Bouwen buiten het bouwvlak met kruimelvergunning: hoe zat het ook alweer?

 26 juni 2018 | Blog

Hoewel de (bij)naam anders doet vermoeden, is de kruimellijst van art. 4 van bijlage II van het Bor niet beperkt tot planologisch ondergeschikte gevallen: omvangrijke projecten kunnen mogelijk ook onder de kruimellijst vallen. Dit betekent dat de kruimelvergunning voor bijvoorbeeld een bijbehorend bouwwerk (onderdeel 1) op veel situaties van toepassing kan zijn. Ook de uitbreiding van een hoofdgebouw valt onder deze kruimel. Op 9 mei 2018 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een verhelderende uitspraak gedaan over het bouwen van een winkel met daarboven acht appartementen in Eindhoven (ECLI:NL:RVS:2018:1515).

Wat was er aan de hand?
Het bouwplan voorziet in een nieuw op te richten gebouw dat qua bouw- en goothoogte in strijd is met het bestemmingsplan en niet volledig in het bouwvlak wordt gerealiseerd. De appellante is eigenaresse van het pand naast het perceel. Zij betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het bouwplan ziet op een gebouw dat (in zijn geheel) als hoofdgebouw moet worden aangemerkt. Een hoofdgebouw is het gebouw dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de bestemming van het perceel volgens het bestemmingsplan.

Het college van B&W zou daarom niet op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2, van de Wabo, in samenhang met artikel 4, aanhef en onder 1, van bijlage II van het Bor van het bestemmingsplan mogen afwijken. Volgens appellante is het gehele gebouw noodzakelijk voor de verwezenlijking van de geldende en toekomstige bestemming van het perceel en daarom dient het gebouw in zijn geheel als het belangrijkste bouwwerk te worden beschouwd. Het gedeelte van het gebouw dat door de rechtbank als 'bijbehorend bouwwerk' is aangemerkt, is niet ondergeschikt aan de rest van het gebouw, aldus appellante. Dit zou betekenen dat de reguliere voorbereidingsprocedure van acht weken niet doorlopen mocht worden.

De Afdeling is hier duidelijk over:

'De rechtbank heeft terecht geconcludeerd dat het deel van het gebouw dat niet in overeenstemming is met het bestemmingsplan, is aan te merken als uitbreiding van een hoofdgebouw'.

'Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank terecht geconcludeerd dat het mogelijk is om, met het oog op het gedeelte van het gebouw dat in strijd met het bestemmingsplan buiten het bouwvlak wordt gebouwd, voor het bouwplan een omgevingsvergunning te verlenen met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2, van de Wabo, gelezen in samenhang met artikel 4, aanhef en onder 1, van bijlage II van het Bor'.

Het college van B&W heeft dus gewoon gebruik mogen maken van de kruimellijst. Ook voor uitbreidingen van hoofdgebouwen buiten het bouwvlak is het mogelijk om voor delen van de nieuwbouw die in strijd zijn met het bestemmingsplan een kruimelvergunning te verlenen.

In lijn met eerdere rechtspraak: woontoren in Den Helder
De uitspraak van 9 mei 2018 sluit aan bij eerdere rechtspraak. In de uitspraak van 9 november 2016 werd een soortgelijk geval beoordeeld (ECLI:NL:RVS:2016:2953). Het college van B&W van Den Helder had onderdeel 1 van de kruimellijst gebruikt om de nieuwbouw van een woontoren en drie eengezinswoningen mogelijk te maken. De kruimelafwijking was nodig omdat deze delen van het project Molenplein fase 3, buiten het bouwvlak waren voorzien en omdat de woontoren 0,97 meter te hoog was. Appellanten hadden aangevoerd dat de delen van de woontoren buiten het bouwvlak niet zoals het college van B&W had gedaan waren aan te merken als uitbreiding van een hoofdgebouw. Appellanten stelde dat het ging om een nieuw te bouwen hoofdgebouw, waarvan de delen niet afzonderlijk konden functioneren.

De Afdeling ging daarin niet mee en overweegt dat de rechtbank de delen buiten het bouwvlak en de hoogteoverschrijding terecht heeft aangemerkt als uitbreiding van een hoofdgebouw. De Afdeling overweegt daarbij dat artikel 4, aanhef en onder 1 van Bijlage II van het Bor niet de beperking bevat dat het moet gaan om een uitbreiding van een reeds bestaand gebouw. Daarom is het mogelijk om voor de delen van de woontoren die in strijd zijn met het bestemmingsplan een kruimelvergunning te verlenen.

Conclusie: er is meer mogelijk dan je denkt
Het is duidelijk dat de Afdeling blijft bij de eerdere rechtspraak: ook voor uitbreidingen van hoofdgebouwen buiten het bouwvlak blijft het mogelijk om voor de delen van de nieuwbouw die in strijd zijn met het bestemmingsplan een kruimelvergunning te verlenen.

Een gedeelte van een nieuw te bouwen gebouw kan daarbij worden aangemerkt als uitbreiding van een hoofdgebouw en dus als een bijbehorend bouwwerk. Dit houdt in dat de kruimelvergunning voor een bijbehorend bouwwerk op veel situaties van toepassing kan zijn.

Hoewel de (bij)naam anders doet vermoeden, is de kruimellijst van art. 4 van bijlage II van het Bor niet beperkt tot planologisch ondergeschikte gevallen: omvangrijke projecten kunnen mogelijk ook onder de kruimellijst vallen. Dit betekent dat de kruimelvergunning voor bijvoorbeeld een bijbehorend bouwwerk (onderdeel 1) op veel situaties van toepassing kan zijn. Ook de uitbreiding van een hoofdgebouw valt onder deze kruimel. Op 9 mei 2018 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een verhelderende uitspraak gedaan over het bouwen van een winkel met daarboven acht appartementen in Eindhoven (ECLI:NL:RVS:2018:1515).

Wat was er aan de hand?
Het bouwplan voorziet in een nieuw op te richten gebouw dat qua bouw- en goothoogte in strijd is met het bestemmingsplan en niet volledig in het bouwvlak wordt gerealiseerd. De appellante is eigenaresse van het pand naast het perceel. Zij betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het bouwplan ziet op een gebouw dat (in zijn geheel) als hoofdgebouw moet worden aangemerkt. Een hoofdgebouw is het gebouw dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de bestemming van het perceel volgens het bestemmingsplan.

Het college van B&W zou daarom niet op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2, van de Wabo, in samenhang met artikel 4, aanhef en onder 1, van bijlage II van het Bor van het bestemmingsplan mogen afwijken. Volgens appellante is het gehele gebouw noodzakelijk voor de verwezenlijking van de geldende en toekomstige bestemming van het perceel en daarom dient het gebouw in zijn geheel als het belangrijkste bouwwerk te worden beschouwd. Het gedeelte van het gebouw dat door de rechtbank als 'bijbehorend bouwwerk' is aangemerkt, is niet ondergeschikt aan de rest van het gebouw, aldus appellante. Dit zou betekenen dat de reguliere voorbereidingsprocedure van acht weken niet doorlopen mocht worden.

De Afdeling is hier duidelijk over:

'De rechtbank heeft terecht geconcludeerd dat het deel van het gebouw dat niet in overeenstemming is met het bestemmingsplan, is aan te merken als uitbreiding van een hoofdgebouw'.

'Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank terecht geconcludeerd dat het mogelijk is om, met het oog op het gedeelte van het gebouw dat in strijd met het bestemmingsplan buiten het bouwvlak wordt gebouwd, voor het bouwplan een omgevingsvergunning te verlenen met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2, van de Wabo, gelezen in samenhang met artikel 4, aanhef en onder 1, van bijlage II van het Bor'.

Het college van B&W heeft dus gewoon gebruik mogen maken van de kruimellijst. Ook voor uitbreidingen van hoofdgebouwen buiten het bouwvlak is het mogelijk om voor delen van de nieuwbouw die in strijd zijn met het bestemmingsplan een kruimelvergunning te verlenen.

In lijn met eerdere rechtspraak: woontoren in Den Helder
De uitspraak van 9 mei 2018 sluit aan bij eerdere rechtspraak. In de uitspraak van 9 november 2016 werd een soortgelijk geval beoordeeld (ECLI:NL:RVS:2016:2953). Het college van B&W van Den Helder had onderdeel 1 van de kruimellijst gebruikt om de nieuwbouw van een woontoren en drie eengezinswoningen mogelijk te maken. De kruimelafwijking was nodig omdat deze delen van het project Molenplein fase 3, buiten het bouwvlak waren voorzien en omdat de woontoren 0,97 meter te hoog was. Appellanten hadden aangevoerd dat de delen van de woontoren buiten het bouwvlak niet zoals het college van B&W had gedaan waren aan te merken als uitbreiding van een hoofdgebouw. Appellanten stelde dat het ging om een nieuw te bouwen hoofdgebouw, waarvan de delen niet afzonderlijk konden functioneren.

De Afdeling ging daarin niet mee en overweegt dat de rechtbank de delen buiten het bouwvlak en de hoogteoverschrijding terecht heeft aangemerkt als uitbreiding van een hoofdgebouw. De Afdeling overweegt daarbij dat artikel 4, aanhef en onder 1 van Bijlage II van het Bor niet de beperking bevat dat het moet gaan om een uitbreiding van een reeds bestaand gebouw. Daarom is het mogelijk om voor de delen van de woontoren die in strijd zijn met het bestemmingsplan een kruimelvergunning te verlenen.

Conclusie: er is meer mogelijk dan je denkt
Het is duidelijk dat de Afdeling blijft bij de eerdere rechtspraak: ook voor uitbreidingen van hoofdgebouwen buiten het bouwvlak blijft het mogelijk om voor de delen van de nieuwbouw die in strijd zijn met het bestemmingsplan een kruimelvergunning te verlenen.

Een gedeelte van een nieuw te bouwen gebouw kan daarbij worden aangemerkt als uitbreiding van een hoofdgebouw en dus als een bijbehorend bouwwerk. Dit houdt in dat de kruimelvergunning voor een bijbehorend bouwwerk op veel situaties van toepassing kan zijn.