Actualiteiten toezichtrecht: update oktober 2017

 31 oktober 2017 | Blog

Toezicht is een dynamisch rechtsgebied. We zetten daarom maandelijks  de belangrijkste actualiteiten uit de rechtspraak van de hoogste bestuursrechters uit die maand in een blog op een rij. 

1. Het niet naleven van overlegverplichtingen met het OM staat het opleggen van een bestuurlijke boete niet in de weg

In de Awb (artikel 5:44 lid 2 en 3 Awb) is geregeld dat als een gedraging waarvoor een bestuurlijke boete kan worden opgelegd tevens een strafbaar feit oplevert, die gedraging in beginsel door het bestuursorgaan aan de officier van justitie moet worden voorgelegd. Een bestuurlijke boete kan vervolgens slechts worden opgelegd indien de officier van justitie heeft meegedeeld van strafvervolging af te zien, of niet binnen 13 weken een reactie heeft gegeven.

Aan het CBb is een boetezaak voorgelegd waarin door de overtreder (van bepalingen uit de Meststoffenwet) onder meer werd gesteld dat artikel 5:44 van de Awb was geschonden omdat de aan hem verweten gedraging niet aan de officier van justitie was voorgelegd. Het CBb oordeelt in een recente uitspraak dat de betreffende overlegverplichting kennelijk niet beoogt de belangen van de overtreder te beschermen en dat daarom het zogenoemde relativiteitsvereiste eraan in de weg staat dat een boetebesluit wegens het (beweerdelijk) niet naleven van die overlegverplichting wordt vernietigd. Het CBb volgt op dit punt de in deze zaak uitgebrachte conclusie van de raadsheer advocaat-generaal L.A.D. Keus.

2. Toezichthouders mogen hun bevoegdheden doorlopend en spontaan uitoefenen

Het CBb heeft in een recente uitspraak geoordeeld dat de toezichthouders van de AFM om adequaat toezicht uit te kunnen oefenen hun bevoegdheden doorlopend  en spontaan kunnen uitoefenen. Voor het kunnen instellen van een onderzoek door de toezichthouder is dus in beginsel niet een daaraan voorafgaand en redengevend feit, signaal, grond of vermoeden vereist.

3. Functiescheiding en vooringenomenheid bij de voorbereiding van boetebesluiten

Met enige regelmaat worden in boetezaken discussies gevoerd over de vraag in hoeverre er een functiescheiding dient te bestaan tussen enerzijds  de personen die het toezicht hebben uitgevoerd en anderzijds  de personen die zijn betrokken bij de besluitvorming over de boete.

In twee recente uitspraken (lees deze hier en hier) heeft het CBb bepaald dat met betrekking tot de vereiste functiescheiding alleen de eisen gelden die daarover in de Awb zijn opgenomen. Concreet gaat het dan om het verbod om aan de toezichthouder die het proces-verbaal heeft opgemaakt mandaat te verlenen voor het nemen van het boetebesluit. Volgens het CBb is het (dus) wel toegestaan dat degene die het boetebesluit of de beslissing op bezwaar neemt of voorbereidt, contact(en) heeft met de toezichthouder die de (beweerde) overtreding heeft onderzocht/vastgesteld. Het verbod van vooringenomenheid brengt in die gevallen dan wel mee dat ertegen gewaakt moet worden dat de toezichthouders verantwoordelijk kunnen zijn voor, of richting kunnen geven aan het voorbereiden van het boetevoornemen of de daarop volgende besluiten.

Juridisch advies of meer informatie? 

Heeft u vragen naar aanleiding van dit blog? Neem dan contact op met Dennis van Tilborg. 

Toezicht is een dynamisch rechtsgebied. We zetten daarom maandelijks  de belangrijkste actualiteiten uit de rechtspraak van de hoogste bestuursrechters uit die maand in een blog op een rij. 

1. Het niet naleven van overlegverplichtingen met het OM staat het opleggen van een bestuurlijke boete niet in de weg

In de Awb (artikel 5:44 lid 2 en 3 Awb) is geregeld dat als een gedraging waarvoor een bestuurlijke boete kan worden opgelegd tevens een strafbaar feit oplevert, die gedraging in beginsel door het bestuursorgaan aan de officier van justitie moet worden voorgelegd. Een bestuurlijke boete kan vervolgens slechts worden opgelegd indien de officier van justitie heeft meegedeeld van strafvervolging af te zien, of niet binnen 13 weken een reactie heeft gegeven.

Aan het CBb is een boetezaak voorgelegd waarin door de overtreder (van bepalingen uit de Meststoffenwet) onder meer werd gesteld dat artikel 5:44 van de Awb was geschonden omdat de aan hem verweten gedraging niet aan de officier van justitie was voorgelegd. Het CBb oordeelt in een recente uitspraak dat de betreffende overlegverplichting kennelijk niet beoogt de belangen van de overtreder te beschermen en dat daarom het zogenoemde relativiteitsvereiste eraan in de weg staat dat een boetebesluit wegens het (beweerdelijk) niet naleven van die overlegverplichting wordt vernietigd. Het CBb volgt op dit punt de in deze zaak uitgebrachte conclusie van de raadsheer advocaat-generaal L.A.D. Keus.

2. Toezichthouders mogen hun bevoegdheden doorlopend en spontaan uitoefenen

Het CBb heeft in een recente uitspraak geoordeeld dat de toezichthouders van de AFM om adequaat toezicht uit te kunnen oefenen hun bevoegdheden doorlopend  en spontaan kunnen uitoefenen. Voor het kunnen instellen van een onderzoek door de toezichthouder is dus in beginsel niet een daaraan voorafgaand en redengevend feit, signaal, grond of vermoeden vereist.

3. Functiescheiding en vooringenomenheid bij de voorbereiding van boetebesluiten

Met enige regelmaat worden in boetezaken discussies gevoerd over de vraag in hoeverre er een functiescheiding dient te bestaan tussen enerzijds  de personen die het toezicht hebben uitgevoerd en anderzijds  de personen die zijn betrokken bij de besluitvorming over de boete.

In twee recente uitspraken (lees deze hier en hier) heeft het CBb bepaald dat met betrekking tot de vereiste functiescheiding alleen de eisen gelden die daarover in de Awb zijn opgenomen. Concreet gaat het dan om het verbod om aan de toezichthouder die het proces-verbaal heeft opgemaakt mandaat te verlenen voor het nemen van het boetebesluit. Volgens het CBb is het (dus) wel toegestaan dat degene die het boetebesluit of de beslissing op bezwaar neemt of voorbereidt, contact(en) heeft met de toezichthouder die de (beweerde) overtreding heeft onderzocht/vastgesteld. Het verbod van vooringenomenheid brengt in die gevallen dan wel mee dat ertegen gewaakt moet worden dat de toezichthouders verantwoordelijk kunnen zijn voor, of richting kunnen geven aan het voorbereiden van het boetevoornemen of de daarop volgende besluiten.

Juridisch advies of meer informatie? 

Heeft u vragen naar aanleiding van dit blog? Neem dan contact op met Dennis van Tilborg.