De overheid is alleen aansprakelijk voor het verstrekken van onjuiste inlichtingen als de burger daardoor op het verkeerde been is gezet. Het verstrekken van onjuiste informatie is namelijk pas onrechtmatig als de burger erop mocht vertrouwen dat hij juist werd geïnformeerd. Van onrechtmatige informatieverstrekking is dus geen sprake als de burger reden had om te twijfelen aan de juistheid van de verstrekte informatie en gelet daarop zelf onderzoek had moeten doen om de juistheid van de informatie te controleren. Deze situatie was aan de orde in een recent vonnis van de Rechtbank Rotterdam.
Wat was er aan de hand?
De eiser in deze zaak was architect van beroep en diende een principeverzoek in bij de gemeente Zwijndrecht voor de herbouw van een woonhuis. De gemeente deelde hem eerst mede dat hiervoor een vrijstellingsprocedure moest worden doorlopen, omdat het bouwplan in strijd was met het bestemmingsplan. De architect was het hier niet mee eens en heeft daarover contact opgenomen met de gemeente. Kort hierna heeft hij een gewijzigd bouwplan ingediend. Het college deelde hem vervolgens in een principebesluit mede dat ondanks de strijd met het bestemmingsplan geen vrijstellingsprocedure noodzakelijk was.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelt dat het verzoek van de architect duidelijk was: hij wilde dat het bouwplan werd getoetst aan (onder meer) het bestemmingsplan. De architect mocht volgens de rechtbank uit het gewijzigde standpunt van de gemeente afleiden dat hij de vrijstellingsprocedure niet behoefde te doorlopen. Een half jaar later bleek echter dat dit gezien het ingediende bouwplan wel noodzakelijk was. De gemeente heeft dus onjuiste informatie verstrekt. De rechtbank acht dit onrechtmatig, nu van een maatschappelijk zorgvuldig handelende gemeente mag worden verwacht dat zij, indien zij een haar voorgelegde vraag beantwoordt, dit op nauwgezette, juiste en volledige wijze doet.
De architect stelt schade te hebben geleden doordat de onjuiste informatieverstrekking een vertraging van de bouw van de woning heeft veroorzaakt. De rechtbank laat deze schade voor 33% voor rekening van de architect wegens eigen schuld. Hij had het (gewijzigde) bouwplan zelf gemaakt en had kennis van de bestemmingsplanvoorschriften, die hem eerder door de gemeente waren toegestuurd. De rechtbank oordeelt daarom dat hij bekend mag worden verondersteld met het wettelijk stelsel van vergunningverlening, de betekenis van het bestemmingsplan daarin en de afwijkingen van het ingediende bouwplan ten opzichte van het bestemmingsplan. De architect mocht er niet zonder meer op vertrouwen dat de informatie juist was. Door hier toch op af te gaan, heeft hij voor 33% bijgedragen aan de schade, aldus de rechtbank.
Conclusie
Het oordeel van de rechtbank hinkt op twee gedachten. Enerzijds oordeelt de rechtbank dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld doordat de architect mocht vertrouwen op de juistheid van het principebesluit; anderzijds mocht hij hier niet zonder meer op vertrouwen omdat hij architect was en kennis had van het bouwplan en het bestemmingsplan (zie ook dit arrest). Gezien deze feiten zou men kunnen zeggen dat de architect alle reden had om zelf onderzoek te doen naar de bestemmingsplanregeling, temeer omdat de gemeente in het principebesluit terugkwam van een eerdere (andersluidende) mededeling.
Uit het vonnis blijkt in elk geval wel dat de omstandigheid dat de onjuiste informatie in een principebesluit is verstrekt, niet altijd afdoet aan het vertrouwen dat daaraan mag worden ontleend. Het enkele feit dat een principebesluit geen definitief, bindend oordeel over een bouwplan inhoudt (zoals een beslissing op een aanvraag om omgevingsvergunning), brengt dus niet mee dat de inhoud van een principebesluit steeds moet worden gewantrouwd.
Juridisch advies of meer informatie?
Heeft u naar aanleiding van dit blog vragen? Neem dan contact op met Stefan van de Sande.
De overheid is alleen aansprakelijk voor het verstrekken van onjuiste inlichtingen als de burger daardoor op het verkeerde been is gezet. Het verstrekken van onjuiste informatie is namelijk pas onrechtmatig als de burger erop mocht vertrouwen dat hij juist werd geïnformeerd. Van onrechtmatige informatieverstrekking is dus geen sprake als de burger reden had om te twijfelen aan de juistheid van de verstrekte informatie en gelet daarop zelf onderzoek had moeten doen om de juistheid van de informatie te controleren. Deze situatie was aan de orde in een recent vonnis van de Rechtbank Rotterdam.
Wat was er aan de hand?
De eiser in deze zaak was architect van beroep en diende een principeverzoek in bij de gemeente Zwijndrecht voor de herbouw van een woonhuis. De gemeente deelde hem eerst mede dat hiervoor een vrijstellingsprocedure moest worden doorlopen, omdat het bouwplan in strijd was met het bestemmingsplan. De architect was het hier niet mee eens en heeft daarover contact opgenomen met de gemeente. Kort hierna heeft hij een gewijzigd bouwplan ingediend. Het college deelde hem vervolgens in een principebesluit mede dat ondanks de strijd met het bestemmingsplan geen vrijstellingsprocedure noodzakelijk was.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelt dat het verzoek van de architect duidelijk was: hij wilde dat het bouwplan werd getoetst aan (onder meer) het bestemmingsplan. De architect mocht volgens de rechtbank uit het gewijzigde standpunt van de gemeente afleiden dat hij de vrijstellingsprocedure niet behoefde te doorlopen. Een half jaar later bleek echter dat dit gezien het ingediende bouwplan wel noodzakelijk was. De gemeente heeft dus onjuiste informatie verstrekt. De rechtbank acht dit onrechtmatig, nu van een maatschappelijk zorgvuldig handelende gemeente mag worden verwacht dat zij, indien zij een haar voorgelegde vraag beantwoordt, dit op nauwgezette, juiste en volledige wijze doet.
De architect stelt schade te hebben geleden doordat de onjuiste informatieverstrekking een vertraging van de bouw van de woning heeft veroorzaakt. De rechtbank laat deze schade voor 33% voor rekening van de architect wegens eigen schuld. Hij had het (gewijzigde) bouwplan zelf gemaakt en had kennis van de bestemmingsplanvoorschriften, die hem eerder door de gemeente waren toegestuurd. De rechtbank oordeelt daarom dat hij bekend mag worden verondersteld met het wettelijk stelsel van vergunningverlening, de betekenis van het bestemmingsplan daarin en de afwijkingen van het ingediende bouwplan ten opzichte van het bestemmingsplan. De architect mocht er niet zonder meer op vertrouwen dat de informatie juist was. Door hier toch op af te gaan, heeft hij voor 33% bijgedragen aan de schade, aldus de rechtbank.
Conclusie
Het oordeel van de rechtbank hinkt op twee gedachten. Enerzijds oordeelt de rechtbank dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld doordat de architect mocht vertrouwen op de juistheid van het principebesluit; anderzijds mocht hij hier niet zonder meer op vertrouwen omdat hij architect was en kennis had van het bouwplan en het bestemmingsplan (zie ook dit arrest). Gezien deze feiten zou men kunnen zeggen dat de architect alle reden had om zelf onderzoek te doen naar de bestemmingsplanregeling, temeer omdat de gemeente in het principebesluit terugkwam van een eerdere (andersluidende) mededeling.
Uit het vonnis blijkt in elk geval wel dat de omstandigheid dat de onjuiste informatie in een principebesluit is verstrekt, niet altijd afdoet aan het vertrouwen dat daaraan mag worden ontleend. Het enkele feit dat een principebesluit geen definitief, bindend oordeel over een bouwplan inhoudt (zoals een beslissing op een aanvraag om omgevingsvergunning), brengt dus niet mee dat de inhoud van een principebesluit steeds moet worden gewantrouwd.
Juridisch advies of meer informatie?
Heeft u naar aanleiding van dit blog vragen? Neem dan contact op met Stefan van de Sande.