Ondergeschikte functies; is daarvoor het perceel of het bestemmingsvlak bepalend?

 23 mei 2019 | Blog

Als een bestemming ondergeschikte functies toelaat, zoals bijvoorbeeld ondergeschikte parkeervoorzieningen, rijst regelmatig de vraag of die ondergeschiktheid moet worden bezien in relatie tot het totale bestemmingsvlak of dat deze ondergeschiktheid moet worden bezien op perceelsniveau.

De Afdeling heeft hierover op 15 mei 2019 een interessante uitspraak gedaan. Uit deze uitspraak blijkt dat ingeval de bestemming is gerelateerd aan een hoofdgebouw, de ondergeschikte functie moet worden bezien op perceelsniveau. Daarmee is van ondergeschiktheid feitelijk minder snel sprake.

De casus
VvE Appartementencomplex De Rozenburgh vroeg een omgevingsvergunning aan voor het realiseren van 7 parkeerplaatsen op een deel van haar terrein in Heemstede. Het desbetreffende stukje grond, dat in gebruik is als groenstrook, grenst aan een naast het appartementencomplex gelegen blok huizen en heeft gedeeltelijk de bestemming 'Tuin' en gedeeltelijk de bestemming 'Wonen'. Volgens de planregels zijn de gronden met de bestemming 'Tuin' onder meer bestemd voor tuinen, behorende bij hoofdgebouwen, met daaraan ondergeschikte parkeervoorzieningen. De gronden met de bestemming 'Wonen' zijn onder meer bestemd voor wonen en niet voor bewoning bestemde bijgebouwen, inclusief daaraan ondergeschikte parkeervoorzieningen.

Het college heeft de omgevingsvergunning geweigerd omdat de parkeerplaatsen in strijd zouden zijn met het bestemmingsplan. Daarnaast wil het college, bij afweging van de belangen, het belang van de omwonenden bij het behoud van de groenstrook laten prevaleren boven het belang van de VvE bij de parkeerplaatsen.

Oordeel van de rechtbank
De VvE is daarop in beroep gegaan bij de rechtbank. Deze heeft de VvE gelijk gegeven. Volgens de rechtbank moeten de gronden, waarop de parkeerplaatsen zijn voorzien, worden bezien als onderdeel van de gehele, aansluitende (perceel overstijgende) bestemmingsvlakken 'Wonen' en 'Tuin', waaraan de onderhavige parkeerplaatsen ondergeschikt zijn. Van strijd met het bestemmingsplan is volgens de rechtbank dan ook geen sprake.

Oordeel van de Afdeling
Omwonenden gaan vervolgens in hoger beroep bij de Afdeling. Volgens hen is de uitleg van de rechtbank in strijd met de bedoeling van de planwetgever. De Afdeling geeft de omwonenden gelijk. De Afdeling acht daarbij van belang dat volgens de planregels de gronden met de bestemming 'Tuin' geacht worden te behoren bij hoofdgebouwen c.q. woningen. Ook de binnen de bestemming 'Wonen' aangewezen gronden buiten het bouwvlak moeten volgens de Afdeling worden beschouwd als erf behorend bij een specifiek hoofdgebouw. Gegeven het vereiste verband met een hoofdgebouw moet volgens de Afdeling daarom op perceelsniveau worden gekeken naar de ondergeschiktheid.

De Afdeling is uiteindelijk van oordeel dat de beoogde parkeervoorzieningen niet als ondergeschikt zijn aan te merken. Met de beoogde parkeervoorzieningen zouden de onbebouwde gronden met de bestemming 'Wonen' volledig in gebruik worden genomen voor parkeren. Bovendien is in de toelichting bij het bestemmingsplan vermeld dat de bestemming 'Tuin' een groene, open overgangszone tussen onder meer de weg en bebouwing vormt. Door het stukje grond met de bestemming 'Tuin' volledig in gebruik te nemen als parkeerterrein, verdwijnt de bedoelde overgangszone.

Wat betekent dit oordeel voor de praktijk
Uit de uitspraak van 15 mei 2019 blijkt dat de wijze waarop de planregels zijn geformuleerd hoe kan het ook anders maatgevend zijn. Voor het oordeel dat de ondergeschikte functies op perceelsniveau moeten worden bezien, acht de Afdeling van belang dat volgens de doeleindenomschrijving de bestemmingen zijn gerelateerd aan een hoofdgebouw. Hoewel bestemmingen vaak zijn gerelateerd aan een hoofdgebouw, hoeft dat echter niet altijd het geval te zijn. Zo kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een plantsoen dat de bestemming 'Groen' heeft en waarbinnen ondergeschikte parkeervoorzieningen zijn toegestaan. In dat geval zou naar mijn mening, voor zover sprake mocht zijn van meerdere percelen, de ondergeschiktheid van de parkeervoorzieningen moeten worden bezien op het niveau van het bestemmingsvlak. 

Als een bestemming ondergeschikte functies toelaat, zoals bijvoorbeeld ondergeschikte parkeervoorzieningen, rijst regelmatig de vraag of die ondergeschiktheid moet worden bezien in relatie tot het totale bestemmingsvlak of dat deze ondergeschiktheid moet worden bezien op perceelsniveau.

De Afdeling heeft hierover op 15 mei 2019 een interessante uitspraak gedaan. Uit deze uitspraak blijkt dat ingeval de bestemming is gerelateerd aan een hoofdgebouw, de ondergeschikte functie moet worden bezien op perceelsniveau. Daarmee is van ondergeschiktheid feitelijk minder snel sprake.

De casus
VvE Appartementencomplex De Rozenburgh vroeg een omgevingsvergunning aan voor het realiseren van 7 parkeerplaatsen op een deel van haar terrein in Heemstede. Het desbetreffende stukje grond, dat in gebruik is als groenstrook, grenst aan een naast het appartementencomplex gelegen blok huizen en heeft gedeeltelijk de bestemming 'Tuin' en gedeeltelijk de bestemming 'Wonen'. Volgens de planregels zijn de gronden met de bestemming 'Tuin' onder meer bestemd voor tuinen, behorende bij hoofdgebouwen, met daaraan ondergeschikte parkeervoorzieningen. De gronden met de bestemming 'Wonen' zijn onder meer bestemd voor wonen en niet voor bewoning bestemde bijgebouwen, inclusief daaraan ondergeschikte parkeervoorzieningen.

Het college heeft de omgevingsvergunning geweigerd omdat de parkeerplaatsen in strijd zouden zijn met het bestemmingsplan. Daarnaast wil het college, bij afweging van de belangen, het belang van de omwonenden bij het behoud van de groenstrook laten prevaleren boven het belang van de VvE bij de parkeerplaatsen.

Oordeel van de rechtbank
De VvE is daarop in beroep gegaan bij de rechtbank. Deze heeft de VvE gelijk gegeven. Volgens de rechtbank moeten de gronden, waarop de parkeerplaatsen zijn voorzien, worden bezien als onderdeel van de gehele, aansluitende (perceel overstijgende) bestemmingsvlakken 'Wonen' en 'Tuin', waaraan de onderhavige parkeerplaatsen ondergeschikt zijn. Van strijd met het bestemmingsplan is volgens de rechtbank dan ook geen sprake.

Oordeel van de Afdeling
Omwonenden gaan vervolgens in hoger beroep bij de Afdeling. Volgens hen is de uitleg van de rechtbank in strijd met de bedoeling van de planwetgever. De Afdeling geeft de omwonenden gelijk. De Afdeling acht daarbij van belang dat volgens de planregels de gronden met de bestemming 'Tuin' geacht worden te behoren bij hoofdgebouwen c.q. woningen. Ook de binnen de bestemming 'Wonen' aangewezen gronden buiten het bouwvlak moeten volgens de Afdeling worden beschouwd als erf behorend bij een specifiek hoofdgebouw. Gegeven het vereiste verband met een hoofdgebouw moet volgens de Afdeling daarom op perceelsniveau worden gekeken naar de ondergeschiktheid.

De Afdeling is uiteindelijk van oordeel dat de beoogde parkeervoorzieningen niet als ondergeschikt zijn aan te merken. Met de beoogde parkeervoorzieningen zouden de onbebouwde gronden met de bestemming 'Wonen' volledig in gebruik worden genomen voor parkeren. Bovendien is in de toelichting bij het bestemmingsplan vermeld dat de bestemming 'Tuin' een groene, open overgangszone tussen onder meer de weg en bebouwing vormt. Door het stukje grond met de bestemming 'Tuin' volledig in gebruik te nemen als parkeerterrein, verdwijnt de bedoelde overgangszone.

Wat betekent dit oordeel voor de praktijk
Uit de uitspraak van 15 mei 2019 blijkt dat de wijze waarop de planregels zijn geformuleerd hoe kan het ook anders maatgevend zijn. Voor het oordeel dat de ondergeschikte functies op perceelsniveau moeten worden bezien, acht de Afdeling van belang dat volgens de doeleindenomschrijving de bestemmingen zijn gerelateerd aan een hoofdgebouw. Hoewel bestemmingen vaak zijn gerelateerd aan een hoofdgebouw, hoeft dat echter niet altijd het geval te zijn. Zo kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een plantsoen dat de bestemming 'Groen' heeft en waarbinnen ondergeschikte parkeervoorzieningen zijn toegestaan. In dat geval zou naar mijn mening, voor zover sprake mocht zijn van meerdere percelen, de ondergeschiktheid van de parkeervoorzieningen moeten worden bezien op het niveau van het bestemmingsvlak.