Ruimtelijke inpassing zonneparken: overeenkomst is niet genoeg

24 december 2019 | Blog

Zonneparken schieten overal in Nederland als paddenstoelen uit de grond. De landschappelijke inpassing is daarbij bijna altijd een belangrijk punt (van twist); veel mensen ervaren zonneparken niet als een verrijking van het landschap.  

In een uitspraak van 4 december 2019 stond de landschappelijke inpassing van een zonnepark centraal. Hierin oordeelt de Afdeling dat de ruimtelijke inpassing van het zonnepark onvoldoende is gewaarborgd, aangezien de uitvoering hiervan voor een groot deel (alleen) in een overeenkomst is vastgelegd. En dat is, conform vaste jurisprudentie, onvoldoende.    

Aanleiding
In de omgevingsvergunning waar deze zaak om draait staat dat het landschapsplan binnen één jaar uitgevoerd moet worden. De nadere invulling van het landschapsplan – het beheer- en beplantingsplan – en het uitvoeren daarvan, is (alleen) in een overeenkomst vastgelegd. Het beheer- en beplantingsplan maken dus geen onderdeel uit van de omgevingsvergunning.

Het landschapsplan, dat (wel) onderdeel uitmaakt van de omgevingsvergunning, voorziet dus in een kader, maar de nadere invulling daarvan moet nog worden uitgewerkt in het beheer- en beplantingsplan. En dat moet (later nog) gebeuren in een overeenkomst. De vraag is nu of de ruimtelijke inpassing hiermee voldoende is gewaarborgd.

Afspraken afdwingbaar voor derden?
Volgens vaste jurisprudentie “biedt een privaatrechtelijke overeenkomst […] onvoldoende zekerheid dat de benodigde inrichting daadwerkelijk zal worden gerealiseerd” (zie bijv. r.o. 6.2 van deze uitspraak). Die onzekerheid vloeit voort uit het feit dat de afspraken door niet-contractspartijen (lees: partijen die niet de gemeente zijn) niet in rechte kunnen worden afgedwongen. Zouden de afspraken daarentegen in een planologische regeling opgenomen zijn, dan kunnen (belanghebbende) derden deze afspraken wel in rechte afdwingen.

Ruimtelijke inpassing is onvoldoende gewaarborgd
Niet geheel verrassend beslist de Afdeling hier dan ook dat de ruimtelijke inpassing van het zonnepark onvoldoende gewaarborgd is. Omdat de uitvoering grotendeels in een overeenkomst – en niet (tevens) in de omgevingsvergunning – is geregeld, is het voor derden namelijk niet mogelijk om handhaving te vragen als afgezien of afgeweken wordt van het beheer- en bestemmingsplan (r.o. 3.1.).

Geen uitzondering bij omgevingsvergunningen voor zonneparken
Ook bij omgevingsvergunningen voor zonneparken moet de landschappelijke inpassing – met een voorwaardelijke verplichting – in de vergunning geborgd worden. Dubbel stikken door het ook in een (anterieure) overeenkomst te regelen is toegestaan en een goed idee, maar verwijzing naar een overeenkomst alléén volstaat dus niet.

Wilt u meer weten over zonneparken of de ruimtelijke inpassing daarvan? Neem dan contact op met Keesjan Meijering of Sanne Schipper. Zij danken overigens Levi Bakker voor zijn waardevolle bijdrage aan dit blog!

Meld u aan voor onze nieuwsbrieven