De Hoge Raad heeft zich recentelijk uitgelaten over de nietigheid van een overeenkomst van geldlening die louter ten doel had schuldeisers te benadelen.
Nietigheid
Artikel 3:40 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt:
1. Een rechtshandeling die door inhoud of strekking in strijd is met de goede zeden of de openbare orde, is nietig.
2. Strijd met een dwingende wetsbepaling leidt tot nietigheid van de rechtshandeling
Nietigheid houdt kortgezegd in dat de overeenkomst bij voorbaat niet tot stand kan zijn gekomen en dus geen rechtsgevolgen toekomt. Hier ligt het verschil met de vernietigbare rechtshandeling (bijv. dwaling art. 6:228 BW) die wel rechtsgevolg heeft, maar welk rechtsgevolg door een beroep op vernietiging ongedaan kan worden gemaakt.
Een overeenkomst is bijvoorbeeld nietig ingevolge de wet indien een verbintenis niet voldoende bepaalbaar is (art. 6:227 BW). Bij openbare orde gaat het met name om de wijze waarop de maatschappij is ingericht, terwijl bij goede zeden de moraliteit centraal staat.
Ter illustratie: met de verkoop van een bijl zal normaliter niet veel mis zijn. Dit is echter anders indien de verkoper weet dat de koper voornemens is daarmee zijn vrouw om het leven te brengen. Deze verkoop is in dit geval nietig.
Leningsovereenkomst
In onderhavige kwestie draaide het om een man die zijn schuldeisers buiten de deur wilde houden door een substantieel deel van zijn vermogen aan zijn echtgenote in lening te geven. De man behield echter volledige beschikking over zijn vermogen. In de overeenkomst van geldlening verpandde de vrouw haar (toekomstige) vorderingen aan haar echtgenoot.
Nadat het huwelijk op de klippen is gelopen komt het tot verschillende juridische procedures, onder meer over terugbetaling van de lening. De man probeert zich uit hoofde van het pandrecht te verhalen op een geldvordering die de vrouw zou hebben op haar vader.
De vader voert hierop met succes aan dat de leningsovereenkomst inclusief de verpanding in strijd is met de goede zeden (art. 3:40 BW) en mitsdien nietig is.
In onderhavige kwestie leggen de voorzieningenrechter en het Hof de overeenkomst uit en volgen daarin de redenering van de vader. Zij overwegen dat reeds uit de tekst van de overeenkomst zelf blijkt dat de overeenkomst is gesloten louter met de bedoeling om het vermogen van de echtgenoot aan het verhaal van de schuldeisers te onttrekken. Volgens de rechters zijn hierdoor schuldeisers op onredelijke wijze in hun belangen benadeeld. Volgens het Hof is het nooit de bedoeling geweest om daadwerkelijk geld in lening te geven.
Hoge Raad
De echtgenoot stelt in cassatie dat de feitenrechters hebben miskend dat voor de nietigheid van de overeenkomst noodzakelijk is dat schuldeisers daadwerkelijk zijn benadeeld, zoals dat ook vereist is bij paulianeus en onrechtmatig handelen.
De Hoge Raad gaat hier niet in mee. Voor nietigheid van een rechtshandeling wegens strijd met de goede zeden wegens benadeling van schuldeisers is niet vereist dat ten tijde van het aangaan van de rechtshandeling vaststaat of aannemelijk is dat schuldeisers als gevolg van de rechtshandeling daadwerkelijk (zullen) worden benadeeld.
Kortom, de nietigheid volgt reeds uit de onzedelijke strekking van de rechtshandeling van de leningsovereenkomst, en (anders dan het geval is bij de rechtsgevolgen van paulianeus of onrechtmatig handelen) niet uit de nadelige gevolgen van de rechtshandeling voor anderen.
Om terug te keren naar het voorbeeld: de verkoop van een bijl terwijl de verkoper weet dat de koper hiermee iemand gaat vermoorden, is nietig. Niet relevant is of koper zijn voornemen daadwerkelijk ten uitvoer brengt.
Redelijkheid en billijkheid
Nietigheid is een sanctie met verstrekkende gevolgen. De rechtshandeling is nooit tot stand gekomen. Gelet hierop voegt de Hoge Raad nog toe dat een beroep op deze nietigheidsgrond onder omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar kan zijn.
Tot besluit
Partijen zijn in beginsel vrij om te bepalen welke afspraken zij onderling maken, behoudens (wettelijke) beperkingen. Het opstellen van overeenkomsten is mede daarom geen senicure. Te meer wanneer u te maken heeft met (dringende belangen van) derden, zoals schuldeisers.
Schuldeisers hebben op hun beurt een aantal middelen om te ageren tegen rechtshandelingen van de schuldenaar die hun verhaalsmogelijkheden frustreren, waarmee rekening moet worden gehouden.
Het is dan ook voor zowel schuldenaren als schuldeisers verstandig zich in deze situaties te laten adviseren. De advocaten van AKD hebben hierin ruime ervaring.
Hebt u specifieke vragen over het sluiten van overeenkomsten, of bijvoorbeeld hoe om te gaan met (de belangen van) schuldeisers? Neem dan contact op met Rolf Everhardus.
De Hoge Raad heeft zich recentelijk uitgelaten over de nietigheid van een overeenkomst van geldlening die louter ten doel had schuldeisers te benadelen.
Nietigheid
Artikel 3:40 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt:
1. Een rechtshandeling die door inhoud of strekking in strijd is met de goede zeden of de openbare orde, is nietig.
2. Strijd met een dwingende wetsbepaling leidt tot nietigheid van de rechtshandeling
Nietigheid houdt kortgezegd in dat de overeenkomst bij voorbaat niet tot stand kan zijn gekomen en dus geen rechtsgevolgen toekomt. Hier ligt het verschil met de vernietigbare rechtshandeling (bijv. dwaling art. 6:228 BW) die wel rechtsgevolg heeft, maar welk rechtsgevolg door een beroep op vernietiging ongedaan kan worden gemaakt.
Een overeenkomst is bijvoorbeeld nietig ingevolge de wet indien een verbintenis niet voldoende bepaalbaar is (art. 6:227 BW). Bij openbare orde gaat het met name om de wijze waarop de maatschappij is ingericht, terwijl bij goede zeden de moraliteit centraal staat.
Ter illustratie: met de verkoop van een bijl zal normaliter niet veel mis zijn. Dit is echter anders indien de verkoper weet dat de koper voornemens is daarmee zijn vrouw om het leven te brengen. Deze verkoop is in dit geval nietig.
Leningsovereenkomst
In onderhavige kwestie draaide het om een man die zijn schuldeisers buiten de deur wilde houden door een substantieel deel van zijn vermogen aan zijn echtgenote in lening te geven. De man behield echter volledige beschikking over zijn vermogen. In de overeenkomst van geldlening verpandde de vrouw haar (toekomstige) vorderingen aan haar echtgenoot.
Nadat het huwelijk op de klippen is gelopen komt het tot verschillende juridische procedures, onder meer over terugbetaling van de lening. De man probeert zich uit hoofde van het pandrecht te verhalen op een geldvordering die de vrouw zou hebben op haar vader.
De vader voert hierop met succes aan dat de leningsovereenkomst inclusief de verpanding in strijd is met de goede zeden (art. 3:40 BW) en mitsdien nietig is.
In onderhavige kwestie leggen de voorzieningenrechter en het Hof de overeenkomst uit en volgen daarin de redenering van de vader. Zij overwegen dat reeds uit de tekst van de overeenkomst zelf blijkt dat de overeenkomst is gesloten louter met de bedoeling om het vermogen van de echtgenoot aan het verhaal van de schuldeisers te onttrekken. Volgens de rechters zijn hierdoor schuldeisers op onredelijke wijze in hun belangen benadeeld. Volgens het Hof is het nooit de bedoeling geweest om daadwerkelijk geld in lening te geven.
Hoge Raad
De echtgenoot stelt in cassatie dat de feitenrechters hebben miskend dat voor de nietigheid van de overeenkomst noodzakelijk is dat schuldeisers daadwerkelijk zijn benadeeld, zoals dat ook vereist is bij paulianeus en onrechtmatig handelen.
De Hoge Raad gaat hier niet in mee. Voor nietigheid van een rechtshandeling wegens strijd met de goede zeden wegens benadeling van schuldeisers is niet vereist dat ten tijde van het aangaan van de rechtshandeling vaststaat of aannemelijk is dat schuldeisers als gevolg van de rechtshandeling daadwerkelijk (zullen) worden benadeeld.
Kortom, de nietigheid volgt reeds uit de onzedelijke strekking van de rechtshandeling van de leningsovereenkomst, en (anders dan het geval is bij de rechtsgevolgen van paulianeus of onrechtmatig handelen) niet uit de nadelige gevolgen van de rechtshandeling voor anderen.
Om terug te keren naar het voorbeeld: de verkoop van een bijl terwijl de verkoper weet dat de koper hiermee iemand gaat vermoorden, is nietig. Niet relevant is of koper zijn voornemen daadwerkelijk ten uitvoer brengt.
Redelijkheid en billijkheid
Nietigheid is een sanctie met verstrekkende gevolgen. De rechtshandeling is nooit tot stand gekomen. Gelet hierop voegt de Hoge Raad nog toe dat een beroep op deze nietigheidsgrond onder omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar kan zijn.
Tot besluit
Partijen zijn in beginsel vrij om te bepalen welke afspraken zij onderling maken, behoudens (wettelijke) beperkingen. Het opstellen van overeenkomsten is mede daarom geen senicure. Te meer wanneer u te maken heeft met (dringende belangen van) derden, zoals schuldeisers.
Schuldeisers hebben op hun beurt een aantal middelen om te ageren tegen rechtshandelingen van de schuldenaar die hun verhaalsmogelijkheden frustreren, waarmee rekening moet worden gehouden.
Het is dan ook voor zowel schuldenaren als schuldeisers verstandig zich in deze situaties te laten adviseren. De advocaten van AKD hebben hierin ruime ervaring.
Hebt u specifieke vragen over het sluiten van overeenkomsten, of bijvoorbeeld hoe om te gaan met (de belangen van) schuldeisers? Neem dan contact op met Rolf Everhardus.