De inperking van bestaande rechten door de Warmtewet 2

 14 juli 2020 | Blog

Het overgangsrecht van het wetsvoorstel Warmtewet 2 (voluit: Wet collectieve warmtevoorziening) respecteert de bestaande rechten van de momenteel actieve warmtebedrijven. Zij worden vanaf de inwerkingtreding van de wet aangemerkt als ‘aangewezen warmtebedrijf’. Het gebied waarbinnen zij (feitelijk) warmte leveren wordt aangemerkt als warmtekavel, ook indien die levering niet plaatsvindt ingevolge een besluit van of een overeenkomst met de gemeente.

Tegelijkertijd zal het overgangsrecht - na inwerkingtreding van de Warmtewet 2 overeenkomstig het wetsvoorstel - de rechten van bestaande warmtebedrijven inperken. In dit blog bespreken wij drie aspecten van die inperkende werking van het overgangsrecht. Verder leggen we uit dat de besluitvorming voor warmtenetten die momenteel worden ontwikkeld, moet worden afgestemd op het overgangsrecht. Vooral om te voorkomen dat met inwerkingtreding van de Warmtewet 2 het ontwikkeltraject in feite weer van vooraf aan moet worden opgestart.

Drie aspecten van de inperkende werking van het overgangsrecht

Wat betreft de inperkende werking van het overgangsrecht noemen we, ten eerste, dat een aanwijzing als warmtebedrijf ingevolge het overgangsrecht slechts voor dertig jaar geldt. Bedrijven waarvoor momenteel geen einddatum geldt, krijgen die dus als gevolg van het overgangsrecht opgelegd. Als wel een einddatum geldt, maar de totale exploitatieduur langer dan dertig jaar is, wordt die exploitatieduur ingekort tot dertig jaar. Reeds verstreken exploitatiejaren worden daarop in mindering gebracht, althans volgens de huidige formulering van het overgangsrecht. Of het laatstbedoelde rechtsgevolg inderdaad wordt beoogd, valt overigens te betwijfelen. Zo volgt uit de Memorie van Toelichting een andere uitleg.

Ten tweede regelt het overgangsrecht dat indien geldende (concessie)verplichtingen of voorwaarden in strijd zijn met de verplichtingen en voorwaarden opgenomen in de Warmtewet 2, de Warmtewet 2 prevaleert. Bovendien: als de Warmtewet 2 nieuwe taken en verplichtingen regelt voor bestaande warmtebedrijven, gelden die taken en verplichtingen voor die bedrijven vanaf de datum van inwerkingtreding van de wet. Er geldt dan geen overgangstermijn, althans het wetsvoorstel voorziet daar nog niet in. Zo krijgt een bestaand warmtebedrijf vanaf de datum van inwerkingtreding een aansluitplicht, althans de taak om de gebouweigenaren te voorzien van leveringsaansluitingen, lees hierover in dit blog. Daarop bestaan uitzonderingen, maar het zal niet de bedoeling zijn om daar stelselmatig gebruik van te maken.

Ten derde regelt het wetsvoorstel dat de (volgens bestaande afspraken toebedeelde) economische eigendom wordt ontnomen van partijen die op grond van het overgangsrecht niet kwalificeren als ‘aangewezen warmtebedrijf’. De dan toegekende compensatie is beperkt tot de ‘marktwaarde van de verschafte rechten op het net’. Dit is een onduidelijk begrip en mogelijk in strijd met het eigendomsrecht. Wij kunnen ons voorstellen dat hierover in de praktijk discussie ontstaat.

Vooruitlopen op de Warmtewet 2 in lopende projecten

Tot slot doen gemeenten die momenteel bezig zijn met de ontwikkeling van een nieuw warmtenet er goed aan om (de timing van) hun besluitvorming af te stemmen op het overgangsrecht. Het overgangsrecht respecteert namelijk slechts de warmtenetten die op 1 januari 2022 – de voorziene inwerkingtredingsdatum – aanwezig zijn, of ten aanzien waarvan op de datum van inwerkingtreding de besluitvorming is afgerond; bijvoorbeeld door middel van een gesloten concessieovereenkomst. Als de besluitvorming pas na inwerkingtreding wordt afgerond, kan niet meer van het huidige instrumentarium gebruik worden gemaakt; zie hierover onze eerdere position paper Dan geldt namelijk uitsluitend het wettelijke kader van de Warmtewet 2. 

Het overgangsrecht van het wetsvoorstel Warmtewet 2 (voluit: Wet collectieve warmtevoorziening) respecteert de bestaande rechten van de momenteel actieve warmtebedrijven. Zij worden vanaf de inwerkingtreding van de wet aangemerkt als ‘aangewezen warmtebedrijf’. Het gebied waarbinnen zij (feitelijk) warmte leveren wordt aangemerkt als warmtekavel, ook indien die levering niet plaatsvindt ingevolge een besluit van of een overeenkomst met de gemeente.

Tegelijkertijd zal het overgangsrecht - na inwerkingtreding van de Warmtewet 2 overeenkomstig het wetsvoorstel - de rechten van bestaande warmtebedrijven inperken. In dit blog bespreken wij drie aspecten van die inperkende werking van het overgangsrecht. Verder leggen we uit dat de besluitvorming voor warmtenetten die momenteel worden ontwikkeld, moet worden afgestemd op het overgangsrecht. Vooral om te voorkomen dat met inwerkingtreding van de Warmtewet 2 het ontwikkeltraject in feite weer van vooraf aan moet worden opgestart.

Drie aspecten van de inperkende werking van het overgangsrecht

Wat betreft de inperkende werking van het overgangsrecht noemen we, ten eerste, dat een aanwijzing als warmtebedrijf ingevolge het overgangsrecht slechts voor dertig jaar geldt. Bedrijven waarvoor momenteel geen einddatum geldt, krijgen die dus als gevolg van het overgangsrecht opgelegd. Als wel een einddatum geldt, maar de totale exploitatieduur langer dan dertig jaar is, wordt die exploitatieduur ingekort tot dertig jaar. Reeds verstreken exploitatiejaren worden daarop in mindering gebracht, althans volgens de huidige formulering van het overgangsrecht. Of het laatstbedoelde rechtsgevolg inderdaad wordt beoogd, valt overigens te betwijfelen. Zo volgt uit de Memorie van Toelichting een andere uitleg.

Ten tweede regelt het overgangsrecht dat indien geldende (concessie)verplichtingen of voorwaarden in strijd zijn met de verplichtingen en voorwaarden opgenomen in de Warmtewet 2, de Warmtewet 2 prevaleert. Bovendien: als de Warmtewet 2 nieuwe taken en verplichtingen regelt voor bestaande warmtebedrijven, gelden die taken en verplichtingen voor die bedrijven vanaf de datum van inwerkingtreding van de wet. Er geldt dan geen overgangstermijn, althans het wetsvoorstel voorziet daar nog niet in. Zo krijgt een bestaand warmtebedrijf vanaf de datum van inwerkingtreding een aansluitplicht, althans de taak om de gebouweigenaren te voorzien van leveringsaansluitingen, lees hierover in dit blog. Daarop bestaan uitzonderingen, maar het zal niet de bedoeling zijn om daar stelselmatig gebruik van te maken.

Ten derde regelt het wetsvoorstel dat de (volgens bestaande afspraken toebedeelde) economische eigendom wordt ontnomen van partijen die op grond van het overgangsrecht niet kwalificeren als ‘aangewezen warmtebedrijf’. De dan toegekende compensatie is beperkt tot de ‘marktwaarde van de verschafte rechten op het net’. Dit is een onduidelijk begrip en mogelijk in strijd met het eigendomsrecht. Wij kunnen ons voorstellen dat hierover in de praktijk discussie ontstaat.

Vooruitlopen op de Warmtewet 2 in lopende projecten

Tot slot doen gemeenten die momenteel bezig zijn met de ontwikkeling van een nieuw warmtenet er goed aan om (de timing van) hun besluitvorming af te stemmen op het overgangsrecht. Het overgangsrecht respecteert namelijk slechts de warmtenetten die op 1 januari 2022 – de voorziene inwerkingtredingsdatum – aanwezig zijn, of ten aanzien waarvan op de datum van inwerkingtreding de besluitvorming is afgerond; bijvoorbeeld door middel van een gesloten concessieovereenkomst. Als de besluitvorming pas na inwerkingtreding wordt afgerond, kan niet meer van het huidige instrumentarium gebruik worden gemaakt; zie hierover onze eerdere position paper Dan geldt namelijk uitsluitend het wettelijke kader van de Warmtewet 2. 

Gerelateerde expertises