Onderschat de impact van de gemeentelijke welstandstoets niet!

 9 mei 2019 | Nieuws

Supermarkten opgelet! De Afdeling heeft recentelijk (opnieuw) geoordeeld dat bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning detailhandel niet te lichtzinnig kan worden omgegaan met de redelijke eisen van welstand. Wanneer de welstandscommissie van oordeel is dat het bouwplan niet past binnen het beoogde (landschappelijke) karakter van het gebied, kan het college hier in beginsel doorslaggevende betekenis aan toekennen en de gevraagde omgevingsvergunning weigeren. In dit oordeel mogen ook de welstandscriteria van omliggende gebieden worden meegewogen. De mogelijkheden om het bouwplan aan te passen, om zo alsnog aan de welstandseisen te voldoen, zijn bovendien beperkt.

Bouwplan voldoet volgens college niet aan de redelijke eisen van welstand
Het ging in deze casus om de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de bouw van twee gebouwen voor detailhandel en bijbehorende vlaggenmasten en reclamezuil. Het college van B&W van Langedijk heeft deze omgevingsvergunning geweigerd aangezien het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan, dat enkel een tuincentrum toestaat. Na een vernietiging van dit besluit door de rechtbank heeft het college geoordeeld dat de omgevingsvergunning (wederom) niet kan worden verleend, omdat het bouwplan niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand.

Het college heeft dit oordeel gebaseerd op het advies van de welstandscommissie. De commissie heeft geadviseerd dat het plan qua situering, gebouwtypologie, architectuur en gebouwinrichting onvoldoende aansluit bij de beoogde landschappelijke kwaliteit van het gebied. Door appellant is in hoger beroep een second opinion overgelegd waarin is uiteengezet dat er aan het welstandsadvies gebreken kleven.

College mag aan welstandsadvies doorslaggevende betekenis toekennen
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, mag het college - hoewel zij niet gebonden is aan het welstandsadvies - aan het advies doorslaggevende betekenis toekennen. Dit is alleen anders indien het welstandsadvies zodanige gebreken vertoont dat het college dit niet in redelijkheid aan zijn oordeel omtrent welstand ten grondslag had mogen leggen. Dat de second opinion een andere waardering aan het bouwplan heeft gegeven, betekent niet dat het welstandsadvies niet toereikend is voor het genomen besluit. De volgende afwegingen worden door de Afdeling gemaakt:

1.    Beoordelingskader welstandcommissie

De Afdeling overweegt dat bij gebrek aan criteria voor bebouwing zoals in het bouwplan, de commissie ook mocht toetsen aan de algemene welstandscriteria. Omdat het perceel gelegen is op de grens met andere welstandsgebieden, mocht de commissie rekening houden met de welstandsambitie van het naastgelegen gebied.

2.    Bebouwingsmogelijkheden binnen de welstandscriteria

Daarnaast heeft de commissie met het welstandsadvies de in het bestemmingsplan neergelegde bebouwingsmogelijkheden niet miskent. Bij het ontwerpen hiervan zijn volgens de commissie diverse oplossingen mogelijk om het gebouw in te passen in het gebied, maar deze zijn door appellant niet ingezet. Er bestaat volgens de Afdeling dan ook geen grond voor het oordeel dat het welstandadvies het onmogelijk maakt om binnen de mogelijkheden van het bestemmingsplan een passend bouwplan te maken dat voldoet aan de redelijke eisen van welstand.

3.    Mogelijkheden om het bouwplan aan te passen

Ten slotte oordeelt de Afdeling dat het college appellant ook niet in de gelegenheid hoefde te stellen om het bouwplan zodanig aan te passen dat geen strijd meer bestaat met de redelijke eisen van welstand. Volgens de second opinion kon het bouwplan met wijzigingen van ondergeschikte aard in overeenstemming met de welstandseisen worden gebracht, maar de commissie heeft dit gemotiveerd weersproken.

Gevolgen voor de praktijk: vroegtijdig rekening houden met de welstandsnota
De Afdeling komt tot de conclusie dat het college zich, mede op basis van het door de commissie uitgebrachte advies, op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bouwplan in strijd is met de redelijke eisen van welstand. In de praktijk blijkt dus maar weer dat de commissie wel degelijk een grote rol kan hebben. Het is dus van belang om in bouwplannen vroegtijdig rekening te houden met de welstandsnota.  

Uitspraak ABRvS 27 februari 2019, ECLI:NL:2019:607.

Supermarkten opgelet! De Afdeling heeft recentelijk (opnieuw) geoordeeld dat bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning detailhandel niet te lichtzinnig kan worden omgegaan met de redelijke eisen van welstand. Wanneer de welstandscommissie van oordeel is dat het bouwplan niet past binnen het beoogde (landschappelijke) karakter van het gebied, kan het college hier in beginsel doorslaggevende betekenis aan toekennen en de gevraagde omgevingsvergunning weigeren. In dit oordeel mogen ook de welstandscriteria van omliggende gebieden worden meegewogen. De mogelijkheden om het bouwplan aan te passen, om zo alsnog aan de welstandseisen te voldoen, zijn bovendien beperkt.

Bouwplan voldoet volgens college niet aan de redelijke eisen van welstand
Het ging in deze casus om de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de bouw van twee gebouwen voor detailhandel en bijbehorende vlaggenmasten en reclamezuil. Het college van B&W van Langedijk heeft deze omgevingsvergunning geweigerd aangezien het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan, dat enkel een tuincentrum toestaat. Na een vernietiging van dit besluit door de rechtbank heeft het college geoordeeld dat de omgevingsvergunning (wederom) niet kan worden verleend, omdat het bouwplan niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand.

Het college heeft dit oordeel gebaseerd op het advies van de welstandscommissie. De commissie heeft geadviseerd dat het plan qua situering, gebouwtypologie, architectuur en gebouwinrichting onvoldoende aansluit bij de beoogde landschappelijke kwaliteit van het gebied. Door appellant is in hoger beroep een second opinion overgelegd waarin is uiteengezet dat er aan het welstandsadvies gebreken kleven.

College mag aan welstandsadvies doorslaggevende betekenis toekennen
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, mag het college - hoewel zij niet gebonden is aan het welstandsadvies - aan het advies doorslaggevende betekenis toekennen. Dit is alleen anders indien het welstandsadvies zodanige gebreken vertoont dat het college dit niet in redelijkheid aan zijn oordeel omtrent welstand ten grondslag had mogen leggen. Dat de second opinion een andere waardering aan het bouwplan heeft gegeven, betekent niet dat het welstandsadvies niet toereikend is voor het genomen besluit. De volgende afwegingen worden door de Afdeling gemaakt:

1.    Beoordelingskader welstandcommissie

De Afdeling overweegt dat bij gebrek aan criteria voor bebouwing zoals in het bouwplan, de commissie ook mocht toetsen aan de algemene welstandscriteria. Omdat het perceel gelegen is op de grens met andere welstandsgebieden, mocht de commissie rekening houden met de welstandsambitie van het naastgelegen gebied.

2.    Bebouwingsmogelijkheden binnen de welstandscriteria

Daarnaast heeft de commissie met het welstandsadvies de in het bestemmingsplan neergelegde bebouwingsmogelijkheden niet miskent. Bij het ontwerpen hiervan zijn volgens de commissie diverse oplossingen mogelijk om het gebouw in te passen in het gebied, maar deze zijn door appellant niet ingezet. Er bestaat volgens de Afdeling dan ook geen grond voor het oordeel dat het welstandadvies het onmogelijk maakt om binnen de mogelijkheden van het bestemmingsplan een passend bouwplan te maken dat voldoet aan de redelijke eisen van welstand.

3.    Mogelijkheden om het bouwplan aan te passen

Ten slotte oordeelt de Afdeling dat het college appellant ook niet in de gelegenheid hoefde te stellen om het bouwplan zodanig aan te passen dat geen strijd meer bestaat met de redelijke eisen van welstand. Volgens de second opinion kon het bouwplan met wijzigingen van ondergeschikte aard in overeenstemming met de welstandseisen worden gebracht, maar de commissie heeft dit gemotiveerd weersproken.

Gevolgen voor de praktijk: vroegtijdig rekening houden met de welstandsnota
De Afdeling komt tot de conclusie dat het college zich, mede op basis van het door de commissie uitgebrachte advies, op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bouwplan in strijd is met de redelijke eisen van welstand. In de praktijk blijkt dus maar weer dat de commissie wel degelijk een grote rol kan hebben. Het is dus van belang om in bouwplannen vroegtijdig rekening te houden met de welstandsnota.  

Uitspraak ABRvS 27 februari 2019, ECLI:NL:2019:607.