Actualiteiten overheidsprivaatrecht – februari 2021

 5 maart 2021 | Blog

Het overheidsprivaatrecht is voortdurend in beweging. Wij zetten daarom maandelijks de belangrijkste jurisprudentie op een rij. Ditmaal onder meer de uitspraken over de avondklok, het omzeilen van een voorkeursrecht en de mogelijkheid tot briefstemmen.

Het overheidsprivaatrecht is voortdurend in beweging. Wij zetten daarom maandelijks de belangrijkste jurisprudentie op een rij. Ditmaal onder meer de uitspraken over de avondklok, het omzeilen van een voorkeursrecht en de mogelijkheid tot briefstemmen.

De rechtbank en het Hof Den Haag over de avondklok

In een drietal (in de media uitgebreid besproken) uitspraken hebben de rechtbank Den Haag en het Hof Den Haag zich uitgelaten over de avondklok die vanaf 23 januari in heel Nederland geldt. In een vonnis in kort geding veroordeelde de rechtbank Den Haag de Staat om artikel 8 lid en 3 van Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag (‘Wbbbg’) per ommegaande buiten werking te stellen, waarmee ook de Tijdelijke regeling (en daarmee de avondklok) zouden komen te vervallen. De rechtbank overwoog daartoe dat de Wbbbg de mogelijkheid biedt om – in buitengewone omstandigheden die ingrijpen met spoed noodzakelijk maken – een noodklok in te stellen zonder dat daarvoor een wetgevingstraject moet worden doorlopen. In dit geval ontbreekt echter de vereiste mate van spoed. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat vooraf nog tijd was voor een debat in de Tweede Kamer, en uit het feit dat de maatregel al eerder was overwogen, maar dat daarvan toen was afgezien. De grondslag voor toepassing van de Wbbbg ontbrak dan ook.

Tegen deze uitspraak heeft de Staat hoger beroep ingesteld. Gelijktijdig verzocht de Staat om schorsing van het vonnis in eerste aanleg. Bij dit schorsingsincident paste het Hof een belangenafweging toe. Het belang van Viruswaarheid – eiser in kort geding – is beperkt tot een paar dagen, zo oordeelt het Hof. Het belang van de Staat is echter het voorkomen van een jojo-effect dat de hele maatschappij raakt. Zo’n effect – waarbij de mogelijkheid bestaat dat de avondklok tijdelijk vervalt en later terugkomt – is uiterst ongewenst. Het Hof heeft de werking van het vonnis in eerste aanleg daarom geschorst.

In hoger beroep kwam het hof tot een ander oordeel dan de rechter in eerste aanleg. Het Hof oordeelde dat voor gebruik van art. 8 lid 1 en 3 Wbbbg een mindere mate van spoed was vereist dan de rechtbank eerder oordeelde. Daartoe signaleert het Hof allereerst dat de wet niet definieert wat bijzondere omstandigheden die de avondklok noodzakelijk konden maken, precies zijn. Het Hof redeneert dat vanwege de pandemie waar Nederland al een jaar in verkeert, per definitie kan worden gesproken van bijzondere omstandigheden. In die omstandigheden was de avondklok ook noodzakelijk, vooral vanwege de opkomst van de Britse variant van het coronavirus. Het feit dat een spoeddebat had plaatsgevonden en dat de avondklok al eerder was overwogen, was volgens het Hof zorgvuldig, maar zorgde er daarmee niet voor dat de Wbbbg niet had mogen worden ingeroepen. Er bestond een juiste grondslag voor toepassing van de Wbbbg.

Hypotheekakte nietig wegens strijd met Wvg

Een recht van hypotheek kan worden gebruikt om de Wet voorkeursrecht gemeenten (‘Wvg’) te omzeilen en kan om die reden nietig worden verklaard, heeft de rechtbank Limburg bepaald. In 2018 had de gemeente een voorlopig voorkeursrecht gevestigd, later gevolgd door een definitief voorkeursrecht. In 2020 is bij notariële akte door de eigenaar een hypotheekrecht gevestigd op de percelen. Het hypotheekrecht strekte tot zekerheid van een tweetal leningen van twee derden aan een andere derde. De juridisch eigenaar van de percelen was dus geen schuldeiser of schuldenaar bij deze leningen. De gemeente deed een beroep op art. 26 Wvg, op grond waarvan de gemeente bij de rechter de nietigheid kan inroepen van rechtshandelingen die zijn verricht met de kennelijke strekking om afbreuk te doen aan haar voorkeurspositie. De rechtbank gaat hierin mee. Als de schuldenaars bij de lening hun verplichting niet nakomen, kan de schuldeiser tot executie van het recht van hypotheek overgaan en zo eigenaar worden van de percelen. Dat lijkt het doel te zijn van de hypotheekakte. Een andere logische uitleg van waarom het hypotheekrecht is gevestigd is niet gegeven. De kennelijke strekking van het hypotheekrecht is dus om het voorkeursrecht te omzeilen.

In een tweede uitspraak over dezelfde percelen heeft de rechtbank daarnaast een vaststellingsovereenkomst, een notariële volmacht en een koopovereenkomst nietig verklaard. De vaststellingsovereenkomst strekte tot levering van een aantal van de aangewezen percelen aan een derde, althans ondertekening van een notariële volmacht daartoe. Omdat de percelen zo niet aan de gemeente worden aangeboden, wordt de vaststellingsovereenkomst nietig verklaard. Hetzelfde geldt voor de koopovereenkomst. Dat in de koopovereenkomst de voorwaarde is opgenomen dat de gemeente eerst toestemming voor overdracht moet geven, maakt dat niet anders. Die voorwaarde maakt immers niet dat het perceel alsnog eerst aan de gemeente moet worden aangeboden. De notariële volmacht, ten slotte, geeft de beschikkingsbevoegdheid feitelijk al aan de gevolmachtigde, zonder dat de percelen aan de gemeente zijn aangeboden. Daarom wordt ook deze nietig verklaard.

Rechter kan overheid niet bevelen om over te gaan tot onteigening

Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao kan het Land Curaçao niet bevelen om tot onteigening over te gaan, zo heeft het in een uitspraak besloten. Eisers hadden dit gevorderd, aangezien het desbetreffende gebouw is aangewezen als monument, maar inmiddels ernstig is verwaarloosd. Onteigening zou het enige nog beschikbare wettelijke instrument zijn om het behoud van het gebouw te garanderen. Het Gerecht overwoog dat op de procedure de Onteigeningsverordening van het Land van toepassing is. In die procedure start de onteigening met een wet in formele zin: de verklaring van algemeen nut. De civiele rechter kan het Land niet opdragen een wet in formele zin tot stand te brengen, zo volgt uit het Waterpakt-arrest van de Hoge Raad. De vordering wordt daarom afgewezen.

Staat hoeft briefstemmen niet voor iedereen mogelijk te maken

De rechtbank Den Haag heeft in kort geding bepaald dat de Staat briefstemmen niet voor iedereen mogelijk hoeft te maken. Partij voor de Dieren (PvdD) had gevorderd dat de Staat ofwel briefstemmen voor alle kiesgerechtigden mogelijk zou maken, ofwel dat alle risicogroepen de mogelijkheid zouden krijgen tot briefstemmen. De mogelijkheid tot briefstemmen is in de Tijdelijk wet verkiezingen covid-19 opgenomen voor alle kiesgerechtigden van 70 jaar en ouder. PvdD betoogde dat dit discriminatoir is, omdat de mogelijkheid tot briefstemmen tot een te kleine groep stemgerechtigden beperkt zou zijn. De rechtbank overweegt ten eerste dat zij geen gebod tot wetgeving kan geven, zodat een deel van de vorderingen hoe dan ook niet voor toewijzing in aanmerking komt. Wat overblijft is de vordering om de Staat te verbieden de Tijdelijke wet in deze vorm in stand te houden. Omdat het een wet in formele zin is, kan de vordering enkel worden toegewezen wanneer de wet onmiskenbaar onverbindend is. De rechtbank komt tot het oordeel dat daarvan geen sprake is. De wetgever heeft alle belangen en argumenten afgewogen en is gekomen tot een maatregel die uitoefening van het kiesrecht in algemene zin bevordert. De keuze om de mogelijkheid enkel vanaf 70 jaar te bieden is niet discriminatoir, gezien de bijzondere kwetsbaarheid van deze groep en gezien de fundamentele bezwaren tegen briefstemmen die maken dat het aantal stemmen per brief zo klein mogelijk moet worden gehouden. De vorderingen worden afgewezen.

De bijdragen aan dit blog zijn verzorgd door Floris van de Pol en Ron de Martines. Heeft u vragen naar aanleiding van dit blog en/of wilt u zich abonneren op dit blog? Meldt u zich dan per e-mail aan.

Het overheidsprivaatrecht is voortdurend in beweging. Wij zetten daarom maandelijks de belangrijkste jurisprudentie op een rij. Ditmaal onder meer de uitspraken over de avondklok, het omzeilen van een voorkeursrecht en de mogelijkheid tot briefstemmen.

De rechtbank en het Hof Den Haag over de avondklok

In een drietal (in de media uitgebreid besproken) uitspraken hebben de rechtbank Den Haag en het Hof Den Haag zich uitgelaten over de avondklok die vanaf 23 januari in heel Nederland geldt. In een vonnis in kort geding veroordeelde de rechtbank Den Haag de Staat om artikel 8 lid en 3 van Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag (‘Wbbbg’) per ommegaande buiten werking te stellen, waarmee ook de Tijdelijke regeling (en daarmee de avondklok) zouden komen te vervallen. De rechtbank overwoog daartoe dat de Wbbbg de mogelijkheid biedt om – in buitengewone omstandigheden die ingrijpen met spoed noodzakelijk maken – een noodklok in te stellen zonder dat daarvoor een wetgevingstraject moet worden doorlopen. In dit geval ontbreekt echter de vereiste mate van spoed. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat vooraf nog tijd was voor een debat in de Tweede Kamer, en uit het feit dat de maatregel al eerder was overwogen, maar dat daarvan toen was afgezien. De grondslag voor toepassing van de Wbbbg ontbrak dan ook.

Tegen deze uitspraak heeft de Staat hoger beroep ingesteld. Gelijktijdig verzocht de Staat om schorsing van het vonnis in eerste aanleg. Bij dit schorsingsincident paste het Hof een belangenafweging toe. Het belang van Viruswaarheid – eiser in kort geding – is beperkt tot een paar dagen, zo oordeelt het Hof. Het belang van de Staat is echter het voorkomen van een jojo-effect dat de hele maatschappij raakt. Zo’n effect – waarbij de mogelijkheid bestaat dat de avondklok tijdelijk vervalt en later terugkomt – is uiterst ongewenst. Het Hof heeft de werking van het vonnis in eerste aanleg daarom geschorst.

In hoger beroep kwam het hof tot een ander oordeel dan de rechter in eerste aanleg. Het Hof oordeelde dat voor gebruik van art. 8 lid 1 en 3 Wbbbg een mindere mate van spoed was vereist dan de rechtbank eerder oordeelde. Daartoe signaleert het Hof allereerst dat de wet niet definieert wat bijzondere omstandigheden die de avondklok noodzakelijk konden maken, precies zijn. Het Hof redeneert dat vanwege de pandemie waar Nederland al een jaar in verkeert, per definitie kan worden gesproken van bijzondere omstandigheden. In die omstandigheden was de avondklok ook noodzakelijk, vooral vanwege de opkomst van de Britse variant van het coronavirus. Het feit dat een spoeddebat had plaatsgevonden en dat de avondklok al eerder was overwogen, was volgens het Hof zorgvuldig, maar zorgde er daarmee niet voor dat de Wbbbg niet had mogen worden ingeroepen. Er bestond een juiste grondslag voor toepassing van de Wbbbg.

Hypotheekakte nietig wegens strijd met Wvg

Een recht van hypotheek kan worden gebruikt om de Wet voorkeursrecht gemeenten (‘Wvg’) te omzeilen en kan om die reden nietig worden verklaard, heeft de rechtbank Limburg bepaald. In 2018 had de gemeente een voorlopig voorkeursrecht gevestigd, later gevolgd door een definitief voorkeursrecht. In 2020 is bij notariële akte door de eigenaar een hypotheekrecht gevestigd op de percelen. Het hypotheekrecht strekte tot zekerheid van een tweetal leningen van twee derden aan een andere derde. De juridisch eigenaar van de percelen was dus geen schuldeiser of schuldenaar bij deze leningen. De gemeente deed een beroep op art. 26 Wvg, op grond waarvan de gemeente bij de rechter de nietigheid kan inroepen van rechtshandelingen die zijn verricht met de kennelijke strekking om afbreuk te doen aan haar voorkeurspositie. De rechtbank gaat hierin mee. Als de schuldenaars bij de lening hun verplichting niet nakomen, kan de schuldeiser tot executie van het recht van hypotheek overgaan en zo eigenaar worden van de percelen. Dat lijkt het doel te zijn van de hypotheekakte. Een andere logische uitleg van waarom het hypotheekrecht is gevestigd is niet gegeven. De kennelijke strekking van het hypotheekrecht is dus om het voorkeursrecht te omzeilen.

In een tweede uitspraak over dezelfde percelen heeft de rechtbank daarnaast een vaststellingsovereenkomst, een notariële volmacht en een koopovereenkomst nietig verklaard. De vaststellingsovereenkomst strekte tot levering van een aantal van de aangewezen percelen aan een derde, althans ondertekening van een notariële volmacht daartoe. Omdat de percelen zo niet aan de gemeente worden aangeboden, wordt de vaststellingsovereenkomst nietig verklaard. Hetzelfde geldt voor de koopovereenkomst. Dat in de koopovereenkomst de voorwaarde is opgenomen dat de gemeente eerst toestemming voor overdracht moet geven, maakt dat niet anders. Die voorwaarde maakt immers niet dat het perceel alsnog eerst aan de gemeente moet worden aangeboden. De notariële volmacht, ten slotte, geeft de beschikkingsbevoegdheid feitelijk al aan de gevolmachtigde, zonder dat de percelen aan de gemeente zijn aangeboden. Daarom wordt ook deze nietig verklaard.

Rechter kan overheid niet bevelen om over te gaan tot onteigening

Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao kan het Land Curaçao niet bevelen om tot onteigening over te gaan, zo heeft het in een uitspraak besloten. Eisers hadden dit gevorderd, aangezien het desbetreffende gebouw is aangewezen als monument, maar inmiddels ernstig is verwaarloosd. Onteigening zou het enige nog beschikbare wettelijke instrument zijn om het behoud van het gebouw te garanderen. Het Gerecht overwoog dat op de procedure de Onteigeningsverordening van het Land van toepassing is. In die procedure start de onteigening met een wet in formele zin: de verklaring van algemeen nut. De civiele rechter kan het Land niet opdragen een wet in formele zin tot stand te brengen, zo volgt uit het Waterpakt-arrest van de Hoge Raad. De vordering wordt daarom afgewezen.

Staat hoeft briefstemmen niet voor iedereen mogelijk te maken

De rechtbank Den Haag heeft in kort geding bepaald dat de Staat briefstemmen niet voor iedereen mogelijk hoeft te maken. Partij voor de Dieren (PvdD) had gevorderd dat de Staat ofwel briefstemmen voor alle kiesgerechtigden mogelijk zou maken, ofwel dat alle risicogroepen de mogelijkheid zouden krijgen tot briefstemmen. De mogelijkheid tot briefstemmen is in de Tijdelijk wet verkiezingen covid-19 opgenomen voor alle kiesgerechtigden van 70 jaar en ouder. PvdD betoogde dat dit discriminatoir is, omdat de mogelijkheid tot briefstemmen tot een te kleine groep stemgerechtigden beperkt zou zijn. De rechtbank overweegt ten eerste dat zij geen gebod tot wetgeving kan geven, zodat een deel van de vorderingen hoe dan ook niet voor toewijzing in aanmerking komt. Wat overblijft is de vordering om de Staat te verbieden de Tijdelijke wet in deze vorm in stand te houden. Omdat het een wet in formele zin is, kan de vordering enkel worden toegewezen wanneer de wet onmiskenbaar onverbindend is. De rechtbank komt tot het oordeel dat daarvan geen sprake is. De wetgever heeft alle belangen en argumenten afgewogen en is gekomen tot een maatregel die uitoefening van het kiesrecht in algemene zin bevordert. De keuze om de mogelijkheid enkel vanaf 70 jaar te bieden is niet discriminatoir, gezien de bijzondere kwetsbaarheid van deze groep en gezien de fundamentele bezwaren tegen briefstemmen die maken dat het aantal stemmen per brief zo klein mogelijk moet worden gehouden. De vorderingen worden afgewezen.

De bijdragen aan dit blog zijn verzorgd door Floris van de Pol en Ron de Martines. Heeft u vragen naar aanleiding van dit blog en/of wilt u zich abonneren op dit blog? Meldt u zich dan per e-mail aan.

Gerelateerde expertises