Actualiteiten overheidsprivaatrecht – februari 2020

9 maart 2020 | Blog

Het overheidsprivaatrecht is voortdurend in beweging. Wij zetten daarom maandelijks de belangrijkste jurisprudentie op een rij. Deze maand onder meer uitspraken over SyRI, de ja-ja sticker en schadeberekening bij herstelwerkzaamheden aan kabels en leidingen door graafschade.

  1. Streep door SyRI en grens voor de toekomstige inzet van algoritmes door de overheid (lees meer in dit blog)

De rechtbank Den Haag zette begin februari een streep door het gebruik van het Systeem Risicoindicatie (SyRI) vanwege strijd met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten voor de Mens (EVRM). SyRI is een wettelijk instrument dat de overheid gebruikt ter voorkoming en bestrijding van fraude op het terrein onder andere sociale zekerheid, belastingen en arbeidswetgeving. Op Nederland rust bij de toepassing van nieuwe technologieën een bijzondere verantwoordelijkheid. Dit betekent concreet dat de overheid in de wetgeving voldoende waarborgen moet opnemen om misbruik en willekeur tegen te gaan. De rechtbank vindt dat in de SyRI-wetgeving onvoldoende waarborgen heeft opgenomen vanwege het ontbreken van:

  • Informatie over de objectieve feitelijke gegevens die tot de conclusie kunnen leiden dat er sprake is van een verhoogd risico;
  • Informatie die betrekking heeft op de werking van het risicomodel (zoals de gebruikte algoritmes) en de risico-indicatoren; en
  • Een integrale toetsing vooraf door een onafhankelijke derde met als doel te beoordelen of de inmenging in het privéleven vanwege alle bestanden die in dat project gekoppeld worden noodzakelijk, evenredig en subsidiair is gelet op de specifieke doelstelling van dat project.
  1. Opt-insysteem is naar voorlopig oordeel toch onmiskenbaar onverbindend

Ongeadresseerd reclamedrukwerk en huis-aan-huisbladen mogen op grond van het opt-insysteem niet meer bezorgd worden, tenzij de bewoner of gebruiker expliciet kenbaar heeft gemaakt dit wel te willen ontvangen. De uitgever van een huis-aan-huisblad vordert in kort geding dat de handhaving van het opt-insysteem (voorlopig) verboden moet worden, omdat het onmiskenbaar onverbindend is. Bij arrest van 25 februari 2020 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden – in tegenstelling tot de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland – geoordeeld dat het aannemelijk is dat het huidige opt-insysteem op de wijze waarop dit thans is vormgegeven in een bodemprocedure in strijd zal worden verklaard met art. 10 EVRM, en dat op die grond de Afvalstoffenverordening onverbindend is dan wel ten aanzien van de desbetreffende uitgever buiten werking zal worden gesteld. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is slechts summier onderzoek verricht. Dit onderzoek had betrekking op ongeadresseerd reclamedrukwerk (en niet op huis-aan-huisbladen).

  1. Ontruimingsbevoegdheid is niet in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur

In een vonnis van 26 februari 2020 heeft de Rechtbank Den Haag geoordeeld dat de gedaagde niet door middel van verjaring eigenaar is geworden van het waterperceel. Nu de gedaagde onrechtmatig richting de gemeente handelt door zonder recht of titel met zijn woonark gebruik te maken van het waterperceel, kan de gemeente als eigenaar van het waterperceel ontruiming vorderen. Deze bevoegdheid mag op grond van art. 3:14 BW niet worden uitgeoefend in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Naar het oordeel van de rechtbank mag de gemeente de (niet-gepubliceerde) gedragslijn volgen om uitsluitend ligplaatsen te verhuren of te verkopen als de gebruiker van de woonark ook eigenaar is van de aanliggende grond, zodat derden niet belast worden met een verzoek of vordering tot het verlenen van een recht van overpad. De gedaagde kan daarnaast geen beroep doen op het leerstuk van de onaanvaardbare doorkruising, omdat de gemeente een eigen belang – namelijk: het tegengaan van de inbreuk op haar eigendom – ten grondslag heeft gelegd aan haar vordering.

  1. Schadeberekening bij graafschade aan kabels en leidingen

Zaakschade mag in beginsel abstract berekend worden. Uitgangspunt bij die berekening is dat de eigenaar van de beschadigde zaak door die beschadiging een nadeel in zijn vermogen lijdt dat gelijk is aan de waardevermindering die de zaak heeft ondergaan. Het geldbedrag waarin deze waardevermindering kan worden uitgedrukt, zal in het algemeen gelijk zijn aan de – naar objectieve maatstaven berekende – herstelkosten. De Hoge Raad oordeelde in dit arrest dat bij de berekening van schade in de vorm van storingsherstel bij graafschade aan een kabel of leiding, niet geabstraheerd mag worden van de omstandigheid dat alleen medewerkers van de netbeheerder werkzaamheden in het kader van storingsherstel kunnen uitvoeren. Deze schade moet worden begroot op de naar objectieve maatstaven vast te stellen kosten die een netbeheerder maakt om een dergelijke storing met inzet van eigen medewerkers te verhelpen. Zie over dit arrest ook dit blog.

  1. De onderhoudsplicht van de gemeente ten aanzien van een zandpad

De woning van de eiser is gelegen aan een zandpad buiten de bebouwde kom, dat dienstdoet als ontsluiting van een bosgebied en waaraan verder nog één woning is gelegen. Het pad is slecht begaanbaar. De eiser vordert in kort geding dat de gemeente wordt bevolen om het pad zodanig te herstellen en te onderhouden, dat zijn woning bereikbaar is en blijft. De Rechtbank Oost-Brabant overweegt dat een wegbeheerder mag differentiëren in het te plegen onderhoud al naar gelang de functie van de weg. In dit geval betreft het een zandweg buiten de bebouwde kom. De slechte staat van de weg lijkt mede veroorzaakt door de eiser zelf.  De gemeente heeft in de afgelopen periode meerdere malen onderhoud gepleegd aan de weg, en heeft een spoedvoorziening getroffen door rijplaten te leggen. Ook zal zij onderzoeken of gebruik van bindmiddel oplossing kan bieden. Onder die omstandigheden heeft de gemeente in voldoende mate invulling gegeven aan haar onderhoudsplicht als wegbeheerder. De vordering wordt afgewezen.

  1. Onrechtmatig handelen gemeente door willekeur bij welstandstoetsing?

De eiser wil een nieuwe woning bouwen. Naar aanleiding van de welstandstoetsing past hij het ontwerp voor de woning aan: hij volgt het advies van de welstandscommissie op en verwijdert onder meer de eerder voorziene kap uit het ontwerp. Later wordt in het bouwplan op een buurperceel wél een kapconstructie toegestaan. Volgens eiser handelt de gemeente daarmee willekeurig en dus onrechtmatig. De rechtbank Midden-Nederland oordeelt dat dit niet zo is. Er was aan de eiser geen verbod gegeven op het opnemen van een kap. Het oorspronkelijke ontwerp voldeed niet aan de kenmerken van het ter plaatse vereiste gebouwtype “paviljoen”. Een van de suggesties van de welstandscommissie die wél zou voldoen was een ontwerp zonder kap. De eiser heeft zelf voor deze oplossing gekozen en dat hij geen andere keuze had, is niet gebleken. Een kap was bij het aangrenzende perceel wel toegestaan, doordat dat gebouw wel voldeed aan het gebouwtype “paviljoen”. De gemeente heeft daarom niet willekeurig gehandeld. De vordering wordt afgewezen.

  1. Overeenkomst gaat uit van winst, maar toch geen vergoeding van gemist winstdeel

Een ontwikkelaar en een woningcorporatie hebben een overeenkomst gesloten strekkende tot de verkoop van een perceel waarop woonappartementen gerealiseerd zouden worden. De ontwikkelaar zou meedelen in de winst bij de verkoop van deze appartementen. Omdat het niet tot realisatie van de appartementen is gekomen, vordert de ontwikkelaar vergoeding van zijn gemiste winstdeel. De overeenkomst gaat ervan uit dat de appartementen met winst zouden worden verkocht, maar toch komt de Rechtbank Rotterdam tot de conclusie dat niet aannemelijk is dat er ook daadwerkelijk winst zou zijn gemaakt in de hypothetische situatie dat de appartementen wel gerealiseerd zouden zijn. De financiële crisis was immers uitgebroken en de woningmarkt stond er niet best voor. De overeenkomst voorzag niet in een regeling voor het geval er verlies zou zijn gemaakt en de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid brengen volgens de rechtbank niet mee dat aan de ontwikkelaar een schadevergoeding toegewezen moet worden terwijl onvoldoende aannemelijk is dat winst te verwachten viel.

De bijdragen aan dit blog zijn verzorgd door Sophie Groeneveld, Burcu Özdemir, Ron de Martines en Emma van der Ploeg. Heeft u vragen naar aanleiding van dit blog en/of wilt u zich abonneren op dit blog? Meld u zich dan per e-mail aan.

 

Meld u aan voor onze nieuwsbrieven