Beschikbaarheidsbijdrage Spoedeisende zorg en acute verloskunde getoetst?

 30 juni 2020 | Blog

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (“College”) heeft op 26 mei 2020 uitspraak gedaan over de beschikbaarheidsbijdrage voor spoedeisende zorg (“SEH”) en acute verloskunde (“AV”). De uitspraak is hier te raadplegen. Het ziekenhuis trekt aan het kortste eind: het College oordeelt dat een hogere beschikbaarheidsbijdrage niet is aangewezen. Het College is de hoogste bestuursrechter en daarmee is de uitspraak definitief. Wij plaatsen een tweetal opmerkingen bij deze uitspraak.

Beschikbaarheidsbijdrage SEH en AV

Gevoelige ziekenhuizen komen in aanmerking voor aanvullende bekostiging voor de afdelingen SEH en of AV indien de inkomsten uit de tarieven ontoereikend zijn om de afdelingen kostendekkend te kunnen exploiteren. Daartegenover staat dat deze ziekenhuizen verplicht zijn om de afdelingen SEH en AV open te houden. De aanvullende bekostiging vindt plaats in de vorm van een subsidie, de zogenaamde beschikbaarheidsbijdrage. Het Besluit Beschikbaarheidsbijdrage WMG (“Besluit”) kent een afwegingskader voor de vraag of voor bepaalde zorg een beschikbaarheidsbijdrage moet worden toegekend. De minister wijst deze vormen van zorg aan. De NZa voert de regeling van de beschikbaarheidsbijdrage op grond van artikel 56a van de Wet marktordening gezondheidszorg vervolgens uit. Daartoe ontvangt de NZa een aanwijzing van de minister.

Hoogte beschikbaarheidsbijdrage ontoereikend

De NZa heeft de locatie te Den Helder van de Noordwest Ziekenhuisgroep aangemerkt als gevoelig ziekenhuis. De Noordwest Ziekenhuisgroep ontvangt van de NZa een beschikbaarheidsbijdragen die naar haar mening te laag is. Daarom vraagt zij in het bezwaar om hogere subsidiebedragen om de afdelingen SEH en AV in Den Helder kostendekkend te kunnen exploiteren. De ziekenhuislocatie is structureel verlieslatend en vergt zodanige investeringen dat bedrijfseconomisch sluiting het meest aangewezen is. Sluiting is echter niet toegestaan vanwege de gevoelige SEH- en AV-functie. De NZa verklaart het bezwaar ongegrond.

De Noordwest Ziekenhuisgroep gaat hiertegen in beroep en stelt in beroep onder meer dat de NZa de kosten van achterwacht van de poortspecialisten ten onrechte niet heeft meegenomen bij het bepalen van de hoogte van de beschikbaarheidsbijdrage. Daarnaast voert zij aan dat de NZa de kosten van de achterwacht en tevens de functies SEH en AV wat de hoogte van de vergoeding betreft in de beleidsregels ‘beschikbaarheidsbijdrage op aanvraag’ ten onrechte gereduceerd had tot een genormeerde inzet van personeel, materieel en kapitaallasten. Voor een kostendekkende vergoeding voor de afdelingen SEH en AV in Den Helder is nodig dat niet de genormeerde maar de volledige kosten worden vergoed

Exceptieve toetsing

De Noordwest Ziekenhuisgroep verzoekt het College om bij wege van exceptieve toetsing aan die beleidsregels verbindende kracht te ontzeggen. Bij exceptieve toetsing toetst de bestuursrechter de onderliggende beleids­regel via het subsidiebesluit aan een hoger wettelijk voorschrift en aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Indien het subsidiebesluit berust op een wettelijk voorschrift dat niet rechtsgeldig is, kan de rechter het voorschrift onverbindend verklaren.

Het College ziet echter geen reden om de beleidsregel aan een exceptieve toetsing te onderwerpen, omdat ‘de reductie van de beschikbaarheidsbijdrage’ niet gelegen is in de beleidsregel, maar in het Besluit. Volgens het College staat ‘de kwestie van de financiering van een zodanige ziekenhuislocatie die niet gesloten mag worden, in een te ver verwijderd verband met het doel en de reikwijdte van de beschikbaarheidsbijdrage zoals neergelegd in artikel 56a van de Wet marktordening gezondheidszorg’. Het College oordeelt verder dat de kosten van poortspecialisten waarvan de aanwezigheid noodzakelijk is op de locatie Den Helder om de afdelingen SEH en AV goed te kunnen functioneren, uit de tarieven dient plaats te vinden.

Opmerkingen

Bij dit oordeel plaatsen wij twee opmerkingen.

In de eerste plaats bepaalt het Besluit dat een beschikbaarheidsbijdrage kostendekkend moet worden vastgesteld. De NZa bepaalt in de beleidsregel de precieze wijze waarop de kosten van inzet van personeel, materieel en kapitaallasten genormeerd worden. Op grond van de aanwijzing is het de NZa toegestaan om kosten te normeren. Dit doet echter niet af aan het uitgangspunt dat de beschikbaarheidsbijdrage kostendekkend moet zijn. Het is onduidelijk waarom het College nalaat om door middel van een exceptieve toetsing te beoordelen of de NZa op de gehanteerde wijze terecht gekozen heeft de kosten van inzet van personeel, materieel en kapitaallasten te normeren, zonder daarmee af te doen aan de vereiste kostendekkendheid van de beschikbaarheidsbijdrage.

In de tweede plaats constateren wij dat de Noordwest Ziekenhuisgroep tussen de systematiek van prestatiebekostiging en de bekostiging via de beschikbaarheidsbijdrage dreigt te verdrinken. Het College gaat er aan voorbij dat de systematiek van prestatiebekostiging verhoging van de tarieven enkel voor een gevoelig ziekenhuis niet faciliteert. De gereguleerde marktwerking gaat immers uit van een gelijk speelveld voor alle zorgaanbieders. De beschikbaarheidbijdrage is juist bedoeld om cruciale zorgfuncties in de lucht te houden.

Echter deze subsidie is gelimiteerd tot de in het Besluit omschreven vormen van zorg. De beschikbaarheidsbijdrage bekostigt alleen de in het Besluit omschreven onderdelen van een zorgfunctie. De Noordwest Ziekenhuisgroep stelt ter discussie of het Besluit de zorgfunctie volledig omschrijft. Omdat het Besluit zelf niet vatbaar is voor bezwaar en beroep, is exceptieve toetsing van het Besluit de enige mogelijkheid om hierover een juridisch oordeel te krijgen. Gelet op het hiervoor omschreven doel en de strekking van het instrument beschikbaarheidsbijdrage, lijkt ons niet terecht dat het College hier geen aanleiding voor ziet.

De Noordwest Ziekenhuisgroep koopt hier echter niets voor. Zij is na het verliezen van deze zaak in de positie komen te verkeren dat zij verplicht is om de SEH en AV-afdelingen open te houden, zonder dat dit financieel verantwoord is. Het is de vraag of het terecht is dat zo’n ziekenhuis niet als zodanig een beschikbaarheidsbijdrage kan ontvangen. Misschien had de Noordwest Ziekenhuisgroep een beschikbaarheidsbijdrage voor deze hele locatie aan de NZa moeten vragen. Die aanvraag was dan afgewezen, en met dat besluit hadden ze dan verder kunnen procederen.

Nu is de Noordwest Ziekenhuisgroep voor financiële steun overgeleverd aan de zorgverzekeraars omdat die vanwege hun zorgplicht de locatie Den Helder in de lucht moeten houden. Deze uitspraak is dus vooral slecht nieuws voor VGZ en Zilveren Kruis als zijnde zorgverzekeraars met grootste marktaandeel in deze regio.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (“College”) heeft op 26 mei 2020 uitspraak gedaan over de beschikbaarheidsbijdrage voor spoedeisende zorg (“SEH”) en acute verloskunde (“AV”). De uitspraak is hier te raadplegen. Het ziekenhuis trekt aan het kortste eind: het College oordeelt dat een hogere beschikbaarheidsbijdrage niet is aangewezen. Het College is de hoogste bestuursrechter en daarmee is de uitspraak definitief. Wij plaatsen een tweetal opmerkingen bij deze uitspraak.

Beschikbaarheidsbijdrage SEH en AV

Gevoelige ziekenhuizen komen in aanmerking voor aanvullende bekostiging voor de afdelingen SEH en of AV indien de inkomsten uit de tarieven ontoereikend zijn om de afdelingen kostendekkend te kunnen exploiteren. Daartegenover staat dat deze ziekenhuizen verplicht zijn om de afdelingen SEH en AV open te houden. De aanvullende bekostiging vindt plaats in de vorm van een subsidie, de zogenaamde beschikbaarheidsbijdrage. Het Besluit Beschikbaarheidsbijdrage WMG (“Besluit”) kent een afwegingskader voor de vraag of voor bepaalde zorg een beschikbaarheidsbijdrage moet worden toegekend. De minister wijst deze vormen van zorg aan. De NZa voert de regeling van de beschikbaarheidsbijdrage op grond van artikel 56a van de Wet marktordening gezondheidszorg vervolgens uit. Daartoe ontvangt de NZa een aanwijzing van de minister.

Hoogte beschikbaarheidsbijdrage ontoereikend

De NZa heeft de locatie te Den Helder van de Noordwest Ziekenhuisgroep aangemerkt als gevoelig ziekenhuis. De Noordwest Ziekenhuisgroep ontvangt van de NZa een beschikbaarheidsbijdragen die naar haar mening te laag is. Daarom vraagt zij in het bezwaar om hogere subsidiebedragen om de afdelingen SEH en AV in Den Helder kostendekkend te kunnen exploiteren. De ziekenhuislocatie is structureel verlieslatend en vergt zodanige investeringen dat bedrijfseconomisch sluiting het meest aangewezen is. Sluiting is echter niet toegestaan vanwege de gevoelige SEH- en AV-functie. De NZa verklaart het bezwaar ongegrond.

De Noordwest Ziekenhuisgroep gaat hiertegen in beroep en stelt in beroep onder meer dat de NZa de kosten van achterwacht van de poortspecialisten ten onrechte niet heeft meegenomen bij het bepalen van de hoogte van de beschikbaarheidsbijdrage. Daarnaast voert zij aan dat de NZa de kosten van de achterwacht en tevens de functies SEH en AV wat de hoogte van de vergoeding betreft in de beleidsregels ‘beschikbaarheidsbijdrage op aanvraag’ ten onrechte gereduceerd had tot een genormeerde inzet van personeel, materieel en kapitaallasten. Voor een kostendekkende vergoeding voor de afdelingen SEH en AV in Den Helder is nodig dat niet de genormeerde maar de volledige kosten worden vergoed

Exceptieve toetsing

De Noordwest Ziekenhuisgroep verzoekt het College om bij wege van exceptieve toetsing aan die beleidsregels verbindende kracht te ontzeggen. Bij exceptieve toetsing toetst de bestuursrechter de onderliggende beleids­regel via het subsidiebesluit aan een hoger wettelijk voorschrift en aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Indien het subsidiebesluit berust op een wettelijk voorschrift dat niet rechtsgeldig is, kan de rechter het voorschrift onverbindend verklaren.

Het College ziet echter geen reden om de beleidsregel aan een exceptieve toetsing te onderwerpen, omdat ‘de reductie van de beschikbaarheidsbijdrage’ niet gelegen is in de beleidsregel, maar in het Besluit. Volgens het College staat ‘de kwestie van de financiering van een zodanige ziekenhuislocatie die niet gesloten mag worden, in een te ver verwijderd verband met het doel en de reikwijdte van de beschikbaarheidsbijdrage zoals neergelegd in artikel 56a van de Wet marktordening gezondheidszorg’. Het College oordeelt verder dat de kosten van poortspecialisten waarvan de aanwezigheid noodzakelijk is op de locatie Den Helder om de afdelingen SEH en AV goed te kunnen functioneren, uit de tarieven dient plaats te vinden.

Opmerkingen

Bij dit oordeel plaatsen wij twee opmerkingen.

In de eerste plaats bepaalt het Besluit dat een beschikbaarheidsbijdrage kostendekkend moet worden vastgesteld. De NZa bepaalt in de beleidsregel de precieze wijze waarop de kosten van inzet van personeel, materieel en kapitaallasten genormeerd worden. Op grond van de aanwijzing is het de NZa toegestaan om kosten te normeren. Dit doet echter niet af aan het uitgangspunt dat de beschikbaarheidsbijdrage kostendekkend moet zijn. Het is onduidelijk waarom het College nalaat om door middel van een exceptieve toetsing te beoordelen of de NZa op de gehanteerde wijze terecht gekozen heeft de kosten van inzet van personeel, materieel en kapitaallasten te normeren, zonder daarmee af te doen aan de vereiste kostendekkendheid van de beschikbaarheidsbijdrage.

In de tweede plaats constateren wij dat de Noordwest Ziekenhuisgroep tussen de systematiek van prestatiebekostiging en de bekostiging via de beschikbaarheidsbijdrage dreigt te verdrinken. Het College gaat er aan voorbij dat de systematiek van prestatiebekostiging verhoging van de tarieven enkel voor een gevoelig ziekenhuis niet faciliteert. De gereguleerde marktwerking gaat immers uit van een gelijk speelveld voor alle zorgaanbieders. De beschikbaarheidbijdrage is juist bedoeld om cruciale zorgfuncties in de lucht te houden.

Echter deze subsidie is gelimiteerd tot de in het Besluit omschreven vormen van zorg. De beschikbaarheidsbijdrage bekostigt alleen de in het Besluit omschreven onderdelen van een zorgfunctie. De Noordwest Ziekenhuisgroep stelt ter discussie of het Besluit de zorgfunctie volledig omschrijft. Omdat het Besluit zelf niet vatbaar is voor bezwaar en beroep, is exceptieve toetsing van het Besluit de enige mogelijkheid om hierover een juridisch oordeel te krijgen. Gelet op het hiervoor omschreven doel en de strekking van het instrument beschikbaarheidsbijdrage, lijkt ons niet terecht dat het College hier geen aanleiding voor ziet.

De Noordwest Ziekenhuisgroep koopt hier echter niets voor. Zij is na het verliezen van deze zaak in de positie komen te verkeren dat zij verplicht is om de SEH en AV-afdelingen open te houden, zonder dat dit financieel verantwoord is. Het is de vraag of het terecht is dat zo’n ziekenhuis niet als zodanig een beschikbaarheidsbijdrage kan ontvangen. Misschien had de Noordwest Ziekenhuisgroep een beschikbaarheidsbijdrage voor deze hele locatie aan de NZa moeten vragen. Die aanvraag was dan afgewezen, en met dat besluit hadden ze dan verder kunnen procederen.

Nu is de Noordwest Ziekenhuisgroep voor financiële steun overgeleverd aan de zorgverzekeraars omdat die vanwege hun zorgplicht de locatie Den Helder in de lucht moeten houden. Deze uitspraak is dus vooral slecht nieuws voor VGZ en Zilveren Kruis als zijnde zorgverzekeraars met grootste marktaandeel in deze regio.

Gerelateerde expertises