Soms willen overheden private initiatieven ondersteunen met relatief kleine bedragen. Dergelijke overheidsbijdragen leveren echter al gauw een voordeel op als de ontvanger een onderneming is. Dat betekent dat staatssteun een rol speelt, hoewel door de lage bedragen eigenlijk weinig effect op de interstatelijke handel te verwachten valt. Om tijd en kosten te besparen heeft de Europese Commissie de 'minimis' vrijstellingen in het leven geroepen. Een steunmaatregel die aan de vrijstellingsvoorwaarden voldoet, hoeft niet meer aan de Europese Commissie ter goedkeuring te worden voorgelegd.
Op 1 januari 2014 is een nieuwe 'de minimis' vrijstelling (Verordening 1407/2013) in werking getreden. De minimis steun die vanaf die datum wordt verleend dient aan deze nieuwe verordening te voldoen. Het algemene 'de minimis' plafond blijft 200.000 per onderneming over een periode van drie belastingjaren. Voor goederenvervoer over de weg blijft de verlaagde drempel van 100.000 gelden. Voor de landbouwsector geldt een andere vrijstellingsverordening. Tot zover niets nieuws.
Toch zijn er ook een aantal wijzigingen. De belangrijkste is, dat deze nieuwe regeling een artikel (3 lid 4) bevat, dat bepaalt dat steun is verleend op moment van ontstaan wettelijke aanspraak tot steunverlening, niet pas op moment van uitbetaling. Tot nog toe was het gebruikelijk om per periode van drie belastingjaren te bepalen, of het mandje van 200.000 al vol zat. Werd in een bepaald jaar een afspraak gemaakt om gedurende 10 jaar jaarlijks 50.000 aan 'de minimis' steun te geven aan een onderneming, dan ging men er vanuit dat dat mocht. Per drie belastingjaren werd immers maar 150.000 betaald. Onder de nieuwe regeling mag dit niet meer. Onder de nieuwe regeling moet je namelijk kijken naar het moment van de afdwingbare toezegging: wordt op enig moment een harde toezegging gedaan om gedurende 10 jaar jaarlijks 50.000 te betalen, dan wordt op het moment van toezegging dus eigenlijk 500.000 toegezegd. Dat is boven de 'de minimis' drempel en dus niet meer toegestaan. Komende tijd zal dus zeker discussie ontstaan wanneer nou sprake is van een afdwingbare toezegging of niet.
Verder is deze nieuwe verordening op een aantal punten veel specifieker dan de oude verordening. Dat biedt voor de praktijk meer houvast, maar daardoor ook minder vrijheid. Hoe ingrijpend de wijzigingen zijn, zal komende tijd duidelijk moeten worden.
Dit blog is geschreven door Maria van der Velden, voorheen werkzaam bij AKD.
Heeft u vragen naar aanleiding van dit blog? Neem dan contact op met Pieter Kuypers.
Soms willen overheden private initiatieven ondersteunen met relatief kleine bedragen. Dergelijke overheidsbijdragen leveren echter al gauw een voordeel op als de ontvanger een onderneming is. Dat betekent dat staatssteun een rol speelt, hoewel door de lage bedragen eigenlijk weinig effect op de interstatelijke handel te verwachten valt. Om tijd en kosten te besparen heeft de Europese Commissie de 'minimis' vrijstellingen in het leven geroepen. Een steunmaatregel die aan de vrijstellingsvoorwaarden voldoet, hoeft niet meer aan de Europese Commissie ter goedkeuring te worden voorgelegd.
Op 1 januari 2014 is een nieuwe 'de minimis' vrijstelling (Verordening 1407/2013) in werking getreden. De minimis steun die vanaf die datum wordt verleend dient aan deze nieuwe verordening te voldoen. Het algemene 'de minimis' plafond blijft 200.000 per onderneming over een periode van drie belastingjaren. Voor goederenvervoer over de weg blijft de verlaagde drempel van 100.000 gelden. Voor de landbouwsector geldt een andere vrijstellingsverordening. Tot zover niets nieuws.
Toch zijn er ook een aantal wijzigingen. De belangrijkste is, dat deze nieuwe regeling een artikel (3 lid 4) bevat, dat bepaalt dat steun is verleend op moment van ontstaan wettelijke aanspraak tot steunverlening, niet pas op moment van uitbetaling. Tot nog toe was het gebruikelijk om per periode van drie belastingjaren te bepalen, of het mandje van 200.000 al vol zat. Werd in een bepaald jaar een afspraak gemaakt om gedurende 10 jaar jaarlijks 50.000 aan 'de minimis' steun te geven aan een onderneming, dan ging men er vanuit dat dat mocht. Per drie belastingjaren werd immers maar 150.000 betaald. Onder de nieuwe regeling mag dit niet meer. Onder de nieuwe regeling moet je namelijk kijken naar het moment van de afdwingbare toezegging: wordt op enig moment een harde toezegging gedaan om gedurende 10 jaar jaarlijks 50.000 te betalen, dan wordt op het moment van toezegging dus eigenlijk 500.000 toegezegd. Dat is boven de 'de minimis' drempel en dus niet meer toegestaan. Komende tijd zal dus zeker discussie ontstaan wanneer nou sprake is van een afdwingbare toezegging of niet.
Verder is deze nieuwe verordening op een aantal punten veel specifieker dan de oude verordening. Dat biedt voor de praktijk meer houvast, maar daardoor ook minder vrijheid. Hoe ingrijpend de wijzigingen zijn, zal komende tijd duidelijk moeten worden.
Dit blog is geschreven door Maria van der Velden, voorheen werkzaam bij AKD.
Heeft u vragen naar aanleiding van dit blog? Neem dan contact op met Pieter Kuypers.