Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg

 17 april 2020 | Blog

De Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg (“Wabpvz”), welke in 2017 in werking is getreden, schept voorwaarden voor het op een veilige manier elektronisch uitwisselen en inzien van medische gegevens.

Per 1 juli 2020 treedt een aantal nieuwe bepalingen van de Wabpvz in werking. Relevant in het licht van de verwerking van persoonsgegevens zijn artikelen 15d en 15e Wabpvz.

Het is belangrijk hierop voorbereid te zijn.

Artikel 15d Wabvpz: het recht op elektronische inzage en afschrift

Het recht van burgers op inzage in en afschrift van het elektronisch medisch dossier vormt een aanvulling op het recht van burgers op inzage in en afschrift van het (papieren) dossier als bedoeld in artikel 7:456 Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst (“Wgbo”). Een belangrijk verschil tussen de nieuwe bepaling uit de Wabpvz en de bepaling uit de Wgbo is dat op grond van de Wgbo voor de verstrekking van het afschrift door de hulpverlener een redelijke vergoeding in rekening mag worden gebracht en het afschrift als bedoeld in artikel 15d Wabpvz gratis dient te worden verschaft.

Het is dus van belang dat zorgaanbieders, met de systemen waarmee zij werken, in staat zijn gehoor te geven aan een verzoek omtrent dit recht.

Artikel 15e Wabvpz: het recht op logging

Op grond van dit artikel krijgt de burger op verzoek een elektronisch overzicht wie bepaalde informatie in een het elektronisch uitwisselingssysteem beschikbaar heeft gesteld en wie op welke datum informatie heeft ingezien of opgevraagd uit het dossier (logging).

Niet alleen geeft dit artikel burgers een aanvullend recht op inzage; het vormt ook een verplichting voor zorgverleners op het gebied van beveiliging van persoonsgegevens, namelijk het verplicht loggen van handelingen in elektronische dossiers. Dat logging een belangrijk onderdeel is in het kader van de beveiliging van persoonsgegevens, is ook gebleken in het HagaZiekenhuis-boetebesluit en volgt tevens uit de NEN 7513.

Gespecificeerde toestemming?

Het was aanvankelijk ook de bedoeling dat het per 1 juli 2020 voor burgers mogelijk zou zijn om, naast de uitdrukkelijke toestemming, middels een gespecifieerde toestemming aan te geven welke van hun medische gegevens gedeeld mogen worden met welke zorgverleners. Dit betreft enkel zorgverleners met wie de burgers (dan) een behandelrelatie heeft. Van belang is op te merken dat zorgverzekeraars, keuringsartsen, bedrijfsartsen en verzekeringsartsen geen toegang hebben tot patiëntgegevens via het elektronisch uitwisselingssysteem.

De gespecifieerde toestemming vindt men in artikel 15a lid 2 Wabvpz. Het eerste en derde lid van artikel 15a Wabvpz zijn reeds in werking getreden. Echter, voormalig minister Bruins voor Medische Zorg en Sport heeft afgelopen najaar aangegeven dat de invoering van lid 2 van artikel 15a Wabvpz deze zomer niet gaat lukken.

De afgelopen jaren hebben zorgaanbieders en patiëntenverenigingen binnen het programma Gespecifieerde Toestemming Structureel (“GTS”) onderzoek gedaan naar een zo gebruiksvriendelijk mogelijke oplossing voor de uitvoering van artikel 15a lid 2 Wabvpz. Het eerste onderzoek van het programma GTS leverde 160 toestemmingsmogelijkheden op. Het programma GTS kwam toen tot de conclusie dat de huidige uitwerking van het artikel 15a lid 2 Wabvpz onvoldoende houdbaar is voor burgers, patiënten en zorgaanbieders. Een door het programma GTS uitgewerkt alternatief scenario kwam op 28 toestemmingsmogelijkheden.

Het Adviescollege toetsing regeldruk (“ATR”) heeft vervolgens hierover een advies gegeven, waarin zij aangeeft dat dit alternatieve scenario zou betekenen dat de mogelijkheden minder concreet zijn en dat het daardoor voor de patiënt moeilijker is om een (goede) keuze te maken. De ATR concludeert dat de gespecifieerde toestemming zoals opgenomen in de Wabvpz niet van een werkbare invulling is te voorzien.

Voormalig minister Bruins heeft aangegeven dat hij de eerste helft van 2020 een voorstel zal doen ten aanzien van de invoering van de gespecifieerde toestemming. Het is dus nog even afwachten hoe er invulling gaat worden gegeven aan de gespecifieerde toestemming.

Juridisch advies en meer informatie

Heeft u vragen over hoe bovenstaande verplichtingen dienen te worden uitgewerkt binnen uw organisatie? Neem dan contact op met Martin Hemmer.

De teksten van de hierboven genoemde artikelen vindt u hier.

De Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg (“Wabpvz”), welke in 2017 in werking is getreden, schept voorwaarden voor het op een veilige manier elektronisch uitwisselen en inzien van medische gegevens.

Per 1 juli 2020 treedt een aantal nieuwe bepalingen van de Wabpvz in werking. Relevant in het licht van de verwerking van persoonsgegevens zijn artikelen 15d en 15e Wabpvz.

Het is belangrijk hierop voorbereid te zijn.

Artikel 15d Wabvpz: het recht op elektronische inzage en afschrift

Het recht van burgers op inzage in en afschrift van het elektronisch medisch dossier vormt een aanvulling op het recht van burgers op inzage in en afschrift van het (papieren) dossier als bedoeld in artikel 7:456 Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst (“Wgbo”). Een belangrijk verschil tussen de nieuwe bepaling uit de Wabpvz en de bepaling uit de Wgbo is dat op grond van de Wgbo voor de verstrekking van het afschrift door de hulpverlener een redelijke vergoeding in rekening mag worden gebracht en het afschrift als bedoeld in artikel 15d Wabpvz gratis dient te worden verschaft.

Het is dus van belang dat zorgaanbieders, met de systemen waarmee zij werken, in staat zijn gehoor te geven aan een verzoek omtrent dit recht.

Artikel 15e Wabvpz: het recht op logging

Op grond van dit artikel krijgt de burger op verzoek een elektronisch overzicht wie bepaalde informatie in een het elektronisch uitwisselingssysteem beschikbaar heeft gesteld en wie op welke datum informatie heeft ingezien of opgevraagd uit het dossier (logging).

Niet alleen geeft dit artikel burgers een aanvullend recht op inzage; het vormt ook een verplichting voor zorgverleners op het gebied van beveiliging van persoonsgegevens, namelijk het verplicht loggen van handelingen in elektronische dossiers. Dat logging een belangrijk onderdeel is in het kader van de beveiliging van persoonsgegevens, is ook gebleken in het HagaZiekenhuis-boetebesluit en volgt tevens uit de NEN 7513.

Gespecificeerde toestemming?

Het was aanvankelijk ook de bedoeling dat het per 1 juli 2020 voor burgers mogelijk zou zijn om, naast de uitdrukkelijke toestemming, middels een gespecifieerde toestemming aan te geven welke van hun medische gegevens gedeeld mogen worden met welke zorgverleners. Dit betreft enkel zorgverleners met wie de burgers (dan) een behandelrelatie heeft. Van belang is op te merken dat zorgverzekeraars, keuringsartsen, bedrijfsartsen en verzekeringsartsen geen toegang hebben tot patiëntgegevens via het elektronisch uitwisselingssysteem.

De gespecifieerde toestemming vindt men in artikel 15a lid 2 Wabvpz. Het eerste en derde lid van artikel 15a Wabvpz zijn reeds in werking getreden. Echter, voormalig minister Bruins voor Medische Zorg en Sport heeft afgelopen najaar aangegeven dat de invoering van lid 2 van artikel 15a Wabvpz deze zomer niet gaat lukken.

De afgelopen jaren hebben zorgaanbieders en patiëntenverenigingen binnen het programma Gespecifieerde Toestemming Structureel (“GTS”) onderzoek gedaan naar een zo gebruiksvriendelijk mogelijke oplossing voor de uitvoering van artikel 15a lid 2 Wabvpz. Het eerste onderzoek van het programma GTS leverde 160 toestemmingsmogelijkheden op. Het programma GTS kwam toen tot de conclusie dat de huidige uitwerking van het artikel 15a lid 2 Wabvpz onvoldoende houdbaar is voor burgers, patiënten en zorgaanbieders. Een door het programma GTS uitgewerkt alternatief scenario kwam op 28 toestemmingsmogelijkheden.

Het Adviescollege toetsing regeldruk (“ATR”) heeft vervolgens hierover een advies gegeven, waarin zij aangeeft dat dit alternatieve scenario zou betekenen dat de mogelijkheden minder concreet zijn en dat het daardoor voor de patiënt moeilijker is om een (goede) keuze te maken. De ATR concludeert dat de gespecifieerde toestemming zoals opgenomen in de Wabvpz niet van een werkbare invulling is te voorzien.

Voormalig minister Bruins heeft aangegeven dat hij de eerste helft van 2020 een voorstel zal doen ten aanzien van de invoering van de gespecifieerde toestemming. Het is dus nog even afwachten hoe er invulling gaat worden gegeven aan de gespecifieerde toestemming.

Juridisch advies en meer informatie

Heeft u vragen over hoe bovenstaande verplichtingen dienen te worden uitgewerkt binnen uw organisatie? Neem dan contact op met Martin Hemmer.

De teksten van de hierboven genoemde artikelen vindt u hier.