Op gebrekkig onderhoud van wegen komt de gemeente niet zonder meer strafrechtelijke immuniteit toe

5 maart 2018 | Blog

Recent, op 20 februari 2018, wees de Hoge Raad een interessant arrest inzake het ontbreken van strafrechtelijke immuniteit van een gemeente (ECLI:NL:HR:2018:236). Het ging daarbij om een zaak waarbij als gevolg van nalatig wegonderhoud een dodelijk verkeersongeval plaatsvond.

Dood door schuld
In deze kwestie was sprake van een ongeval op 31 maart 2009 waarbij een motorrijdster de macht over het stuur verloor, met de motor ten val kwam en in botsing kwam met een tegemoetkomende auto. De bestuurster van de motor en haar passagier kwamen om het leven. De rechtbank nam aan dat het ongeval werd veroorzaakt door de aanwezigheid van een aantal hobbels in het wegdek door de wortels van in de berm staande bomen. Al in april 2007 had de gemeente na inspectie waarschuwingsborden met als opschrift "slecht wegdek" geplaatst. Daarna waren nog meer inspecties uitgevoerd zonder dat deze de gemeente aanleiding gaven om nadere maatregelen te nemen. In oktober 2008 werd opnieuw telefonisch melding gemaakt van het slechte wegdek. Op 1 maart 2009 kwam een motorrijder ter plekke ten val. Op dezelfde dag klaagde een inwoner van de gemeente over de slechte toestand van de weg. Op 3 maart 2009 werd andermaal een inspectie uitgevoerd, maar de metingen die toen zijn verricht zijn niet tot stand gekomen volgens de door het CROW4 aanbevolen methodiek, waardoor de uitkomsten minder verontrustend waren. De rechtbank nam geen strafrechtelijke immuniteit van de gemeente aan en verklaarde het OM ontvankelijk in de vervolging. De rechtbank veroordeelde de gemeente wegens dood door schuld tot een geldboete van € 22.500 waarvan € 7.500 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Cassatie in het belang der wet
De AG bij de Hoge Raad stelde cassatie in het belang der wet in, nu hij meende dat de gemeente wel strafrechtelijke immuniteit toekwam. De Hoge Raad verwerpt het beroep deels en oordeelt dat hoewel de tenlastegelegde gedragingen zien op het nalaten van het plegen van onderhoud aan de weg, deze gedragingen niet kunnen worden beschouwd als gedragingen die rechtens niet anders dan door bestuursfunctionarissen kunnen worden verricht. Op grond van art. 16 Wegenwet rust op de gemeente een zorgplicht met betrekking tot het wegbeheer. Die zorgplicht betekent echter niet dat het feitelijke onderhoud van de wegen - en daarmee ook het nalaten van het plegen van dit onderhoud - naar zijn aard en gelet op het wettelijk systeem niet door anderen dan bestuursfunctionarissen in het kader van de uitvoering van de aan het openbaar lichaam opgedragen bestuurstaak kan worden verricht. Aldus blijft de Hoge Raad binnen de grenzen van het Pikmeer II-criterium uit ECLI:NL:HR:1998:AA9342, maar wordt wel zichtbaar hoe nauw deze grenzen luisteren. Het Openbaar Ministerie was dan ook ontvankelijk is in de vervolging voor zover aan de gemeente wordt verweten dat zij heeft nagelaten voldoende (deugdelijk) onderhoud te (laten) plegen aan het betrokken wegdek door onvoldoende zorg te dragen voor een (voldoende) geëgaliseerd en/of veilig wegdek.

Juridisch advies of meer informatie? 

Heeft u vragen naar aanleiding van dit blog? Neem dan contact op met Frits Schneider.

Meld u aan voor onze nieuwsbrieven