Onrechtmatig (verkregen) bewijs en de arbeidsrechtpraktijk

 18 augustus 2020 | Publicatie

In april 2014 heeft de Hoge Raad zich in een civiele kwestie (na tientallen jaren weer eens) uitgelaten over de (on)toelaatbaarheid van onrechtmatig (verkregen) bewijs door schending van het recht op privacy.

In deze bijdrage besteedt Pieter Huys aandacht aan deze (verzekeringsrecht)zaak – die ondanks zijn leeftijd allesbehalve aan actualiteitswaarde heeft verloren – en gaat hij in op de vraag hoe lagere rechters hiermee in de arbeidsrechtpraktijk omgaan tegen de achtergrond dat het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer zich ook uitstrekt tot de verhouding tussen werkgever en werknemer.

Lees hier het artikel.

In april 2014 heeft de Hoge Raad zich in een civiele kwestie (na tientallen jaren weer eens) uitgelaten over de (on)toelaatbaarheid van onrechtmatig (verkregen) bewijs door schending van het recht op privacy.

In deze bijdrage besteedt Pieter Huys aandacht aan deze (verzekeringsrecht)zaak – die ondanks zijn leeftijd allesbehalve aan actualiteitswaarde heeft verloren – en gaat hij in op de vraag hoe lagere rechters hiermee in de arbeidsrechtpraktijk omgaan tegen de achtergrond dat het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer zich ook uitstrekt tot de verhouding tussen werkgever en werknemer.

Lees hier het artikel.