‘Gluurverhoging’: einde verhaal?

 12 januari 2018 | Blog

Vanaf 2013 mogen verhuurders huishoudens met een bepaald jaarinkomen een inkomensafhankelijke huurverhoging opleggen. Door de Woonbond wordt dit ook wel de 'gluurverhoging' genoemd. Verhuurders ontvingen van de Belastingdienst inkomensverklaringen over hun huurders en naar aanleiding daarvan verhoogden zij de huur.

In 2016 oordeelde de bestuursrechter dat de Belastingdienst deze inkomensgegevens van huurders van sociale huurwoningen niet mag verstrekken aan verhuurders als deze daarom vragen, zie ook deze publicatie.

Collectieve actie De Woonbond
De Woonbond heeft naar aanleiding van deze uitspraak van de bestuursrechter een collectieve actie ingesteld bij de burgerlijke rechter tegen (onder andere) de Staat (de Belastingdienst) en een woningcorporatie. De Woonbond eiste een rechterlijke verklaring dat alle inkomensverklaringen en de daarop gebaseerde voorstellen van huurverhoging vanaf 2013 ongeldig, dan wel vernietigbaar zijn en dat deze niet konden worden gebruikt om de huurverhogingen door te voeren. Ook stelt De Woonbond dat de Belastingdienst en de woningcorporatie onrechtmatig hebben gehandeld jegens de huurders door respectievelijk de inkomensverklaringen te verstrekken en te gebruiken voor de huurverhoging. Het doel van de Woonbond is dat de huurverhogingen van de afgelopen jaren aan de huurders terugbetaald moeten worden.

De rechtbank heeft op 10 januari 2018 uitspraak gedaan over deze collectieve claim van De Woonbond, bekijk hierover het bericht op NOS.nl. De rechtbank heeft een onderscheid gemaakt tussen de inkomensverklaringen die door de Belastingdienst aan de verhuurders zijn verstrekt vóór en ná 1 april 2016. Op 1 april 2016 is een wet in werking getreden op grond waarvan de Belastingdienst op verzoek van een verhuurder een inkomensverklaring van de huurder mag verstrekken (art. 7:252a lid 3 BW).

Vorderingen tegen de Belastingdienst
Met betrekking tot de vorderingen die zijn ingesteld tegen de Belastingdienst, oordeelt de rechtbank dat er voor 1 april 2016 een 'met voldoende waarborgen omgeven' rechtsgang bij de bestuurlijke rechter openstond voor de huurders. Indien huurders het niet eens waren met de verstrekking van de inkomensverklaring door de Belastingdienst, konden zij daartegen in verzet, bezwaar en beroep. Nu deze bestuurlijke weg heeft opengestaan voor de huurders, vindt de burgerlijke rechter zich niet meer gehouden zich inhoudelijk uit te laten over de vordering van De Woonbond tegen de Belastingdienst.

Na 1 april 2016 bestaat er volgens de rechter een wettelijke basis voor de verstrekking van de inkomensverklaringen aan de verhuurders. Hierdoor bestaat er geen grond voor de burgerlijke rechter om de Belastingdienst te bevelen het opstellen van de inkomensverklaringen te staken.

Vorderingen tegen de woningcorporatie
Ook de vorderingen die De Woonbond heeft ingesteld tegen een woningcorporatie, wijst de rechter af. De huurders van de woningcorporatie waarvoor De Woonbond opkomt, hebben berust in de huurverhoging door niet op te komen tegen het voorstel van huurverhoging. Het wettelijke systeem staat eraan in de weg om nu alsnog een oordeel te geven over de geldigheid van de doorgevoerde huurverhogingen.

Het feit dat de bestuursrechter in 2016 de verstrekking van de inkomensverklaringen door de Belastingdienst in strijd achtte met de wet, betekent niet automatisch dat ook de woningcorporatie onrechtmatig heeft gehandeld door deze inkomensverklaringen op te vragen en te gebruiken. Het is juist dat de wet niet de mogelijkheid bood tot het verstrekken van de inkomensverklaringen door de Belastingdienst, maar de wet bepaalde wel dat bij een voorstel door een verhuurder tot een inkomensafhankelijke huurverhoging, een inkomensverklaring moest worden bijgevoegd. De woningcorporatie mocht er dan ook vanuit gaan dat de inkomensverklaringen rechtmatig verstrekt waren. De Woonbond heeft onvoldoende duidelijk gemaakt dat en waarom de woningcorporatie kon weten dat de Belastingdienst deze inkomensverklaringen niet mocht verstrekken.

Na 1 april 2016 bestaat er geen strijd meer met enige wettelijke bepaling, zodat volgens de rechtbank niet valt in te zien hoe de woningcorporatie na deze datum nog onrechtmatig gehandeld zou hebben door de inkomensverklaringen op te vragen.

Conclusie
Het is voor de huurders te laat om alsnog in verzet te gaan tegen de inkomensverklaringen of de huurverhogingen. De mogelijkheid van hoger beroep staat uiteraard wel open voor De Woonbond.

Juridisch advies of meer informatie?  

Heeft u vragen naar aanleiding van dit blog? Neem dan contact op met Florien van Pelt. 

Vanaf 2013 mogen verhuurders huishoudens met een bepaald jaarinkomen een inkomensafhankelijke huurverhoging opleggen. Door de Woonbond wordt dit ook wel de 'gluurverhoging' genoemd. Verhuurders ontvingen van de Belastingdienst inkomensverklaringen over hun huurders en naar aanleiding daarvan verhoogden zij de huur.

In 2016 oordeelde de bestuursrechter dat de Belastingdienst deze inkomensgegevens van huurders van sociale huurwoningen niet mag verstrekken aan verhuurders als deze daarom vragen, zie ook deze publicatie.

Collectieve actie De Woonbond
De Woonbond heeft naar aanleiding van deze uitspraak van de bestuursrechter een collectieve actie ingesteld bij de burgerlijke rechter tegen (onder andere) de Staat (de Belastingdienst) en een woningcorporatie. De Woonbond eiste een rechterlijke verklaring dat alle inkomensverklaringen en de daarop gebaseerde voorstellen van huurverhoging vanaf 2013 ongeldig, dan wel vernietigbaar zijn en dat deze niet konden worden gebruikt om de huurverhogingen door te voeren. Ook stelt De Woonbond dat de Belastingdienst en de woningcorporatie onrechtmatig hebben gehandeld jegens de huurders door respectievelijk de inkomensverklaringen te verstrekken en te gebruiken voor de huurverhoging. Het doel van de Woonbond is dat de huurverhogingen van de afgelopen jaren aan de huurders terugbetaald moeten worden.

De rechtbank heeft op 10 januari 2018 uitspraak gedaan over deze collectieve claim van De Woonbond, bekijk hierover het bericht op NOS.nl. De rechtbank heeft een onderscheid gemaakt tussen de inkomensverklaringen die door de Belastingdienst aan de verhuurders zijn verstrekt vóór en ná 1 april 2016. Op 1 april 2016 is een wet in werking getreden op grond waarvan de Belastingdienst op verzoek van een verhuurder een inkomensverklaring van de huurder mag verstrekken (art. 7:252a lid 3 BW).

Vorderingen tegen de Belastingdienst
Met betrekking tot de vorderingen die zijn ingesteld tegen de Belastingdienst, oordeelt de rechtbank dat er voor 1 april 2016 een 'met voldoende waarborgen omgeven' rechtsgang bij de bestuurlijke rechter openstond voor de huurders. Indien huurders het niet eens waren met de verstrekking van de inkomensverklaring door de Belastingdienst, konden zij daartegen in verzet, bezwaar en beroep. Nu deze bestuurlijke weg heeft opengestaan voor de huurders, vindt de burgerlijke rechter zich niet meer gehouden zich inhoudelijk uit te laten over de vordering van De Woonbond tegen de Belastingdienst.

Na 1 april 2016 bestaat er volgens de rechter een wettelijke basis voor de verstrekking van de inkomensverklaringen aan de verhuurders. Hierdoor bestaat er geen grond voor de burgerlijke rechter om de Belastingdienst te bevelen het opstellen van de inkomensverklaringen te staken.

Vorderingen tegen de woningcorporatie
Ook de vorderingen die De Woonbond heeft ingesteld tegen een woningcorporatie, wijst de rechter af. De huurders van de woningcorporatie waarvoor De Woonbond opkomt, hebben berust in de huurverhoging door niet op te komen tegen het voorstel van huurverhoging. Het wettelijke systeem staat eraan in de weg om nu alsnog een oordeel te geven over de geldigheid van de doorgevoerde huurverhogingen.

Het feit dat de bestuursrechter in 2016 de verstrekking van de inkomensverklaringen door de Belastingdienst in strijd achtte met de wet, betekent niet automatisch dat ook de woningcorporatie onrechtmatig heeft gehandeld door deze inkomensverklaringen op te vragen en te gebruiken. Het is juist dat de wet niet de mogelijkheid bood tot het verstrekken van de inkomensverklaringen door de Belastingdienst, maar de wet bepaalde wel dat bij een voorstel door een verhuurder tot een inkomensafhankelijke huurverhoging, een inkomensverklaring moest worden bijgevoegd. De woningcorporatie mocht er dan ook vanuit gaan dat de inkomensverklaringen rechtmatig verstrekt waren. De Woonbond heeft onvoldoende duidelijk gemaakt dat en waarom de woningcorporatie kon weten dat de Belastingdienst deze inkomensverklaringen niet mocht verstrekken.

Na 1 april 2016 bestaat er geen strijd meer met enige wettelijke bepaling, zodat volgens de rechtbank niet valt in te zien hoe de woningcorporatie na deze datum nog onrechtmatig gehandeld zou hebben door de inkomensverklaringen op te vragen.

Conclusie
Het is voor de huurders te laat om alsnog in verzet te gaan tegen de inkomensverklaringen of de huurverhogingen. De mogelijkheid van hoger beroep staat uiteraard wel open voor De Woonbond.

Juridisch advies of meer informatie?  

Heeft u vragen naar aanleiding van dit blog? Neem dan contact op met Florien van Pelt. 

Gerelateerde expertises