Het Wmo-stappenplan bij een melding van behoefte aan maatschappelijke ondersteuning

 4 mei 2018 | Blog

Voor iedereen die twijfelt over hoe hij/zij om moet gaan met een melding van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, is de uitspraak van 23 maart 2018 van de Centrale Raad van Beroep heel interessant. In deze uitspraak geeft de Centrale Raad een stappenplan voor het door gemeenten verrichten van onderzoek na ontvangst van zo'n melding.

De feiten
De appellant is bekend met chronische psychische problematiek. Na het verstrijken van zijn oude indicatie heeft appellant zich gemeld bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen (het college) voor een maatwerkvoorziening als bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Appellant wil een maatwerkvoorziening voor dezelfde hulp en ondersteuning in zijn eigen woonomgeving als onder de oude indicatie en hij wil die afnemen in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb).

Het college heeft een pgb toegekend van €20.657,68 voor beschermd wonen, exclusief dagbesteding. Zowel het bezwaar als het beroep van appellant tegen deze vaststelling zijn ongegrond verklaard.

In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat het door het college verrichte onderzoek onvoldoende is geweest om te kunnen vaststellen of de toegekende maatwerkvoorziening een passende bijdrage levert aan de zelfredzaamheid en participatie van appellant. Zijn specifieke omstandigheden zijn niet bij het besluit betrokken. Ten onrechte is een standaardvoorziening toegekend, zonder dagbesteding, en is geen maatwerk geboden.

Het stappenplan
Uit artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht in samenhang met de artikelen 2.3.2 en 2.3.5 van de Wmo 2015 vloeit voort dat het college voldoende kennis dient te vergaren over de voor het nemen van een besluit over maatschappelijke ondersteuning van belang zijnde feiten en omstandigheden en af te wegen belangen. De Centrale Raad stelt het volgende stappenplan vast:

  1. Het college moet vaststellen wat de hulpvraag is.
  2. Het college moet vaststellen welke problemen ondervonden worden bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving.
  3. Het college kan vervolgens vaststellen welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving.
  4. Het college dient te onderzoeken of en in hoeverre eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere mensen uit het sociale netwerk en voorliggende (algemene) voorzieningen de nodige hulp en ondersteuning kunnen bieden.
  5. Slechts voor zover die mogelijkheden ontoereikend zijn dient het college een maatwerkvoorziening te verlenen. Voor zover het onderzoek naar de nodige ondersteuning specifieke deskundigheid vereist zal een specifiek deskundig oordeel en advies niet kunnen ontbreken.

Oordeel van de Centrale Raad
In dit geval heeft het college onvoldoende onderzoek gedaan naar de concrete specifieke ondersteuningsbehoefte van appellant. Het college heeft dus niet zorgvuldig kunnen vaststellen of het aan appellant toegekende pgb een toereikende bijdrage is aan zijn zelfredzaamheid en participatie.

Ook heeft het college de oude indicatie niet mogen overnemen, omdat deze niet de concrete ondersteuningsbehoefte van appellant weerspiegelt, maar de gemiddelde zorgbehoefte van personen die aan een bepaald profiel voldoen. Dit verdraagt zich niet met de maatwerkgedachte van de Wmo 2015. Verder heeft het college ten onrechte niet onderzocht of appellant is aangewezen op enigerlei vorm van dagbesteding. Als appellant het pgb wil besteden aan andere ondersteuning dan dagbesteding, dan valt dat binnen de bestedingsvrijheid van het pgb, mits deze andere ondersteuning geschikt is voor doel waarvoor het pgb wordt verstrekt.

De Centrale Raad concludeert dat het onderzoek van het college onvoldoende is geweest, zodat het besluit op een ondeugdelijke grondslag berust. Wel krijgt het college de mogelijkheid om de gebreken te herstellen, vanuit het oogpunt van finale Litigation.

Conclusie
Het stappenplan van de Centrale Raad geeft de gemeentes een heldere richtlijn hoe een melding van behoefte aan maatschappelijke ondersteuning behandeld moet worden. Het college dient eerst de problemen voldoende in kaart te brengen, vervolgens de ondersteuning vast te stellen en te kijken in hoeverre deze ondersteuning op een andere manier dan een maatwerkvoorziening kan worden geboden. Slechts voor zover die mogelijkheden ontoereikend zijn dient het college een maatwerkvoorziening te verlenen.

De behandeling van een melding van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning onder de Wmo 2015 is met deze uitspraak in lijn gebracht met het stappenplan voor de behandeling van een aanvraag voor zorg onder de Jeugdwet (zie deze uitspraak van de Centrale Raad). Voor zowel de toepassing van het stappenplan onder de Wmo 2015 als de Jeugdwet is het echter de vraag of, en zo ja, in hoeverre, de mogelijkheid bestaat om van het stappenplan af te wijken door bijvoorbeeld het overslaan van een stap als de aanvraag helder en goed afgebakend is. De tijd zal ons leren hoe de Centrale Raad hierover denkt.

Juridisch advies of meer informatie?

Heeft u vragen naar aanleiding van dit blog? Neem dan contact op met Sophie Groeneveld.

Voor iedereen die twijfelt over hoe hij/zij om moet gaan met een melding van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, is de uitspraak van 23 maart 2018 van de Centrale Raad van Beroep heel interessant. In deze uitspraak geeft de Centrale Raad een stappenplan voor het door gemeenten verrichten van onderzoek na ontvangst van zo'n melding.

De feiten
De appellant is bekend met chronische psychische problematiek. Na het verstrijken van zijn oude indicatie heeft appellant zich gemeld bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen (het college) voor een maatwerkvoorziening als bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Appellant wil een maatwerkvoorziening voor dezelfde hulp en ondersteuning in zijn eigen woonomgeving als onder de oude indicatie en hij wil die afnemen in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb).

Het college heeft een pgb toegekend van €20.657,68 voor beschermd wonen, exclusief dagbesteding. Zowel het bezwaar als het beroep van appellant tegen deze vaststelling zijn ongegrond verklaard.

In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat het door het college verrichte onderzoek onvoldoende is geweest om te kunnen vaststellen of de toegekende maatwerkvoorziening een passende bijdrage levert aan de zelfredzaamheid en participatie van appellant. Zijn specifieke omstandigheden zijn niet bij het besluit betrokken. Ten onrechte is een standaardvoorziening toegekend, zonder dagbesteding, en is geen maatwerk geboden.

Het stappenplan
Uit artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht in samenhang met de artikelen 2.3.2 en 2.3.5 van de Wmo 2015 vloeit voort dat het college voldoende kennis dient te vergaren over de voor het nemen van een besluit over maatschappelijke ondersteuning van belang zijnde feiten en omstandigheden en af te wegen belangen. De Centrale Raad stelt het volgende stappenplan vast:

  1. Het college moet vaststellen wat de hulpvraag is.
  2. Het college moet vaststellen welke problemen ondervonden worden bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving.
  3. Het college kan vervolgens vaststellen welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving.
  4. Het college dient te onderzoeken of en in hoeverre eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere mensen uit het sociale netwerk en voorliggende (algemene) voorzieningen de nodige hulp en ondersteuning kunnen bieden.
  5. Slechts voor zover die mogelijkheden ontoereikend zijn dient het college een maatwerkvoorziening te verlenen. Voor zover het onderzoek naar de nodige ondersteuning specifieke deskundigheid vereist zal een specifiek deskundig oordeel en advies niet kunnen ontbreken.

Oordeel van de Centrale Raad
In dit geval heeft het college onvoldoende onderzoek gedaan naar de concrete specifieke ondersteuningsbehoefte van appellant. Het college heeft dus niet zorgvuldig kunnen vaststellen of het aan appellant toegekende pgb een toereikende bijdrage is aan zijn zelfredzaamheid en participatie.

Ook heeft het college de oude indicatie niet mogen overnemen, omdat deze niet de concrete ondersteuningsbehoefte van appellant weerspiegelt, maar de gemiddelde zorgbehoefte van personen die aan een bepaald profiel voldoen. Dit verdraagt zich niet met de maatwerkgedachte van de Wmo 2015. Verder heeft het college ten onrechte niet onderzocht of appellant is aangewezen op enigerlei vorm van dagbesteding. Als appellant het pgb wil besteden aan andere ondersteuning dan dagbesteding, dan valt dat binnen de bestedingsvrijheid van het pgb, mits deze andere ondersteuning geschikt is voor doel waarvoor het pgb wordt verstrekt.

De Centrale Raad concludeert dat het onderzoek van het college onvoldoende is geweest, zodat het besluit op een ondeugdelijke grondslag berust. Wel krijgt het college de mogelijkheid om de gebreken te herstellen, vanuit het oogpunt van finale Litigation.

Conclusie
Het stappenplan van de Centrale Raad geeft de gemeentes een heldere richtlijn hoe een melding van behoefte aan maatschappelijke ondersteuning behandeld moet worden. Het college dient eerst de problemen voldoende in kaart te brengen, vervolgens de ondersteuning vast te stellen en te kijken in hoeverre deze ondersteuning op een andere manier dan een maatwerkvoorziening kan worden geboden. Slechts voor zover die mogelijkheden ontoereikend zijn dient het college een maatwerkvoorziening te verlenen.

De behandeling van een melding van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning onder de Wmo 2015 is met deze uitspraak in lijn gebracht met het stappenplan voor de behandeling van een aanvraag voor zorg onder de Jeugdwet (zie deze uitspraak van de Centrale Raad). Voor zowel de toepassing van het stappenplan onder de Wmo 2015 als de Jeugdwet is het echter de vraag of, en zo ja, in hoeverre, de mogelijkheid bestaat om van het stappenplan af te wijken door bijvoorbeeld het overslaan van een stap als de aanvraag helder en goed afgebakend is. De tijd zal ons leren hoe de Centrale Raad hierover denkt.

Juridisch advies of meer informatie?

Heeft u vragen naar aanleiding van dit blog? Neem dan contact op met Sophie Groeneveld.