Lichte bevelsbevoegdheid niet geschikt om in te zetten tegen woning

 14 december 2020 | Blog

Deze week verschenen er twee belangrijke uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over de inzet van de burgemeestersbevoegdheden die zich richten op een woning. Wij zetten de twee belangrijkste conclusies uit de uitspraken van 9 december 2020 voor je op een rij. Al je collega’s die zich met de handhaving van de openbare orde bezighouden moeten hiervan op de hoogte zijn:

  1. De lichte bevelsbevoegdheid (artikel 172, derde lid, Gemeentewet) biedt géén grondslag voor een maatregel die is gericht tot een woning. Voor een maatregel die niet mede de woning omvat, kan de lichte bevelsbevoegdheid wél worden ingezet (ECLI:NL:RVS:2020:2912).

  2. Het noodbevel (artikel 175, eerste lid, Gemeentewet) kan wél worden ingezet om iemand de toegang tot zijn woning te ontzeggen en daarvan sluiting te bevelen (ECLI:NL:RVS:2020:2839).

Eerder plaatsten wij al een blog over de uitspraak waarin de Afdeling bepaalde dat het sluiten van een woning en het ontzeggen van toegang daartoe met een noodbevel aanvaardbaar is (onder 2). In een andere uitspraak van deze week volgen ook belangrijke consequenties voor de inzet van de lichte bevelsbevoegdheid (onder 1). De lichte bevelsbevoegdheid kan niet worden gericht op een woning. In dit blog geven wij aan wat de relevantie is van die uitspraak.

Het gebiedsverbod

In dit geval ging het om het opleggen van drie aansluitende gebiedsverboden van elk ongeveer drie maanden door de burgemeester van de gemeente Amsterdam. Het gebiedsverbod werd opgelegd aan een persoon die gewond was geraakt bij een schietpartij. Het gebiedsverbod was gebaseerd op de zogenoemde lichte bevelsbevoegdheid uit artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet. Uit deze bepaling volgt dat de burgemeester bij een verstoring van de openbare orde of bij de ernstige vrees voor het ontstaan daarvan bevoegd is de bevelen te geven die noodzakelijk zijn voor de handhaving van de openbare orde. Die lichte bevelsbevoegdheid kan onder omstandigheden ook worden ingezet om een gebiedsverbod op te leggen.

De vraag die bij de Afdeling centraal stond was of de lichte bevelsbevoegdheid kan worden ingezet als bevel dat grondrechten aantast. In het bijzonder ging het hier om de vraag hoe de lichte bevelsbevoegdheid zich zou verhouden tot het grondrecht op de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (artikel 10 Grondwet en artikel 8 EVRM). Hoewel uit de rechtspraak volgt dat de lichte bevelsbevoegdheid alleen kan worden ingezet als een soort ultimum remedium – indien de APV en andere bepalingen uit de Gemeentewet hier geen andere grondslag voor bieden – bepaalt het artikel niet expliciet dat hiermee niet van de Grondwet kan worden afgeweken.

Lichte bevelsbevoegdheid niet geschikt om in te zetten tegen woning

De Afdeling overweegt dat de lichte bevelsbevoegdheid uit artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet géén grondslag biedt voor een gebiedsverbod dat zich richt op een woning. De lichte bevelsbevoegdheid is namelijk niet specifiek in het leven geroepen om het recht op de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en het huisrecht te beperken. De lichte bevelsbevoegdheid bevat een onvoldoende specifieke wettelijke grondslag omdat grondrecht te beperken.

Voor een gebiedsverbod dat niet mede de woning omvat, kan de lichte bevelsbevoegdheid wél worden ingezet. Het recht op bewegingsvrijheid (artikel 2 van het Vierde Protocol bij het EVRM) is namelijk niet grondwettelijk verankerd. Het gebiedsverbod mag in dat geval echter niet langer duren dan noodzakelijk. Wat noodzakelijk is moet volgen uit bestuurlijke rapportages en moet worden vastgesteld aan de hand van de informatie die de burgemeester op het moment dat het gebiedsverbod wordt opgelegd ter beschikking staat. Drie maanden was in dit geval te lang. Het tweede en derde gebiedsverbod – die in feite een verlenging van het eerste gebiedsverbod vormden – waren dan ook terecht door de rechtbank vernietigd.

Benieuwd naar de gevolgen van deze uitspraken voor een casus in jouw gemeente? Twijfel dan niet om contact op te nemen met Bart Roozendaal en Mariëtta Buitenhuis. Zij praten je er graag over bij.

Deze week verschenen er twee belangrijke uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over de inzet van de burgemeestersbevoegdheden die zich richten op een woning. Wij zetten de twee belangrijkste conclusies uit de uitspraken van 9 december 2020 voor je op een rij. Al je collega’s die zich met de handhaving van de openbare orde bezighouden moeten hiervan op de hoogte zijn:

  1. De lichte bevelsbevoegdheid (artikel 172, derde lid, Gemeentewet) biedt géén grondslag voor een maatregel die is gericht tot een woning. Voor een maatregel die niet mede de woning omvat, kan de lichte bevelsbevoegdheid wél worden ingezet (ECLI:NL:RVS:2020:2912).

  2. Het noodbevel (artikel 175, eerste lid, Gemeentewet) kan wél worden ingezet om iemand de toegang tot zijn woning te ontzeggen en daarvan sluiting te bevelen (ECLI:NL:RVS:2020:2839).

Eerder plaatsten wij al een blog over de uitspraak waarin de Afdeling bepaalde dat het sluiten van een woning en het ontzeggen van toegang daartoe met een noodbevel aanvaardbaar is (onder 2). In een andere uitspraak van deze week volgen ook belangrijke consequenties voor de inzet van de lichte bevelsbevoegdheid (onder 1). De lichte bevelsbevoegdheid kan niet worden gericht op een woning. In dit blog geven wij aan wat de relevantie is van die uitspraak.

Het gebiedsverbod

In dit geval ging het om het opleggen van drie aansluitende gebiedsverboden van elk ongeveer drie maanden door de burgemeester van de gemeente Amsterdam. Het gebiedsverbod werd opgelegd aan een persoon die gewond was geraakt bij een schietpartij. Het gebiedsverbod was gebaseerd op de zogenoemde lichte bevelsbevoegdheid uit artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet. Uit deze bepaling volgt dat de burgemeester bij een verstoring van de openbare orde of bij de ernstige vrees voor het ontstaan daarvan bevoegd is de bevelen te geven die noodzakelijk zijn voor de handhaving van de openbare orde. Die lichte bevelsbevoegdheid kan onder omstandigheden ook worden ingezet om een gebiedsverbod op te leggen.

De vraag die bij de Afdeling centraal stond was of de lichte bevelsbevoegdheid kan worden ingezet als bevel dat grondrechten aantast. In het bijzonder ging het hier om de vraag hoe de lichte bevelsbevoegdheid zich zou verhouden tot het grondrecht op de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (artikel 10 Grondwet en artikel 8 EVRM). Hoewel uit de rechtspraak volgt dat de lichte bevelsbevoegdheid alleen kan worden ingezet als een soort ultimum remedium – indien de APV en andere bepalingen uit de Gemeentewet hier geen andere grondslag voor bieden – bepaalt het artikel niet expliciet dat hiermee niet van de Grondwet kan worden afgeweken.

Lichte bevelsbevoegdheid niet geschikt om in te zetten tegen woning

De Afdeling overweegt dat de lichte bevelsbevoegdheid uit artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet géén grondslag biedt voor een gebiedsverbod dat zich richt op een woning. De lichte bevelsbevoegdheid is namelijk niet specifiek in het leven geroepen om het recht op de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en het huisrecht te beperken. De lichte bevelsbevoegdheid bevat een onvoldoende specifieke wettelijke grondslag omdat grondrecht te beperken.

Voor een gebiedsverbod dat niet mede de woning omvat, kan de lichte bevelsbevoegdheid wél worden ingezet. Het recht op bewegingsvrijheid (artikel 2 van het Vierde Protocol bij het EVRM) is namelijk niet grondwettelijk verankerd. Het gebiedsverbod mag in dat geval echter niet langer duren dan noodzakelijk. Wat noodzakelijk is moet volgen uit bestuurlijke rapportages en moet worden vastgesteld aan de hand van de informatie die de burgemeester op het moment dat het gebiedsverbod wordt opgelegd ter beschikking staat. Drie maanden was in dit geval te lang. Het tweede en derde gebiedsverbod – die in feite een verlenging van het eerste gebiedsverbod vormden – waren dan ook terecht door de rechtbank vernietigd.

Benieuwd naar de gevolgen van deze uitspraken voor een casus in jouw gemeente? Twijfel dan niet om contact op te nemen met Bart Roozendaal en Mariëtta Buitenhuis. Zij praten je er graag over bij.