Eerste effecten Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen (Wbfo)

 12 september 2016 | Blog

Op 7 februari 2015 is de Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen (Wbfo) in werking getreden. Met deze wet heeft het kabinet een breed pakket aan regels geïntroduceerd dat financiële ondernemingen verplicht tot het voeren van een beheerst beloningsbeleid en dat excessieve variabele beloningen aan banden legt.

Bij brief van 5 september 2016 heeft minister Dijsselbloem de Tweede Kamer geïnformeerd over de eerste indrukken in de praktijk met betrekking tot de Wbfo. In de brief wordt stilgestaan bij de kwantitatieve ontwikkeling van de variabele beloning in de financiële sector; die is afgenomen. Verder stelt minister Dijsselbloem dat de "perverse prikkels" uit het beloningssysteem zijn verdwenen en tot slot wordt nog ingegaan op de effecten van de Wfbo op het Nederlandse vestigingsklimaat. Deze eerste indrukken zullen worden gevolgd door een evaluatie van de Wbfo, die in de loop van 2017 zal plaatsvinden. Deze evaluatie wordt uiterlijk 1 december 2017 aan het parlement aangeboden.

Perverse beloningsprikkels
Nederland heeft met de regels in de Wbfo de strengste bonuswetgeving van Europa. In de Wbfo zijn onder meer regels opgenomen over de verplichting tot het hebben van een beheerst beloningsbeleid, publicatieverplichtingen, een bonusplafond van 20% van het vaste jaarsalaris, verplichtingen tot terugvordering en aanpassing van variabele beloning (claw back en malus) en het verbod op variabele beloning bij staatsgesteunde financiële ondernemingen. De doelstelling van deze wet is het voorkomen van perverse beloningsprikkels die aanleiding kunnen geven tot het nemen van ongewenste risico's of het veronachtzamen van het klantbelang. De Wbfo draagt daarmee bij aan het streven naar een duurzame en aan de burger dienstbare financiële sector, aldus minister Dijsselbloem.

Vaste vs. Variabele beloning
Zijn de "perverse prikkels" nu ook uit het systeem verdwenen en staat het klantbelang weer centraal zoals minister Dijsselbloem lijkt te stellen? Dat betwijfel ik. Een (relatief) hoog vast salaris kan juist onachtzaamheid en onverschilligheid in de hand kan werken. Zeker in combinatie met een meer en meer verstarrend arbeidsrecht waarin het niet eenvoudig is om vanwege disfunctioneren (of eventuele andere persoonlijke redenen) afscheid te nemen van een werknemer, zelfs niet indien het een werknemer uit het management betreft.  Door de variabele beloning sterk in te perken wordt de werkgever een belangrijk instrument ontnomen om bepaald gewenst gedrag af te dwingen en het gebrek daaraan af te straffen.

Ten aanzien van het vaste deel van de beloning merkt Dijsselbloem op dat dit een zaak is van sociale partners en (indien buiten cao) van de werkgever in relatie tot zijn werknemer en dus niet van de wetgever. Aan de (ontwikkeling van) de vaste salarissen van (nieuwe) medewerkers lijkt in lijn met die opmerking dan ook geen aandacht te zijn besteed. Echter, pas indien ook di­e informatie wordt meegenomen kan met meer stelligheid worden beweerd dat slechts in een beperkt aantal gevallen het potentiële gat in de variabele beloning wordt gevuld met vast salaris. Interessant is dat de in de brief genoemde cao's (de cao Banken en de cao's van ING, ABN AMRO, Rabobank en SNS) allen - in ieder geval voor wat betreft de beloningsparagraaf - minimum cao's zijn waar, in individuele gevallen, van kan worden afgeweken in het voordeel van de werknemer. Om te kunnen beoordelen of er daadwerkelijk soberder wordt omgegaan met beloningen in de financiële sector is het dan ook relevant om na te gaan hoe de totale salarissen, dus zowel het vaste als het variabele deel, zich ontwikkelen, zowel van de bestaande werknemers als van de nieuwe aanwas.

Nederlands vestigingsklimaat negatief beïnvloed door Wfbo?
Tot slot beantwoordt Dijsselbloem de vraag of het Nederlandse vestigingsklimaat negatief wordt beïnvloed door de Wfbo ontkennend. De minister vindt het nog te vroeg om heel stellig te zijn op dit punt. Deze (voorlopige) conclusie van de minister is gebaseerd op een relatief beperkt onderzoek naar de ontwikkeling van het aantal vergunningen voor financiële instellingen in Nederland en dat aantal is min of meer stabiel gebleven. Dat het aantal financiële instellingen dat zich in de afgelopen periode in Nederland heeft gevestigd niet substantieel is afgenomen, betekent niet zonder meer dat ons vestigingsklimaat niet is verslechterd. Opmerkelijk in dit kader is dat in deze brief niet wordt ingegaan op de overwegingen van meerdere grote financiële instellingen die na de Brexit overwegen om hun activiteiten te verplaatsen naar het Europese vaste land. Amsterdam wordt vaak genoemd als kanshebber, de straffe beloningswetgeving die van toepassing is op de Nederlandse financiële sector wordt daar echter steevast als negatief element aan toegevoegd. Zelfs zodanig dat minister-president Rutte al zinspeelde op eventuele uitzonderingsmogelijkheden, alsmede de wethouder van Economische Zaken van Amsterdam, mevrouw K. Ollongren (zie FD 29 augustus en 4 september 2016). Echter, tegen de tijd dat vast staat dat het Nederlandse vestigingsklimaat te lijden heeft onder de Wfbo is het waarschijnlijk al te laat en hebben partijen die een vestigingsplaats zoeken op het Europese vaste land een plaats gevonden in één van de ons omringende landen.  

Heeft u vragen naar aanleiding van dit blog? Neem dan contact op met Mariëlle van Winden - Spaans. 

Op 7 februari 2015 is de Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen (Wbfo) in werking getreden. Met deze wet heeft het kabinet een breed pakket aan regels geïntroduceerd dat financiële ondernemingen verplicht tot het voeren van een beheerst beloningsbeleid en dat excessieve variabele beloningen aan banden legt.

Bij brief van 5 september 2016 heeft minister Dijsselbloem de Tweede Kamer geïnformeerd over de eerste indrukken in de praktijk met betrekking tot de Wbfo. In de brief wordt stilgestaan bij de kwantitatieve ontwikkeling van de variabele beloning in de financiële sector; die is afgenomen. Verder stelt minister Dijsselbloem dat de "perverse prikkels" uit het beloningssysteem zijn verdwenen en tot slot wordt nog ingegaan op de effecten van de Wfbo op het Nederlandse vestigingsklimaat. Deze eerste indrukken zullen worden gevolgd door een evaluatie van de Wbfo, die in de loop van 2017 zal plaatsvinden. Deze evaluatie wordt uiterlijk 1 december 2017 aan het parlement aangeboden.

Perverse beloningsprikkels
Nederland heeft met de regels in de Wbfo de strengste bonuswetgeving van Europa. In de Wbfo zijn onder meer regels opgenomen over de verplichting tot het hebben van een beheerst beloningsbeleid, publicatieverplichtingen, een bonusplafond van 20% van het vaste jaarsalaris, verplichtingen tot terugvordering en aanpassing van variabele beloning (claw back en malus) en het verbod op variabele beloning bij staatsgesteunde financiële ondernemingen. De doelstelling van deze wet is het voorkomen van perverse beloningsprikkels die aanleiding kunnen geven tot het nemen van ongewenste risico's of het veronachtzamen van het klantbelang. De Wbfo draagt daarmee bij aan het streven naar een duurzame en aan de burger dienstbare financiële sector, aldus minister Dijsselbloem.

Vaste vs. Variabele beloning
Zijn de "perverse prikkels" nu ook uit het systeem verdwenen en staat het klantbelang weer centraal zoals minister Dijsselbloem lijkt te stellen? Dat betwijfel ik. Een (relatief) hoog vast salaris kan juist onachtzaamheid en onverschilligheid in de hand kan werken. Zeker in combinatie met een meer en meer verstarrend arbeidsrecht waarin het niet eenvoudig is om vanwege disfunctioneren (of eventuele andere persoonlijke redenen) afscheid te nemen van een werknemer, zelfs niet indien het een werknemer uit het management betreft.  Door de variabele beloning sterk in te perken wordt de werkgever een belangrijk instrument ontnomen om bepaald gewenst gedrag af te dwingen en het gebrek daaraan af te straffen.

Ten aanzien van het vaste deel van de beloning merkt Dijsselbloem op dat dit een zaak is van sociale partners en (indien buiten cao) van de werkgever in relatie tot zijn werknemer en dus niet van de wetgever. Aan de (ontwikkeling van) de vaste salarissen van (nieuwe) medewerkers lijkt in lijn met die opmerking dan ook geen aandacht te zijn besteed. Echter, pas indien ook di­e informatie wordt meegenomen kan met meer stelligheid worden beweerd dat slechts in een beperkt aantal gevallen het potentiële gat in de variabele beloning wordt gevuld met vast salaris. Interessant is dat de in de brief genoemde cao's (de cao Banken en de cao's van ING, ABN AMRO, Rabobank en SNS) allen - in ieder geval voor wat betreft de beloningsparagraaf - minimum cao's zijn waar, in individuele gevallen, van kan worden afgeweken in het voordeel van de werknemer. Om te kunnen beoordelen of er daadwerkelijk soberder wordt omgegaan met beloningen in de financiële sector is het dan ook relevant om na te gaan hoe de totale salarissen, dus zowel het vaste als het variabele deel, zich ontwikkelen, zowel van de bestaande werknemers als van de nieuwe aanwas.

Nederlands vestigingsklimaat negatief beïnvloed door Wfbo?
Tot slot beantwoordt Dijsselbloem de vraag of het Nederlandse vestigingsklimaat negatief wordt beïnvloed door de Wfbo ontkennend. De minister vindt het nog te vroeg om heel stellig te zijn op dit punt. Deze (voorlopige) conclusie van de minister is gebaseerd op een relatief beperkt onderzoek naar de ontwikkeling van het aantal vergunningen voor financiële instellingen in Nederland en dat aantal is min of meer stabiel gebleven. Dat het aantal financiële instellingen dat zich in de afgelopen periode in Nederland heeft gevestigd niet substantieel is afgenomen, betekent niet zonder meer dat ons vestigingsklimaat niet is verslechterd. Opmerkelijk in dit kader is dat in deze brief niet wordt ingegaan op de overwegingen van meerdere grote financiële instellingen die na de Brexit overwegen om hun activiteiten te verplaatsen naar het Europese vaste land. Amsterdam wordt vaak genoemd als kanshebber, de straffe beloningswetgeving die van toepassing is op de Nederlandse financiële sector wordt daar echter steevast als negatief element aan toegevoegd. Zelfs zodanig dat minister-president Rutte al zinspeelde op eventuele uitzonderingsmogelijkheden, alsmede de wethouder van Economische Zaken van Amsterdam, mevrouw K. Ollongren (zie FD 29 augustus en 4 september 2016). Echter, tegen de tijd dat vast staat dat het Nederlandse vestigingsklimaat te lijden heeft onder de Wfbo is het waarschijnlijk al te laat en hebben partijen die een vestigingsplaats zoeken op het Europese vaste land een plaats gevonden in één van de ons omringende landen.  

Heeft u vragen naar aanleiding van dit blog? Neem dan contact op met Mariëlle van Winden - Spaans.