Kruimelvergunning: uitbreiding van een hoofdgebouw hoeft niet op hetzelfde perceel

 30 december 2016 | Blog

Eerder hebben wij in onze blogs al stilgestaan bij de kruimelvergunning en hebben we ook de belangrijkste kenmerken van onderdeel 1 van de kruimellijst, het bijbehorend bouwwerk, besproken. In het kort volgen hierna nog even de belangrijkste elementen van deze kruimel:

  • er is sprake van een uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een ander bouwwerk met een dak;
  • een van de gebouwen kwalificeert als hoofdgebouw;
  • het bijbehorend bouwwerk is functioneel aan het hoofdgebouw verbonden (het gebruik is in planologisch opzicht gerelateerd aan het gebruik van het hoofdgebouw);
  • de bouw/uitbreiding  van aan- uitbouwen en bijgebouwen gebeurt op hetzelfde perceel.

Juist over die laatste bullet, de bouw/uitbreiding moet op hetzelfde perceel gebeuren, heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 26 oktober jl. een interessante uitspraak gedaan. Het ging in deze uitspraak om een bouwplan in Hippolytushoef ten behoeve van de uitbreiding van een cafetaria.

Wat was nu het geval? In de definitie van bijbehorend bouwwerk in artikel 1 van bijlage II bij het Bor is voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen bepaald dat deze zich op hetzelfde perceel moeten bevinden als het hoofdgebouw. Gelet op de tekst van de regeling lijkt deze eis voor uitbreidingen van hoofdgebouwen niet te worden gesteld, deze categorie wordt in het Bor immers apart benoemd en is gescheiden door middel van de woorden "dan wel".

De Afdeling bevestigt in deze uitspraak die lezing. Daarmee is voor de praktijk nu duidelijk dat voor uitbreidingen van hoofdgebouwen de eis dat een en ander zich op hetzelfde perceel moet bevinden, niet geldt.

Van belang is voor ogen te houden dat dit de beoordeling, of in een concreet geval sprake is van een uitbreiding van een hoofdgebouw of van een aan- of uitbouw, belangrijker kan maken. Dit is een zeer casuïstische inschatting. In onderhavige uitspraak kwam de Afdeling tot de conclusie dat sprake was van uitbreiding van een hoofdgebouw omdat de volgende twee vragen bevestigend konden worden beantwoord:

  • is het geheel aaneengesloten gebouwd?
  • vormen alle onderdelen bouwkundig één geheel?

Echter, of dit voor alle bouwplannen zo geldt, is natuurlijk lastig met zekerheid te zeggen. Het blijft dus zaak hier goed alert op te blijven.

Juridisch advies, bijstand van een advocaat of meer informatie?

Dit blog is geschreven door Merel Holtkamp, voorheen werkzaam bij AKD.
Voor meer informatie over dit onderwerp kunt u contact opnemen met Hugo Doornhof. 

Eerder hebben wij in onze blogs al stilgestaan bij de kruimelvergunning en hebben we ook de belangrijkste kenmerken van onderdeel 1 van de kruimellijst, het bijbehorend bouwwerk, besproken. In het kort volgen hierna nog even de belangrijkste elementen van deze kruimel:

  • er is sprake van een uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een ander bouwwerk met een dak;
  • een van de gebouwen kwalificeert als hoofdgebouw;
  • het bijbehorend bouwwerk is functioneel aan het hoofdgebouw verbonden (het gebruik is in planologisch opzicht gerelateerd aan het gebruik van het hoofdgebouw);
  • de bouw/uitbreiding  van aan- uitbouwen en bijgebouwen gebeurt op hetzelfde perceel.

Juist over die laatste bullet, de bouw/uitbreiding moet op hetzelfde perceel gebeuren, heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 26 oktober jl. een interessante uitspraak gedaan. Het ging in deze uitspraak om een bouwplan in Hippolytushoef ten behoeve van de uitbreiding van een cafetaria.

Wat was nu het geval? In de definitie van bijbehorend bouwwerk in artikel 1 van bijlage II bij het Bor is voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen bepaald dat deze zich op hetzelfde perceel moeten bevinden als het hoofdgebouw. Gelet op de tekst van de regeling lijkt deze eis voor uitbreidingen van hoofdgebouwen niet te worden gesteld, deze categorie wordt in het Bor immers apart benoemd en is gescheiden door middel van de woorden "dan wel".

De Afdeling bevestigt in deze uitspraak die lezing. Daarmee is voor de praktijk nu duidelijk dat voor uitbreidingen van hoofdgebouwen de eis dat een en ander zich op hetzelfde perceel moet bevinden, niet geldt.

Van belang is voor ogen te houden dat dit de beoordeling, of in een concreet geval sprake is van een uitbreiding van een hoofdgebouw of van een aan- of uitbouw, belangrijker kan maken. Dit is een zeer casuïstische inschatting. In onderhavige uitspraak kwam de Afdeling tot de conclusie dat sprake was van uitbreiding van een hoofdgebouw omdat de volgende twee vragen bevestigend konden worden beantwoord:

  • is het geheel aaneengesloten gebouwd?
  • vormen alle onderdelen bouwkundig één geheel?

Echter, of dit voor alle bouwplannen zo geldt, is natuurlijk lastig met zekerheid te zeggen. Het blijft dus zaak hier goed alert op te blijven.

Juridisch advies, bijstand van een advocaat of meer informatie?

Dit blog is geschreven door Merel Holtkamp, voorheen werkzaam bij AKD.
Voor meer informatie over dit onderwerp kunt u contact opnemen met Hugo Doornhof.