Actualiteiten overheidsprivaatrecht – januari 2021

9 februari 2021 | Blog

Het overheidsprivaatrecht is voortdurend in beweging. Wij zetten daarom maandelijks de belangrijkste jurisprudentie op een rij. Ditmaal onder meer uitspraken over een verboden parkeerapp en over immateriële schadevergoeding voor een datalek bij een overheid.

Het overheidsprivaatrecht is voortdurend in beweging. Wij zetten daarom maandelijks de belangrijkste jurisprudentie op een rij. Ditmaal onder meer uitspraken over een verboden parkeerapp en over immateriële schadevergoeding voor een datalek bij een overheid.

Immateriële schadevergoeding van € 500,- voor datalek persoonsgegevens

De rechtbank Noord-Nederland heeft eiser een immateriële schadevergoeding van € 500,- toegekend vanwege een datalek. Eiser had een omgevingsvergunning aangevraagd om een schietbaan weer in gebruik te nemen. Met toestemming was zijn naam en adresgegevens in de gepubliceerde aanvraag opgenomen. Daarnaast zijn het BSN en het telefoonnummer op de gemeentelijke website vermeld. Na melding van het datalek zijn deze gegevens direct verwijderd van de website. Eiser heeft recht op een schadevergoeding, omdat er sprake is van een inbreuk op de privacy als bedoeld in de AVG. De materiële schade van € 11.307,00 kent de rechtbank niet toe. Deze kosten zouden niet redelijk zijn ter voorkoming/beperking van schade ten gevolge van het datalek. Eiser is wel (anderszins) in zijn persoon aangetast. Het gaat om naar hun aard gevoelige gegevens (BSN). De nadelige gevolgen van een datalek (identiteitsfraude) liggen voor de hand. Overeenkomstig de bestuursrechter heeft de rechtbank een immateriële schadevergoeding van € 500,- toegekend.

App Parkeerwekker verboden in Amsterdam

De aanbieder van de app ‘Parkeerwekker’ mag deze niet meer aanbieden en (laten) gebruiken in Amsterdam, heeft de voorzieningenrechter bepaald. De app stuurt aan gebruikers die geparkeerd zijn in een betaald-parkeren zone een bericht wanneer een scanauto hun auto passeert. Zij kunnen dan alsnog parkeergeld betalen om een boete te voorkomen. De gemeente Amsterdam voerde in kort geding aan dat de aanbieder van de app daarmee onrechtmatig handelde jegens de gemeente, en de rechter gaat daarin mee. Met de app wordt aangezet tot onrechtmatige gedragingen, namelijk het niet betalen (ontduiken) van de (volledige) verschuldigde parkeerbelasting. Het moest voor de aanbieder duidelijk zijn dat de app op deze manier zou worden gebruikt. Dit is in strijd met wat in het maatschappelijk verkeer betaamt, en levert een onrechtmatige daad op jegens de gemeente. Het is aannemelijk dat de gemeente hierdoor schade lijdt, omdat de gemeente inkomsten misloopt uit parkeerbelasting. De vorderingen van de gemeente worden daarom toegewezen.

Gemeente mocht bewoning parkeerterrein beëindigen

De rechtbank Gelderland heeft een persoon die met een SRV-wagen en tent op een parkeerplaats in eigendom van de gemeente woonde veroordeeld om die binnen drie dagen te ontruimen en ter beschikking te stellen aan de gemeente. De rechtbank overweegt dat de gemeente, als eigenaar, het perceel met uitsluiting van eenieder mag gebruiken. De bewoner gebruikte het perceel zonder toestemming, en maakte daarmee inbreuk op het eigendomsrecht van de gemeente. Er is geen sprake van een zodanige onevenredigheid tussen het belang van de gemeente en het belang van gedaagde, dat de gemeente niet in redelijkheid tot uitoefening van zijn bevoegdheid kan komen (art. 3:13 BW). Een beroep op het huisrecht ex art. 8 EVRM kan de bewoner ook niet baten. Dit recht kan bij of krachtens wet worden beperkt, en daar is in dit geval sprake van: de gemeente is eigenaar van het perceel en bewoning is in strijd met het bestemmingsplan. De bewoner kan daarom geen recht tot gebruik voor het perceel in het leven roepen met een beroep op het huisrecht.

Onvoldoende personeel kan leiden tot ontbinding van een (raam)overeenkomst

Het Gerechtshof Den Haag heeft bepaald dat verschillende gemeenten raamovereenkomsten voor taxivervoer van leerlingen mochten ontbinden, omdat het voor de ondernemer onmogelijk bleek de raamovereenkomsten uit te voeren met eigen chauffeurs zoals wel (na een aanbestedingsprocedure) was overeengekomen. De ondernemer heeft bij de inschrijving voor de aanbestedingsprocedure aangeboden om de overheidsopdrachten uit te voeren met chauffeurs die zij zelf in dienst heeft en zij heeft laten weten dat zij het risico wat betreft voldoende personeel beheerst. Na gunning van de overheidsopdrachten bleek dat de ondernemer onvoldoende personeel kon werven om de raamovereenkomsten met eigen personeel uit te voeren. De ondernemer heeft vervolgens de gemeenten om toestemming verzocht om de raamovereenkomsten met onderaannemers uit te voeren. De gemeenten hebben deze toestemming geweigerd, omdat het gebruik van onderaannemers had kunnen resulteren in een andere beoordeling bij de aanbestedingsprocedure en tot een andere winnaar. Daarnaast was het verzoek van de ondernemer om (niet bij naam genoemde) onderaannemers te gebruiken onvoldoende duidelijk. Het Gerechtshof Den Haag oordeelt dat de gemeenten op grond hiervan in redelijkheid het verzoek om toestemming mochten weigeren en de raamovereenkomsten mochten ontbinden. 

Staatssteun bij grondtransacties: wie heeft er wat te bewijzen?

Bij arrest van 9 oktober 2020 bevestigde de Hoge Raad dat wanneer bij een grondtransactie sprake is van staatssteun, algehele nietigheid van de koopovereenkomst een passend remedium is om de staatssteun ongedaan te maken.

In een recent vonnis boog de rechtbank Den Haag zich over de vraag of een (andere) gemeentelijke grondtransactie nietig was omdat deze staatssteun inhield. Nu de gemeente zich op de nietigheid beriep, lag de bewijslast ten aanzien van de daarvoor gestelde feiten of rechten volgens de rechtbank bij haar. Vanwege verschillende omstandigheden – zoals het ontbreken van een onafhankelijke taxatie en de hogere beleidsmatige grondprijs – nam de rechtbank vervolgens het vermoeden aan dat sprake was van staatssteun. Het was daarom aan de betrokken onderneming om het tegendeel te bewijzen. Vanwege de rol van de nationale rechter bij de handhaving van het staatssteunrecht kwam dit erop neer dat de onderneming bewijs moest leveren op grond waarvan als vaststaand kon worden aangenomen dat geen sprake was van staatssteun. De onderneming slaagde hierin. Op grond van een door haar ingebracht deskundigenrapport werd geconcludeerd dat vanwege de economische crisis ten tijde van de grondtransactie een particuliere verkoper er ook voor zou hebben gekozen de grond tegen een lagere prijs te verkopen. De koopovereenkomst bleef daarom in stand.

De bijdragen aan dit blog zijn verzorgd door Stefan ten Hertog, Sophie Groeneveld, Sammie Elbertsen en Ron de Martines. Heeft u vragen naar aanleiding van dit blog en/of wilt u zich abonneren op dit blog? Meldt u zich dan per e-mail aan.

Meld u aan voor onze nieuwsbrieven