormen van detailhandel volgens een bestemmingsplan toegestaan. De gemeente Amsterdam verzet zich via bestemmingsplannen juist tegen ‘minisupers’ in de binnenstad – die naast levensmiddelen ook huishoudelijke- en toeristische artikelen verkopen – in strijd tegen de drukte. Dat er tussen de verschillende soorten supermarkten een grens te trekken valt blijft lastig, zo volgt uit deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 25 februari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:564).
Een naastgelegen hotel heeft het college verzocht om handhavend op te treden tegen het gebruik van een pand in de binnenstad van Amsterdam als minisupermarkt, to go-winkel of buurtwinkel. Deze winkel zou bovendien een negatieve uitstraling hebben op het hotel. In dit geschil staat de vraag centraal of het gebruik van het pand als to go-winkel in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan en het college hiertegen handhavend dient op te treden. Daarbij draait het om de vraag of de to go-winkel is aan te merken als een minisupermarkt. Deze vormen van detailhandel zijn volgens het bestemmingsplan niet toegestaan.
Uitspraak in de bodemprocedure bepaald dat supermarkt gesloten moet worden
Op 19 november jl. heeft het college het verzoek om handhaving afgewezen, omdat de exploitatie van de winkel niet in strijd zou zijn met het bestemmingsplan. De winkel is volgens het college niet te beschouwen als een minisupermarkt, omdat bij een controle is gebleken dat in de winkel uitsluitend levensmiddelen worden verkocht.
Een minisupermarkt wordt in het bestemmingsplan omschreven als een “detailhandelsvestiging waar voedingsmiddelen en huishoudelijke artikelen worden verkocht”, en dus niet alleen kant-en-klare to go-producten. Toch is het college van mening dat de winkel geen minisupermarkt was, maar juist een ‘to go-formule’ hanteerde. Het zou alleen producten verkopen die geen of slechts een beperkte bereidingstijd nodig hebben. Mede hierom zou de supermarkt wel zijn toegestaan. Volgens de supermarkt zelf voldoet de vestiging aan alle eisen van de gemeente Amsterdam en is het een reguliere supermarkt die alleen levensmiddelen verkoopt, gericht op passanten en buurtbewoners. Van de verkoop van huishoudelijke artikelen is geen sprake.
De rechtbank ging hier niet in mee en bepaalde dat het college voor de vestiging van de winkel een afwijkingsbesluit diende te nemen om het gebruik toe te staan. De rechtbank heeft het besluit van het college om niet handhavend op te treden op 19 november 2019 vernietigd en bepaald dat de winkel binnen een week na de datum van de uitspraak moest worden gesloten. De supermarkt was het hier niet mee eens en ging in hoger beroep.
Geen reden om op voorhand aan te nemen dat gebruik van het pand strijdig is
De supermarktketen verzocht – naast het hoger beroep – tot schorsing van de hiervoor genoemde uitspraak middels een voorlopige voorziening, ze wilde immers openblijven. Het college blijft ook in deze procedure benadrukken dat pas sprake is van een minisupermarkt als in een dergelijke winkel zowel voedingsmiddelen als huishoudelijke artikelen worden verkocht. De voorzieningenrechter ziet daarom geen aanknopingspunt voor het oordeel dat het college ten onrechte is uitgegaan van de duidelijke tekst van artikel 1.63 van de planregels, waaruit volgt dat beide categorieën producten verkocht moeten worden om te kunnen spreken van een minisupermarkt. Conclusie: de voorzieningenrechter ziet dus geen reden om op voorhand aan te nemen dat het gebruik van het pand in strijd is met het bestemmingsplan.
Conclusie: winkel hoeft de deuren (nog) niet te sluiten
In deze zaak draait het allemaal om één vraag: zijn kleinere supers volgens het bestemmingsplan toegestaan? Het is voor te stellen dat deze zaak onder een vergrootglas ligt bij grote supermarktketens, die waarschijnlijk vrezen dat hierdoor jurisprudentie ontstaat waardoor ook zij hun ‘kleinere’ supers en to go-winkels zouden moeten sluiten in de binnenstad. De voorzieningenrechter zag hier echter aanleiding om de maatregel tot sluiting te schorsen; de winkel mag dus voorlopig nog even openblijven. De definitieve uitspraak op hoger beroep volgt later dit jaar.