In 1998 is in Aarhus een verdrag gesloten over toegang tot milieu-informatie (Verdrag van Aarhus). In navolging hiervan is de Europese Richtlijn Toegang van het publiek tot milieu-informatie (Richtlijn 2003/4/EG) vastgesteld. Uit het Verdrag en de Richtlijn volgt dat voor afwijzing van een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) strengere eisen gelden indien het verzoek ziet op milieu-informatie (zie bijvoorbeeld artikel 10, lid 4 en 6, Wob). Dit is onder meer informatie over de toestand van elementen van het milieu, zoals lucht, water, bodem en biodiversiteit, en informatie over factoren die het milieu waarschijnlijk aantasten, zoals stikstof en PFAS. Ook plannen, programma’s en beleidsmaatregelen hierover en verslagen over de toepassing van milieuwetgeving worden als milieu-informatie aangemerkt.
Uit een recente uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt dat bij een verzoek om openbaarmaking van milieu-informatie niet altijd met toepassing van de Wob kan worden volstaan. Voor zover het Verdrag van Aarhus en de Richtlijn niet (volledig) in de Wob zijn geïmplementeerd, legt de Afdeling de Wob richtlijnconform uit.
De casus: verzoek om openbaarmaking metingenoverzicht nucleaire autoriteit
In oktober 2017 hebben diverse Europese landen gemeld dat zij ruthenium-106, een radioactieve stof die vrijkomt bij kernsplijting, in de lucht hebben aangetroffen. Het International Atomic Energy Agency (IAEA), een organisatie van de VN voor internationale samenwerking op nucleair gebied, heeft de meetgegevens van een groot aantal landen opgenomen in een overzicht. Dit overzicht is gedeeld op een portaal dat alleen toegankelijk is voor de toezichthouders van aangesloten lidstaten, onderzoeksinstituten en enkele internationale organisaties.
De Vereniging World Information Service on Energy Amsterdam (WISE) stelt dat het aantreffen van de radioactieve stof mogelijk te maken heeft met een incident in Rusland en heeft de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) op grond de Wob verzocht om het door het IAEA opgestelde metingenoverzicht te verstrekken, zodat daarmee druk kan worden uitgeoefend op de Russische autoriteiten.
De ANVS heeft het verzoek afgewezen omdat het belang van verstrekken van de informatie niet opweegt tegen het belang van de betrekkingen van Nederland met andere staten en internationale organisaties (de weigeringsgrond van artikel 10, lid 2, onder a, Wob). De ANVS stelt dat zij niet eenzijdig de door landen aan het IAEA toegezegde vertrouwelijkheid kan doorbreken. Toezichthouders kunnen daardoor terughoudender worden in het delen van informatie en daarmee kunnen volgens de ANVS de betrekkingen tussen Nederland, het IAEA en de aangesloten landen in gevaar komen.
Oordeel van de Raad van State: weigering onzorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd
WISE voert in hoger beroep aan dat openbaarmaking van het metingenoverzicht gelet op het Verdrag van Aarhus en de Richtlijn Toegang van het publiek tot milieu-informatie niet geweigerd had mogen worden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State stelt vast dat het gevraagde metingenoverzicht milieu-informatie betreft. Vervolgens loopt de Afdeling de relevante bepalingen van het Verdrag van Aarhus en de Richtlijn langs en constateert dat die inhoudelijk gelijk zijn. Daarom toetst de Afdeling aan de Richtlijn en komt zij niet toe aan de vraag of de bepalingen in het Verdrag van Aarhus rechtstreekse werking hebben.
Uit artikel 4, lid 2, van de Richtlijn volgt dat de weigeringsgronden die mogen worden toegepast in het geval van milieu-informatie restrictief moeten worden uitgelegd en met inachtneming van het voorliggende met bekendmaking gediende openbare belang. Nu een dergelijke uitleg op grond van artikel 10, lid 2, onder a, Wob niet in alle gevallen verzekerd is, moet die bepaling richtlijnconform worden uitgelegd.
In het licht hiervan komt de Afdeling tot de conclusie dat de ANVS het besluit tot weigering van het metingenoverzicht niet zorgvuldig heeft voorbereid en onvoldoende heeft gemotiveerd. De ANVS had navraag moeten doen bij het IAEA welke landen zich tegen openbaarmaking verzetten en of de gegevens in een andere vorm verstrekt kunnen worden, temeer nu een aantal andere landen al tot publicatie van delen van het metingenoverzicht is overgegaan.
Wat leiden we hieruit af?
Nu uit het Verdrag van Aarhus en de Richtlijn Toegang van het publiek tot milieu-informatie een specifiek regime voor behandelen van Wob-verzoeken over milieu-informatie voortvloeit, is het belangrijk erop bedacht te zijn of om zodanige informatie wordt verzocht. Uit de hier besproken uitspraak van de Raad van State volgt dat in dat geval niet altijd met toepassing van de Wob kan worden volstaan, maar dat deze waar nodig richtlijnconform moet worden toegepast. Bij het weigeren van milieu-informatie moeten de weigeringsgronden restrictief worden uitgelegd en moet het voorliggende met bekendmaking gediende openbare belang in acht worden genomen. Indien het bestuursorgaan hier onvoldoende rekening mee houdt, is het besluit om de milieu-informatie te weigeren onrechtmatig.
In 1998 is in Aarhus een verdrag gesloten over toegang tot milieu-informatie (Verdrag van Aarhus). In navolging hiervan is de Europese Richtlijn Toegang van het publiek tot milieu-informatie (Richtlijn 2003/4/EG) vastgesteld. Uit het Verdrag en de Richtlijn volgt dat voor afwijzing van een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) strengere eisen gelden indien het verzoek ziet op milieu-informatie (zie bijvoorbeeld artikel 10, lid 4 en 6, Wob). Dit is onder meer informatie over de toestand van elementen van het milieu, zoals lucht, water, bodem en biodiversiteit, en informatie over factoren die het milieu waarschijnlijk aantasten, zoals stikstof en PFAS. Ook plannen, programma’s en beleidsmaatregelen hierover en verslagen over de toepassing van milieuwetgeving worden als milieu-informatie aangemerkt.
Uit een recente uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt dat bij een verzoek om openbaarmaking van milieu-informatie niet altijd met toepassing van de Wob kan worden volstaan. Voor zover het Verdrag van Aarhus en de Richtlijn niet (volledig) in de Wob zijn geïmplementeerd, legt de Afdeling de Wob richtlijnconform uit.
De casus: verzoek om openbaarmaking metingenoverzicht nucleaire autoriteit
In oktober 2017 hebben diverse Europese landen gemeld dat zij ruthenium-106, een radioactieve stof die vrijkomt bij kernsplijting, in de lucht hebben aangetroffen. Het International Atomic Energy Agency (IAEA), een organisatie van de VN voor internationale samenwerking op nucleair gebied, heeft de meetgegevens van een groot aantal landen opgenomen in een overzicht. Dit overzicht is gedeeld op een portaal dat alleen toegankelijk is voor de toezichthouders van aangesloten lidstaten, onderzoeksinstituten en enkele internationale organisaties.
De Vereniging World Information Service on Energy Amsterdam (WISE) stelt dat het aantreffen van de radioactieve stof mogelijk te maken heeft met een incident in Rusland en heeft de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) op grond de Wob verzocht om het door het IAEA opgestelde metingenoverzicht te verstrekken, zodat daarmee druk kan worden uitgeoefend op de Russische autoriteiten.
De ANVS heeft het verzoek afgewezen omdat het belang van verstrekken van de informatie niet opweegt tegen het belang van de betrekkingen van Nederland met andere staten en internationale organisaties (de weigeringsgrond van artikel 10, lid 2, onder a, Wob). De ANVS stelt dat zij niet eenzijdig de door landen aan het IAEA toegezegde vertrouwelijkheid kan doorbreken. Toezichthouders kunnen daardoor terughoudender worden in het delen van informatie en daarmee kunnen volgens de ANVS de betrekkingen tussen Nederland, het IAEA en de aangesloten landen in gevaar komen.
Oordeel van de Raad van State: weigering onzorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd
WISE voert in hoger beroep aan dat openbaarmaking van het metingenoverzicht gelet op het Verdrag van Aarhus en de Richtlijn Toegang van het publiek tot milieu-informatie niet geweigerd had mogen worden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State stelt vast dat het gevraagde metingenoverzicht milieu-informatie betreft. Vervolgens loopt de Afdeling de relevante bepalingen van het Verdrag van Aarhus en de Richtlijn langs en constateert dat die inhoudelijk gelijk zijn. Daarom toetst de Afdeling aan de Richtlijn en komt zij niet toe aan de vraag of de bepalingen in het Verdrag van Aarhus rechtstreekse werking hebben.
Uit artikel 4, lid 2, van de Richtlijn volgt dat de weigeringsgronden die mogen worden toegepast in het geval van milieu-informatie restrictief moeten worden uitgelegd en met inachtneming van het voorliggende met bekendmaking gediende openbare belang. Nu een dergelijke uitleg op grond van artikel 10, lid 2, onder a, Wob niet in alle gevallen verzekerd is, moet die bepaling richtlijnconform worden uitgelegd.
In het licht hiervan komt de Afdeling tot de conclusie dat de ANVS het besluit tot weigering van het metingenoverzicht niet zorgvuldig heeft voorbereid en onvoldoende heeft gemotiveerd. De ANVS had navraag moeten doen bij het IAEA welke landen zich tegen openbaarmaking verzetten en of de gegevens in een andere vorm verstrekt kunnen worden, temeer nu een aantal andere landen al tot publicatie van delen van het metingenoverzicht is overgegaan.
Wat leiden we hieruit af?
Nu uit het Verdrag van Aarhus en de Richtlijn Toegang van het publiek tot milieu-informatie een specifiek regime voor behandelen van Wob-verzoeken over milieu-informatie voortvloeit, is het belangrijk erop bedacht te zijn of om zodanige informatie wordt verzocht. Uit de hier besproken uitspraak van de Raad van State volgt dat in dat geval niet altijd met toepassing van de Wob kan worden volstaan, maar dat deze waar nodig richtlijnconform moet worden toegepast. Bij het weigeren van milieu-informatie moeten de weigeringsgronden restrictief worden uitgelegd en moet het voorliggende met bekendmaking gediende openbare belang in acht worden genomen. Indien het bestuursorgaan hier onvoldoende rekening mee houdt, is het besluit om de milieu-informatie te weigeren onrechtmatig.