Nieuwsbrief Mededingingsrecht: Juni 2025

 12 juni 2025 | Blog

Afgelopen maand zijn weer een aantal belangrijke mededingingsrechtelijke ontwikkelingen voorbijgekomen. In deze nieuwsbrief worden de belangrijkste ontwikkelingen nader toegelicht.

Kartels

Advocaat-generaal Emiliou brengt conclusies uit in drie zaken over de relatie tussen sport en mededingingsrecht

De procedures in de zaken RCC Sports (C-209/23) en ROGON (C-428/23) hebben grotendeels betrekking op dezelfde kwesties. In beide zaken staat de vraag centraal of de regelgeving van sportbonden — te weten FIFA in de RCC Sports-zaak en de Duitse Voetbalbond in de ROGON-zaak — betreffende de activiteiten van spelersmakelaars, in strijd is met de artikelen 101 en 102 VWEU. En in beide zaken heeft advocaat-generaal Emiliou een conclusie uitgebracht.

De advocaat-generaal benadrukt allereerst dat de zogenaamde "sportuitzondering" zoals vastgesteld in het arrest Meca-Medina restrictief moet worden uitgelegd. Nationale en internationale sportorganisaties, zoals FIFA, mogen in beginsel regels vaststellen die van invloed zijn op de activiteiten van spelersmakelaars, maar alleen voor zover deze regels legitieme sportdoelstellingen nastreven. Louter economische belangen—of het nu gaat om de sportbonden zelf, voetbalclubs, spelers of makelaars—zijn onvoldoende om beperkingen van de mededinging te rechtvaardigen onder het Meca-Medina-kader.

Legitieme doelstellingen van algemeen (sport)belang kunnen bijvoorbeeld zijn: de bescherming van de gezondheid van sporters of het voorkomen van misbruik, fraude of onethisch gedrag—met name ten aanzien van jonge sporters—waaronder belangenconflicten. Bovendien moeten dergelijke regels objectief noodzakelijk zijn om de beoogde publieke belangen te realiseren. Dit vergt een zorgvuldige toetsing aan drie onderling samenhangende criteria:
1. of de regels zijn vastgesteld als reactie op een reële noodzaak om bepaalde doelstellingen na te streven;
2.  of zij getuigen van een samenhangende en consistente aanpak om die doelstellingen te bereiken; en
3. of de regels geschikt zijn om de doelstellingen daadwerkelijk te verwezenlijken.

De derde zaak, Tondela en anderen), (C-133/24) betreft een no-poach-afspraak tussen Portugese voetbalclubs tijdens het seizoen 2019/2020, dat werd beïnvloed door de COVID-19-pandemie. De clubs uit de eerste en tweede divisie kwamen overeen geen spelers aan te trekken die hun contract eenzijdig hadden beëindigd vanwege COVID-19-gerelateerde omstandigheden. De advocaat-generaal erkent dat no-poach-afspraken in de regel als mededingingsbeperkend naar strekking worden beschouwd, maar benadrukt dat ook in zulke gevallen de context van de afspraak in aanmerking moet worden genomen. In dit geval komt hij tot de conclusie dat de overeenkomst, gelet op de uitzonderlijke omstandigheden, niet als mededingingsbeperkend kan worden beschouwd en mogelijk zelfs mededingingsbevorderende effecten heeft gehad.

Hof van Justitie wijst arrest in Beevers Kaas over begrip overeenkomst in het kader van exclusieve distributieovereenkomsten

In een arrest van 8 mei 2025 in een prejudiciële procedure in de zaak Beevers Kaas (C-581/23) is het Hof van Justitie van de Europese Unie (“Hof van Justitie”) ingegaan op exclusieve distributieovereenkomsten en wanneer in dat kader sprake is van een overeenkomst in mededingingsrechtelijke zin.

Deze vraag is gerezen in een geschil tussen Beevers Kaas BV (‘Beevers Kaas’) – een distributeur van Beemster kaas, actief in België en Luxemburg – en het Ahold-concern waar supermarkten Albert Heijn en Delhaize deel van uitmaken (gezamenlijk: ‘Albert Heijn’). Beevers Kaas heeft in een nationale procedure in België Albert Heijn aangesproken wegens de distributie en verkoop van Beemster kaas in België, terwijl dit gebied volgens de overeenkomst tussen Beevers Kaas en de producent van Beemster kaas exclusief aan Beevers Kaas zou zijn toegewezen. Albert Heijn betoogt geen partij te zijn bij die overeenkomst en van de producent ook geen verplichting opgelegd te hebben gekregen om niet te distribueren en verkopen in België.

Het Hof van Justitie oordeelt dat in gevallen waarin een distributeur door een leverancier of producent conform de voorwaarden van de Groepsvrijstelling voor verticale overeenkomsten (nu Verordening 2022/720) als exclusieve distributeur voor een bepaald gebied wordt aangewezen, het aan de leverancier is om de distributeur te beschermen tegen actieve verkoop door andere afnemers/distributeurs. Of van dergelijke bescherming sprake is moet volgens het Hof van Justitie worden bekeken aan de hand van de vraag of er een overeenkomst – in mededingingsrechtelijke zin – tot stand is gekomen die aan andere distributeurs de verplichting oplegt om niet actief te verkopen in het exclusieve distributiegebied van Beevers Kaas.

Indien de overeenkomsten met andere afnemers niet zelf een dergelijk contractueel verbod bevatten dient, ten eerste, te worden nagegaan of door de leverancier is verzocht om af te zien van actieve verkoop in het exclusieve distributiegebied en, ten tweede, moet worden nagegaan of de andere distributeurs expliciet dan wel stilzwijgend hebben ingestemd met dit verzoek. De omstandigheid dat door andere distributeurs in de praktijk geen actieve verkopen worden verricht in het exclusieve distributiegebied is volgens het Hof van Justitie niet voldoende om aan te nemen dat een onderliggende overeenkomst bestaat. Een dergelijk feit kan echter wel een aanwijzing zijn, zeker als het gepaard gaat met bewijs van een uitdrukkelijk verzoek vanuit de leverancier. Het Hof van Justitie merkt daarbij op dat het bewijs slechts geldt voor de periode waarvoor is aangetoond dat sprake is van instemming vanuit de distributeur met het verzoek van de leverancier.

Misbruik machtspositie

Europese Commissie verzoekt markt om feedback op door Microsoft aangeboden commitments in onderzoek naar Microsoft Teams

De Europese Commissie (‘Commissie’) heeft de markt verzocht om feedback te geven op de door Microsoft aangeboden commitments in het onderzoek van de Commissie naar mogelijk verboden bundeling en koppelverkoop van Microsoft Teams met de producten Office 365 en Microsoft 365.

Op basis van de commitments biedt Microsoft het volgende aan:

  1. het beschikbaar stellen van versies van Office 365 en Microsoft 365 zonder Teams tegen een lagere prijs;
  2. het mogelijk maken voor klanten – ook onder bestaande contracten – om te switchen naar een versie van deze producten zonder Teams;
  3. het bieden van meer interoperabiliteit met andere Microsoft-producten en -diensten voor ontwikkelaars van met Teams concurrerende programma’s;
  4. het mogelijk maken voor consumenten om hun data vanuit Teams te verplaatsen om het gebruik van concurrerende programma’s te faciliteren.

Geïnteresseerden worden tot 16 juni 2025 in de gelegenheid gesteld om te reageren.

Concentratietoezicht

Commissie verzoekt om feedback over herziening Fusierichtsnoeren 

De Europese Commissie (“Commissie”) heeft een openbare raadpleging geopend om feedback te verzamelen over de herziening van de Richtsnoeren voor horizontale fusies en de Richtsnoeren voor niet-horizontale fusies (samen de “Fusierichtsnoeren”). In de Fusierichtsnoeren licht de Commissie toe hoe zij concentraties beoordeelt tussen ondernemingen die daadwerkelijke of potentiële concurrenten zijn (horizontale fusies) en ondernemingen die op verschillende relevante markten actief zijn (niet-horizontale fusies). Deze richtsnoeren dateren uit 2004 respectievelijk 2008. Sindsdien heeft de economie volgens de Commissie verschillende transformaties ondergaan, waaronder digitalisering, globalisering en decarbonisatie. Dit heeft de concurrentiedynamiek op veel markten veranderd. In de handhavingspraktijk van de Commissie en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (“Hof van Justitie”) zijn deze verandering al aan bod gekomen. Daarom wil de Commissie de Fusierichtsnoeren aanpassen aan de nieuwe situatie op de markt en daarbij de rechtspraak van het Hof van Justitie integreren.

Het verzoek om feedback bestaat uit een openbare algemene raadpleging en een uitgebreide vragenlijst en loopt tot 3 september 2025. De uitgebreide vragenlijst gaat op 7 onderwerpen in:

  1. Concurrentievermogen en veerkracht;
  2. Beoordeling van marktmacht aan de hand van structurele kenmerken en andere marktindicatoren;
  3. Innovatie en andere dynamische elementen in concentratietoezicht;
  4. Duurzaamheid en schone technologieën;
  5. Digitalisering;
  6. Efficiënties;
  7. Beleidsdoelstellingen, veiligheid en arbeidsmarktaspecten.

Daarnaast heeft de Commissie reeds op 25 maart 2025 een aanbesteding uitgeschreven voor een economische studie naar de dynamiek van fusies. De deadline voor inschrijving is op 20 mei 2025 gesloten.

Afgelopen maand zijn weer een aantal belangrijke mededingingsrechtelijke ontwikkelingen voorbijgekomen. In deze nieuwsbrief worden de belangrijkste ontwikkelingen nader toegelicht.

Kartels

Advocaat-generaal Emiliou brengt conclusies uit in drie zaken over de relatie tussen sport en mededingingsrecht

De procedures in de zaken RCC Sports (C-209/23) en ROGON (C-428/23) hebben grotendeels betrekking op dezelfde kwesties. In beide zaken staat de vraag centraal of de regelgeving van sportbonden — te weten FIFA in de RCC Sports-zaak en de Duitse Voetbalbond in de ROGON-zaak — betreffende de activiteiten van spelersmakelaars, in strijd is met de artikelen 101 en 102 VWEU. En in beide zaken heeft advocaat-generaal Emiliou een conclusie uitgebracht.

De advocaat-generaal benadrukt allereerst dat de zogenaamde "sportuitzondering" zoals vastgesteld in het arrest Meca-Medina restrictief moet worden uitgelegd. Nationale en internationale sportorganisaties, zoals FIFA, mogen in beginsel regels vaststellen die van invloed zijn op de activiteiten van spelersmakelaars, maar alleen voor zover deze regels legitieme sportdoelstellingen nastreven. Louter economische belangen—of het nu gaat om de sportbonden zelf, voetbalclubs, spelers of makelaars—zijn onvoldoende om beperkingen van de mededinging te rechtvaardigen onder het Meca-Medina-kader.

Legitieme doelstellingen van algemeen (sport)belang kunnen bijvoorbeeld zijn: de bescherming van de gezondheid van sporters of het voorkomen van misbruik, fraude of onethisch gedrag—met name ten aanzien van jonge sporters—waaronder belangenconflicten. Bovendien moeten dergelijke regels objectief noodzakelijk zijn om de beoogde publieke belangen te realiseren. Dit vergt een zorgvuldige toetsing aan drie onderling samenhangende criteria:
1. of de regels zijn vastgesteld als reactie op een reële noodzaak om bepaalde doelstellingen na te streven;
2.  of zij getuigen van een samenhangende en consistente aanpak om die doelstellingen te bereiken; en
3. of de regels geschikt zijn om de doelstellingen daadwerkelijk te verwezenlijken.

De derde zaak, Tondela en anderen), (C-133/24) betreft een no-poach-afspraak tussen Portugese voetbalclubs tijdens het seizoen 2019/2020, dat werd beïnvloed door de COVID-19-pandemie. De clubs uit de eerste en tweede divisie kwamen overeen geen spelers aan te trekken die hun contract eenzijdig hadden beëindigd vanwege COVID-19-gerelateerde omstandigheden. De advocaat-generaal erkent dat no-poach-afspraken in de regel als mededingingsbeperkend naar strekking worden beschouwd, maar benadrukt dat ook in zulke gevallen de context van de afspraak in aanmerking moet worden genomen. In dit geval komt hij tot de conclusie dat de overeenkomst, gelet op de uitzonderlijke omstandigheden, niet als mededingingsbeperkend kan worden beschouwd en mogelijk zelfs mededingingsbevorderende effecten heeft gehad.

Hof van Justitie wijst arrest in Beevers Kaas over begrip overeenkomst in het kader van exclusieve distributieovereenkomsten

In een arrest van 8 mei 2025 in een prejudiciële procedure in de zaak Beevers Kaas (C-581/23) is het Hof van Justitie van de Europese Unie (“Hof van Justitie”) ingegaan op exclusieve distributieovereenkomsten en wanneer in dat kader sprake is van een overeenkomst in mededingingsrechtelijke zin.

Deze vraag is gerezen in een geschil tussen Beevers Kaas BV (‘Beevers Kaas’) – een distributeur van Beemster kaas, actief in België en Luxemburg – en het Ahold-concern waar supermarkten Albert Heijn en Delhaize deel van uitmaken (gezamenlijk: ‘Albert Heijn’). Beevers Kaas heeft in een nationale procedure in België Albert Heijn aangesproken wegens de distributie en verkoop van Beemster kaas in België, terwijl dit gebied volgens de overeenkomst tussen Beevers Kaas en de producent van Beemster kaas exclusief aan Beevers Kaas zou zijn toegewezen. Albert Heijn betoogt geen partij te zijn bij die overeenkomst en van de producent ook geen verplichting opgelegd te hebben gekregen om niet te distribueren en verkopen in België.

Het Hof van Justitie oordeelt dat in gevallen waarin een distributeur door een leverancier of producent conform de voorwaarden van de Groepsvrijstelling voor verticale overeenkomsten (nu Verordening 2022/720) als exclusieve distributeur voor een bepaald gebied wordt aangewezen, het aan de leverancier is om de distributeur te beschermen tegen actieve verkoop door andere afnemers/distributeurs. Of van dergelijke bescherming sprake is moet volgens het Hof van Justitie worden bekeken aan de hand van de vraag of er een overeenkomst – in mededingingsrechtelijke zin – tot stand is gekomen die aan andere distributeurs de verplichting oplegt om niet actief te verkopen in het exclusieve distributiegebied van Beevers Kaas.

Indien de overeenkomsten met andere afnemers niet zelf een dergelijk contractueel verbod bevatten dient, ten eerste, te worden nagegaan of door de leverancier is verzocht om af te zien van actieve verkoop in het exclusieve distributiegebied en, ten tweede, moet worden nagegaan of de andere distributeurs expliciet dan wel stilzwijgend hebben ingestemd met dit verzoek. De omstandigheid dat door andere distributeurs in de praktijk geen actieve verkopen worden verricht in het exclusieve distributiegebied is volgens het Hof van Justitie niet voldoende om aan te nemen dat een onderliggende overeenkomst bestaat. Een dergelijk feit kan echter wel een aanwijzing zijn, zeker als het gepaard gaat met bewijs van een uitdrukkelijk verzoek vanuit de leverancier. Het Hof van Justitie merkt daarbij op dat het bewijs slechts geldt voor de periode waarvoor is aangetoond dat sprake is van instemming vanuit de distributeur met het verzoek van de leverancier.

Misbruik machtspositie

Europese Commissie verzoekt markt om feedback op door Microsoft aangeboden commitments in onderzoek naar Microsoft Teams

De Europese Commissie (‘Commissie’) heeft de markt verzocht om feedback te geven op de door Microsoft aangeboden commitments in het onderzoek van de Commissie naar mogelijk verboden bundeling en koppelverkoop van Microsoft Teams met de producten Office 365 en Microsoft 365.

Op basis van de commitments biedt Microsoft het volgende aan:

  1. het beschikbaar stellen van versies van Office 365 en Microsoft 365 zonder Teams tegen een lagere prijs;
  2. het mogelijk maken voor klanten – ook onder bestaande contracten – om te switchen naar een versie van deze producten zonder Teams;
  3. het bieden van meer interoperabiliteit met andere Microsoft-producten en -diensten voor ontwikkelaars van met Teams concurrerende programma’s;
  4. het mogelijk maken voor consumenten om hun data vanuit Teams te verplaatsen om het gebruik van concurrerende programma’s te faciliteren.

Geïnteresseerden worden tot 16 juni 2025 in de gelegenheid gesteld om te reageren.

Concentratietoezicht

Commissie verzoekt om feedback over herziening Fusierichtsnoeren 

De Europese Commissie (“Commissie”) heeft een openbare raadpleging geopend om feedback te verzamelen over de herziening van de Richtsnoeren voor horizontale fusies en de Richtsnoeren voor niet-horizontale fusies (samen de “Fusierichtsnoeren”). In de Fusierichtsnoeren licht de Commissie toe hoe zij concentraties beoordeelt tussen ondernemingen die daadwerkelijke of potentiële concurrenten zijn (horizontale fusies) en ondernemingen die op verschillende relevante markten actief zijn (niet-horizontale fusies). Deze richtsnoeren dateren uit 2004 respectievelijk 2008. Sindsdien heeft de economie volgens de Commissie verschillende transformaties ondergaan, waaronder digitalisering, globalisering en decarbonisatie. Dit heeft de concurrentiedynamiek op veel markten veranderd. In de handhavingspraktijk van de Commissie en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (“Hof van Justitie”) zijn deze verandering al aan bod gekomen. Daarom wil de Commissie de Fusierichtsnoeren aanpassen aan de nieuwe situatie op de markt en daarbij de rechtspraak van het Hof van Justitie integreren.

Het verzoek om feedback bestaat uit een openbare algemene raadpleging en een uitgebreide vragenlijst en loopt tot 3 september 2025. De uitgebreide vragenlijst gaat op 7 onderwerpen in:

  1. Concurrentievermogen en veerkracht;
  2. Beoordeling van marktmacht aan de hand van structurele kenmerken en andere marktindicatoren;
  3. Innovatie en andere dynamische elementen in concentratietoezicht;
  4. Duurzaamheid en schone technologieën;
  5. Digitalisering;
  6. Efficiënties;
  7. Beleidsdoelstellingen, veiligheid en arbeidsmarktaspecten.

Daarnaast heeft de Commissie reeds op 25 maart 2025 een aanbesteding uitgeschreven voor een economische studie naar de dynamiek van fusies. De deadline voor inschrijving is op 20 mei 2025 gesloten.