Als concurrent slechts een concurrentiebelang? Probeer ook ruimtelijke belangen aan te voeren

24 september 2020 | Blog

Als winkelexploitant en appellerende vastgoedeigenaar kan je weliswaar (concurrent)belanghebbende bij een omgevingsvergunning voor de uitbreiding van een andere winkel zijn, maar dit betekent niet dat je ook ruimtelijke gevolgen ervaart van de uitbreiding van die winkel. Zijn er geen ruimtelijke gevolgen te verwachten bij de eigen winkel? Dan stuit een beroep op de ruimtelijke gevolgen van de nieuwe ontwikkeling vaak af op het relativiteitsvereiste, zo concludeert de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in een uitspraak van 19 februari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:493).

Achtergrond

Bij een herontwikkeling in Haarlem worden onder meer 600 appartementen gerealiseerd. Ook zal de aanwezige supermarkt (hierna: “supermarkt A”) gaan uitbreiden. Een concurrent exploiteert een supermarkt

(hierna: “supermarkt B”) in hetzelfde verzorgingsgebied als supermarkt A. Supermarkt B is gelegen op een afstand van ongeveer 900 meter van het gebouw waar supermarkt A in gevestigd is. Supermarkt B voert onder meer aan dat de het vergunde gebouw te hoog is omdat bij het verlenen van de omgevingsvergunning is uitgegaan van een onjuist peil en dat daarom de omgevingsvergunning ten onrechte is verleend.

Relativiteitsvereiste kan beroepsmogelijkheden concurrent sterk beperken; geen ruimtelijke gevolgen? Dan ook geen beroep op die regels

De Afdeling heeft deze beroepsgrond, dat het gebouw te hoog is, niet inhoudelijk beoordeeld. De Afdeling concludeert namelijk dat de concurrent, supermarkt B, weliswaar een concurrentiebelang heeft, maar geen ruimtelijk belang. Toch beroept de concurrent zich op een ruimtelijk belang, namelijk dat het gebouw te hoog is. De Afdeling is zodoende van oordeel dat de concurrent zich beroept op een regel die niet strekt tot bescherming van de belangen van die concurrent. De regels in het bestemmingsplan over de hoogte van het gebouw zijn namelijk opgenomen tot bescherming van een goede woon- en leefomgeving voor omwonenden en niet tot bescherming van de concurrentiebelangen van een concurrerende winkel. Het zogenaamde relativiteitsvereiste staat zodoende aan het beroep van de concurrent in de weg.

Wat kunnen we uit deze uitspraak leren?

Uit deze uitspraak blijkt dat de basis voor belanghebbendheid van een concurrentie en/of een ruimtelijk belang, relevant is voor het succes waarmee bepaalde beroepsgronden kunnen worden aangevoerd. Uit het relativiteitsvereiste volgt dat de bestuursrechter een besluit niet vernietigt op grond dat het in strijd is met een rechtsregel, indien deze regel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept. Een concurrent – die te ver is gelegen om ruimtelijke gevolgen te ervaren – kan zich dus niet op regels beroepen die zijn opgenomen om bijvoorbeeld de woon- en leefsituatie te beschermen.

Wil je als concurrent je kansen op succes vergroten, dan is het van belang te onderbouwen dat er ook sprake is van een ruimtelijk belang. Het kan daarom verstandig zijn – mocht uw winkel op een wat grotere afstand van de concurrent liggen – om gezamenlijk beroep in te stellen met bijvoorbeeld omwonenden. Pas dan kan het relativiteitsvereiste niet al op voorhand worden tegengeworpen.

 

Meld u aan voor onze nieuwsbrieven