Het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) richt zich uitsluitend tot bestuursorganen en geeft (in 690 pagina's inclusief toelichting) regels over de uitoefening van taken en bevoegdheden op het gebied van milieu, water, ruimte, erfgoed, natuur en infrastructuur. Het Bkl bevat dus geen regels waaraan burgers en bedrijven rechtstreeks gebonden zijn. Maar ook voor hen kan het Bkl van groot belang zijn, bijvoorbeeld omdat daarin bepaald is wanneer een omgevingsvergunning verleend mag of moet worden.
Naast enkele regels over specifieke (beheer)taken (hoofdstuk 3) stelt het Bkl ter uitvoering van Europese regels omgevingswaarden vast (hoofdstuk 2). Voor het overige bevat het Bkl vooral instructieregels over het gebruik van de kerninstrumenten uit de Omgevingswet (hoofdstuk 4 t/m 9) en over monitoring (hoofdstuk 10).
Schematisch kan dat als volgt worden weergegeven (uit NvT Bkl):
1. Rijksomgevingswaarden en programma's
In het Bkl zijn alleen de omgevingswaarden voor luchtkwaliteit, (zwem)waterkwaliteit en waterveiligheid vastgesteld, waartoe artikel 2.15 Ow verplicht. Er is niet voor gekozen om op rijksniveau vrijwillig nog andere omgevingswaarden vast te stellen. Decentrale overheden kunnen afwijkende (strengere) of aanvullende omgevingswaarden vaststellen.
Ter uitvoering van artikel 2.26 Ow zijn in het Bkl instructieregels opgenomen over de verplichte programma's die voortvloeien uit Europese verplichtingen. Deze regels zijn beperkt tot wat de EU-richtlijnen eisen. Het gaat om programma's bij (dreigende) overschrijding van de omgevingswaarden voor luchtkwaliteit, om verschillende waterprogramma's, om de actieplannen geluid en om de beheerplannen voor Natura 2000-gebieden. Later zullen nog regels over de Programmatische aanpak stikstof (PAS) worden toegevoegd.
2. Formulering van instructieregels
Vanuit een oogpunt van harmonisatie is ervoor gekozen om in het Bkl drie basistypen te hanteren voor de manier waarop een instructieregel doorwerkt bij de uitoefening van bevoegdheden door bestuursorganen. Instructieregels bevatten de volgende formuleringen die we al kennen uit het milieurecht:
a. Betrekken bij: aandacht schenken aan (verwachtingen over) feiten;
b. Rekening houden met: afwijken is gemotiveerd toegestaan;
c. In acht nemen (of andere dwingende formulering): bestuursorgaan moet zich aan de achterliggende norm houden.
Om te bepalen hoe groot de afwegingsruimte van het bestuursorgaan is, is naast de manier waarop de bevoegdheid mag of moet worden uitgeoefend ook de aard van de norm van belang. Een instructieregel die is gekoppeld aan een open norm (rekening houden met het behoud van cultureel erfgoed), geeft een ander soort afwegingsruimte dan eenzelfde type regel die is gekoppeld aan een duidelijk, concreet criterium (rekening houden met een plaatsgebonden risico van een op de miljoen per jaar).
Bij beoordelingsregels voor omgevingsvergunningen heeft nog een andere harmonisatie plaatsgevonden. Om te onderstrepen dat de initiatiefnemer centraal staat, zijn deze regels waar mogelijk positief geformuleerd. Het gaat dus om verlenings- in plaats van weigeringsgronden. Deze verleningsgronden kunnen imperatief of facultatief geformuleerd zijn.
3. Instructieregels voor omgevingsplannen en projectbesluiten
Omdat een projectbesluit een wijziging van het omgevingsplan inhoudt (zie art. 5.52 Ow), zijn in hoofdstuk 9 Bkl onderdelen van hoofdstuk 5 over instructieregels voor omgevingsplannen van overeenkomstige toepassing verklaard op projectbesluiten.
De regels voor bestemmingsplannen die nu in het Bro, Barro, Bevi, etc. zijn opgenomen zijn, voor zover deze terugkomen als instructieregels voor (het evenwichtig toedelen van functies aan locaties in) omgevingsplannen, geharmoniseerd en per inhoudelijk onderwerp bij elkaar gebracht in afdeling 5.1 Bkl. Bovendien zijn deze instructieregels als inhoudelijke beslisregels geformuleerd in plaats van als overlegverplichtingen of motiveringsvereisten.
De instructieregels over externe veiligheid en over geluid en trillingen zijn ook inhoudelijk gewijzigd. Op deze wijzigingen zullen wij de in de serie 'AKD verdiept' nader ingaan.
4. Verdeling van (milieu)gebruiksruimte
In het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) zijn locatieonafhankelijke, algemene rijksregels opgenomen voor milieubelastende en lozingsactiviteiten. Dit zijn emissiegerichte regels die vooral zien op preventieve maatregelen en toepassing van best beschikbare technieken. Deze brongerichte regels zijn minder geschikt voor het reguleren van gebruiksruimte in een bepaald gebied, mede omdat er geen rekening wordt gehouden met cumulatie.
Een meer planmatige verdeling van (schaarse) milieugebruiksruimte, waarbij ook rekening kan worden gehouden met gemeentelijke ambities en reservering van gebruiksruimte voor toekomstige gebruikers, kan plaatsvinden in het omgevingsplan bij de toedeling van functies aan locaties. In het Bkl zijn daartoe immissiegerichte instructieregels opgenomen, voor zover dat vanuit nationaal oogpunt nodig wordt geacht. In afwijking of aanvulling op deze landelijke normen kunnen gemeenten gebiedsgericht maatwerk leveren en afwijken van de standaardwaarden uit het Bkl, waarbij ook cumulatie in de afweging kan worden betrokken. Op deze manier ontstaat ook een betere bescherming voor bestaande bedrijven tegen oprukkende woonbebouwing. Een en ander wordt in de Nota van Toelichting geïllustreerd met de metafoor van het mengpaneel (zie ons eerdere blog 'Vijf kansen en valkuilen van de Omgevingswet').
5. Beoordelingsregels voor omgevingsvergunningen
Een bijzondere vorm van instructieregels zijn de beoordelingsregels voor omgevingsvergunningen uit hoofdstuk 8 Bkl. Voor de in artikel 5.1 Ow genoemde vergunningplichtige activiteiten zijn (of worden later) in afzonderlijke afdelingen de inhoudelijke regels opgenomen, waaraan het bevoegd gezag een vergunningaanvraag moet toetsen. Daarbij zijn, voor zover dat vanuit nationaal oogpunt vereist is, tevens regels gesteld over het opnemen van voorschriften in een omgevingsvergunning. In een aparte afdeling zijn tenslotte regels gesteld over het actualiseren, wijzigen en intrekken van omgevingsvergunningen.
Juridisch advies, bijstand van een advocaat of meer informatie?
Uiteraard kunt u van ons verwachten dat wij de ontwikkelingen op de voet volgen en bij nieuwe ontwikkelingen ook korte samenvattingen zullen maken van de materie. Deze blogs kunt u verzameld terug vinden op onze Omgevingswet Themasite.
Heeft u vragen over de Bkl of de Omgevingswet? Of wilt u dat wij ons licht laten schijnen op een onderwerp dat hier niet is genoemd? Neem dan contact op met Jos van der Velden.
Het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) richt zich uitsluitend tot bestuursorganen en geeft (in 690 pagina's inclusief toelichting) regels over de uitoefening van taken en bevoegdheden op het gebied van milieu, water, ruimte, erfgoed, natuur en infrastructuur. Het Bkl bevat dus geen regels waaraan burgers en bedrijven rechtstreeks gebonden zijn. Maar ook voor hen kan het Bkl van groot belang zijn, bijvoorbeeld omdat daarin bepaald is wanneer een omgevingsvergunning verleend mag of moet worden.
Naast enkele regels over specifieke (beheer)taken (hoofdstuk 3) stelt het Bkl ter uitvoering van Europese regels omgevingswaarden vast (hoofdstuk 2). Voor het overige bevat het Bkl vooral instructieregels over het gebruik van de kerninstrumenten uit de Omgevingswet (hoofdstuk 4 t/m 9) en over monitoring (hoofdstuk 10).
Schematisch kan dat als volgt worden weergegeven (uit NvT Bkl):
1. Rijksomgevingswaarden en programma's
In het Bkl zijn alleen de omgevingswaarden voor luchtkwaliteit, (zwem)waterkwaliteit en waterveiligheid vastgesteld, waartoe artikel 2.15 Ow verplicht. Er is niet voor gekozen om op rijksniveau vrijwillig nog andere omgevingswaarden vast te stellen. Decentrale overheden kunnen afwijkende (strengere) of aanvullende omgevingswaarden vaststellen.
Ter uitvoering van artikel 2.26 Ow zijn in het Bkl instructieregels opgenomen over de verplichte programma's die voortvloeien uit Europese verplichtingen. Deze regels zijn beperkt tot wat de EU-richtlijnen eisen. Het gaat om programma's bij (dreigende) overschrijding van de omgevingswaarden voor luchtkwaliteit, om verschillende waterprogramma's, om de actieplannen geluid en om de beheerplannen voor Natura 2000-gebieden. Later zullen nog regels over de Programmatische aanpak stikstof (PAS) worden toegevoegd.
2. Formulering van instructieregels
Vanuit een oogpunt van harmonisatie is ervoor gekozen om in het Bkl drie basistypen te hanteren voor de manier waarop een instructieregel doorwerkt bij de uitoefening van bevoegdheden door bestuursorganen. Instructieregels bevatten de volgende formuleringen die we al kennen uit het milieurecht:
a. Betrekken bij: aandacht schenken aan (verwachtingen over) feiten;
b. Rekening houden met: afwijken is gemotiveerd toegestaan;
c. In acht nemen (of andere dwingende formulering): bestuursorgaan moet zich aan de achterliggende norm houden.
Om te bepalen hoe groot de afwegingsruimte van het bestuursorgaan is, is naast de manier waarop de bevoegdheid mag of moet worden uitgeoefend ook de aard van de norm van belang. Een instructieregel die is gekoppeld aan een open norm (rekening houden met het behoud van cultureel erfgoed), geeft een ander soort afwegingsruimte dan eenzelfde type regel die is gekoppeld aan een duidelijk, concreet criterium (rekening houden met een plaatsgebonden risico van een op de miljoen per jaar).
Bij beoordelingsregels voor omgevingsvergunningen heeft nog een andere harmonisatie plaatsgevonden. Om te onderstrepen dat de initiatiefnemer centraal staat, zijn deze regels waar mogelijk positief geformuleerd. Het gaat dus om verlenings- in plaats van weigeringsgronden. Deze verleningsgronden kunnen imperatief of facultatief geformuleerd zijn.
3. Instructieregels voor omgevingsplannen en projectbesluiten
Omdat een projectbesluit een wijziging van het omgevingsplan inhoudt (zie art. 5.52 Ow), zijn in hoofdstuk 9 Bkl onderdelen van hoofdstuk 5 over instructieregels voor omgevingsplannen van overeenkomstige toepassing verklaard op projectbesluiten.
De regels voor bestemmingsplannen die nu in het Bro, Barro, Bevi, etc. zijn opgenomen zijn, voor zover deze terugkomen als instructieregels voor (het evenwichtig toedelen van functies aan locaties in) omgevingsplannen, geharmoniseerd en per inhoudelijk onderwerp bij elkaar gebracht in afdeling 5.1 Bkl. Bovendien zijn deze instructieregels als inhoudelijke beslisregels geformuleerd in plaats van als overlegverplichtingen of motiveringsvereisten.
De instructieregels over externe veiligheid en over geluid en trillingen zijn ook inhoudelijk gewijzigd. Op deze wijzigingen zullen wij de in de serie 'AKD verdiept' nader ingaan.
4. Verdeling van (milieu)gebruiksruimte
In het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) zijn locatieonafhankelijke, algemene rijksregels opgenomen voor milieubelastende en lozingsactiviteiten. Dit zijn emissiegerichte regels die vooral zien op preventieve maatregelen en toepassing van best beschikbare technieken. Deze brongerichte regels zijn minder geschikt voor het reguleren van gebruiksruimte in een bepaald gebied, mede omdat er geen rekening wordt gehouden met cumulatie.
Een meer planmatige verdeling van (schaarse) milieugebruiksruimte, waarbij ook rekening kan worden gehouden met gemeentelijke ambities en reservering van gebruiksruimte voor toekomstige gebruikers, kan plaatsvinden in het omgevingsplan bij de toedeling van functies aan locaties. In het Bkl zijn daartoe immissiegerichte instructieregels opgenomen, voor zover dat vanuit nationaal oogpunt nodig wordt geacht. In afwijking of aanvulling op deze landelijke normen kunnen gemeenten gebiedsgericht maatwerk leveren en afwijken van de standaardwaarden uit het Bkl, waarbij ook cumulatie in de afweging kan worden betrokken. Op deze manier ontstaat ook een betere bescherming voor bestaande bedrijven tegen oprukkende woonbebouwing. Een en ander wordt in de Nota van Toelichting geïllustreerd met de metafoor van het mengpaneel (zie ons eerdere blog 'Vijf kansen en valkuilen van de Omgevingswet').
5. Beoordelingsregels voor omgevingsvergunningen
Een bijzondere vorm van instructieregels zijn de beoordelingsregels voor omgevingsvergunningen uit hoofdstuk 8 Bkl. Voor de in artikel 5.1 Ow genoemde vergunningplichtige activiteiten zijn (of worden later) in afzonderlijke afdelingen de inhoudelijke regels opgenomen, waaraan het bevoegd gezag een vergunningaanvraag moet toetsen. Daarbij zijn, voor zover dat vanuit nationaal oogpunt vereist is, tevens regels gesteld over het opnemen van voorschriften in een omgevingsvergunning. In een aparte afdeling zijn tenslotte regels gesteld over het actualiseren, wijzigen en intrekken van omgevingsvergunningen.
Juridisch advies, bijstand van een advocaat of meer informatie?
Uiteraard kunt u van ons verwachten dat wij de ontwikkelingen op de voet volgen en bij nieuwe ontwikkelingen ook korte samenvattingen zullen maken van de materie. Deze blogs kunt u verzameld terug vinden op onze Omgevingswet Themasite.
Heeft u vragen over de Bkl of de Omgevingswet? Of wilt u dat wij ons licht laten schijnen op een onderwerp dat hier niet is genoemd? Neem dan contact op met Jos van der Velden.