Plafond in een beleidsregel: schaarse vergunningen en de Dienstenrichtlijn

14 februari 2020 | Blog

Sinds de Vlaardingen-uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak heeft het leerstuk van schaarse vergunningen veel aandacht gekregen. Uitgangspunt is dat wanneer het aantal beschikbare vergunningen lager is dan het aantal potentiële gegadigden, de gegadigden de ruimte moeten krijgen om mee te dingen naar deze (schaarse) vergunningen.

Een terugkerende vraag is of een vergunning ook schaars kan zijn als het plafond is opgenomen in een beleidsregel. Zo’n plafond is namelijk niet keihard: op grond van artikel 4:84 Awb kan hier onder omstandigheden van worden afgeweken. In zijn conclusie in de Windmolenpark Zeewolde-zaak liet staatsraad-advocaat generaal Widdershoven deze vraag bewust onbeantwoord: “De vraag of op gemeentelijk niveau een in een beleidsregel opgenomen vergunningenplafond zou kunnen leiden tot een schaarse (buitenplanse) omgevingsvergunning […] wordt in deze conclusie – gelet op het te theoretische karakter daarvan – niet besproken.” De rechtbank Gelderland heeft deze vraag nu bevestigend beantwoord: ook een plafond in een beleidsregel leidt tot schaarse vergunningen.

Schaarste door beleidsregels

In een uitspraak van 11 februari 2020 gaat de rechtbank Gelderland wel in op deze vraag. Aan de orde was een beleidsregel van het college van de gemeente Nijmegen, op grond waarvan niet meer dan acht standplaatsvergunningen in het centrum en niet meer dan twee standplaatsvergunningen op locaties buiten het centrum worden verleend. Het college was van mening dat de vergunningen schaars zijn en dat deze op grond van artikel 11, eerste lid, onder b, van de Dienstenrichtlijn slechts voor bepaalde tijd kunnen worden verleend. Twee vergunninghouders waren het hier niet mee eens. Volgens hen was de vergunning niet schaars, omdat het plafond slechts in een beleidsregel was opgenomen.

De rechtbank Gelderland concludeert echter dat ook een plafond in een beleidsregel leidt tot schaarste. Dat artikel 4:84 Awb een inherente afwijkingsbevoegdheid biedt doet daar niet aan af, omdat het aantal vergunning op zichzelf nog steeds beperkt kan worden. Ook het feit dat het plafond niet door de raad maar door het college is vastgesteld maakt dit niet anders.

De rechtbank gaat vervolgens in op de vraag of de maximering van het aantal vergunningen in overeenstemming is met de Dienstenrichtlijn. Dat is het geval: het plafond is noodzakelijk vanwege en evenredig met een dwingende reden van algemeen belang, namelijk de bescherming van de openbare ruimte, orde en veiligheid.

Conclusies voor de praktijk

Hoewel de rechtbank het begrip ‘schaarste’ hier benadert op grond van de Dienstenrichtlijn, gaat de redenering van de rechtbank waarschijnlijk ook op voor vergunningen waar de Dienstenrichtlijn niet op van toepassing is. Waar het om gaat is dat het aantal te verlenen vergunningen ook op grond van een beleidsregel beperkt kan worden. Een bestuursorgaan is namelijk gebonden aan het eigen beleid. De afwijkingsbevoegdheid op grond van artikel 4:84 Awb geldt slechts in bijzondere gevallen.

Het komt met enige regelmaat voor dat bestuursorganen het aantal te verlenen vergunningen in een beleidsregel aan banden leggen. Denk daarbij niet alleen aan een absoluut plafond van het aantal vergunningen zelf, maar bijvoorbeeld ook aan een maximaal aantal vierkante meters waarop zonneparken kunnen worden vergund. Bestuursorganen moeten er in die gevallen dus op bedacht zijn dat die maxima kunnen leiden tot verplichtingen in het kader van het schaarse vergunningen-leerstuk en de Dienstenrichtlijn.

Wilt u meer weten over schaarse vergunningen en de Dienstenrichtlijn? Neem dan contact op met Sammie Elbertsen of Daan Pinxter.

Meld u aan voor onze nieuwsbrieven