Ruimtelijke ontwikkelingen en geurbeleid voor industrie in Zaanstad

 5 augustus 2016 | Blog

In mijn blog van 29 januari jl. schreef ik over het Zaans geurbeleid 2015. In het afgelopen half jaar is er kennelijk binnen de gemeente Zaanstad druk gedebatteerd over de consequenties die dat industriële geurbeleid meebrengt. Uitgangspunt van het Zaans geurbeleid 2015 bij ruimtelijke ontwikkelingen is dat nieuwe geurhinder wordt voorkomen. Er mogen geen nieuwe woningen worden gebouwd, zolang nog sprake is van een geurbelast gebied. Voor Zaanstad zou dat betekenen dat in delen van de stad geen nieuwe woningen gebouwd kunnen worden, totdat het aanvaardbare geurhinderniveau is bereikt. Geconcludeerd is daarom dat dit geurbeleid te streng is in relatie tot de grote woningbouwopgave die voor de gemeente geldt. Er moeten namelijk in de periode tot 2030 10.000 woningen bijgebouwd worden en dat kan niet met het huidige geurbeleid 2015. 

Over het Zaans geurbeleid is ook gesproken in de uitzending van BNR Nieuwsradio van woensdag 6 juli jl. Ik stond daar aan tafel met ondernemers uit de Zaanstreek. Het programma is hier terug te luisteren via de volgende link. 

Nieuw Zaans geurbeleid 2016
De gemeenteraad heeft vanwege de moeilijkheden bij ruimtelijke ontwikkelingen (zowel nieuwbouw als herbestemmen) op 21 juli 2016 het nieuwe Zaans Geurbeleid 2016 bekendgemaakt. Daarmee moeten ruimtelijke ontwikkelingen weer mogelijk worden, hoewel duidelijk in het beleid wordt gezegd dat Zaanstad terughoudend zal zijn met dichterbij komende woningbouw (om de bestaande bedrijven te beschermen tegen klachten van nieuwe bewoners). De doelen van het Zaans geurbeleid 2016 zijn in het beleid als volgt geformuleerd:

  • "Verbeteren van de leefbaarheid door de afname van geurhinder uitgaande van de daadwerkelijke geurhinderbeleving bij bewoners.
  • Duurzaam behouden van bedrijvigheid binnen een stedelijke omgeving.
  • Duidelijkheid voor geurrelevante bedrijven over het gemeentelijk beleid, zodat zij hier tijdig op kunnen anticiperen.
  • Een zelfde toetsingskader voor geurrelevante bedrijven waarvoor de gemeente Zaanstad bevoegd gezag is.
  • Eenvoudig en helder toetsingskader voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen."

Hieronder wordt het toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen besproken.

Streefkwaliteit en ambitiekwaliteit
De hierboven geschetste doelen zijn vertaald in een streefkwaliteit en een ambitiekwaliteit. De streefkwaliteit houdt in dat er geen ernstig geurgehinderden meer zijn en dat het aantal geurgehinderden is afgenomen tot 12%. Het is de bedoeling dat de streefkwaliteit in 2020-2025 wordt behaald. De situatie dat de ambitiekwaliteit wordt gehaald, is de situatie waar er geen geurgehinderden meer zijn. Voor het bereiken van de ambitiekwaliteit wordt vooralsnog uitgegaan van 2030, maar in 2020 zal geëvalueerd worden of het behalen van de ambitiekwaliteit haalbaar is in 2030.

Typen geurgevoelige objecten
In het Zaans geurbeleid 2016 is een onderscheid gemaakt tussen drie typen objecten:

  1. Type 1, de standaard geurgevoelige objecten, zoals een woning deel uitmakend van aaneengesloten woonbebouwing en zorginstellingen, alsmede objecten die met deze objecten gelijkgesteld kunnen worden.

  2. Type 2, de minder geurgevoelige objecten, zoals verspreid liggende woningen in het landelijk gebied, bedrijfswoningen, zelfstandige kantoren, winkels en scholen alsmede objecten die met deze objecten gelijk gesteld kunnen worden.

  3. Type 3, de minst gevoelige objecten, zoals bedrijven.

Deze indeling is vooral van belang voor de ontwikkelmogelijkheden indien de streefkwaliteit niet wordt behaald (zie hieronder).

Ruimtelijke ontwikkelingen als de streefkwaliteit wordt gehaald
Deze situatie wordt als eerste beschreven in paragraaf 7.3 van het Zaans Geurbeleid 2016. De streefkwaliteit voor een geurrelevante inrichting komt overeen met de geurconcentratie (uitgedrukt in OUE/M3 als 98-percentiel) behorende bij de hedonische waarde van H= -1 (licht onaangename geur). De geurbelasting die overeenkomt met maximaal deze licht onaangename geur is zonder meer aanvaardbaar en ruimtelijke ontwikkelingen (het bouwen van alle typen geurgevoelige objecten) zijn in gebieden waar die streefkwaliteit wordt gehaald, zonder meer toegestaan.

Ruimtelijke ontwikkelingen als de streefkwaliteit niet wordt gehaald
Voor ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden waar de streefkwaliteit (de tweede situatie in paragraaf 7.3 van het beleid) niet wordt gehaald, geldt in beginsel dat geen "standaard gevoelige" (type 1-objecten) en "minder gevoelige" (type 2- objecten) mogen worden geprojecteerd binnen de geurcontour die de geurconcentratie weergeeft behorende bij de hedonische waarde H=-2 (onaangename geur).

Voor uitzonderingen is een deugdelijke motivering noodzakelijk, waaruit moet blijken dat direct of op termijn er sprake is of zal zijn van -alle relevante woon- en leefaspecten in aanmerking nemende- een leefomgeving met voldoende kwaliteit. Onder punt 4 van situatie 2 worden zes factoren genoemd die mogelijk relevant zijn en die in de motivering kunnen worden betrokken.

BBT plus-maatregelen
Een leefomgeving met voldoende kwaliteit kan bijvoorbeeld bereikt worden via afspraken tussen de initiatiefnemer/ontwikkelaar en het bedrijf over zogenoemde BBT plus-maatregelen (BBT is Best Beschikbare Technieken) bij de geurrelevante inrichting.

BBT plus-maatregelen zijn maatregelen die verder gaan dan de Best Beschikbare Technieken. BBT plus-maatregelen zijn nog niet algemeen (economisch en technisch) geaccepteerd in de bedrijfstak en zijn dus vaak duurder dan BBT. Gelet op het Zaans geurbeleid 2016 zijn de afspraken over dergelijke maatregelen vrijwillig, aangezien als uitgangspunt voor bedrijven blijft gelden dat bedrijven door het college van B&W niet verplicht kunnen worden tot het treffen van maatregelen die verder gaan dan BBT. In het beleid (paragraaf 6.3) is echter wel opgenomen dat als er voor het bereiken van de streefkwaliteit, dan wel de ambitiekwaliteit, maatregelen nodig zijn die verder gaan dan BBT, het bedrijf in het kader van een aanvraag dient aan te geven welke maatregelen technisch mogelijk zijn en welke financiële consequenties daaraan zijn verbonden. Het is de vraag wat het bevoegd gezag vervolgens met deze informatie gaat doen. Dat blijkt niet duidelijk uit het beleid. Gaat de gemeente toch de druk op de geurrelevante inrichtingen opvoeren om meer maatregelen te treffen? Zal de initiatiefnemer/ontwikkelaar van de woningen voor BBT plus-maatregelen moeten betalen? Of zal de gemeente aan deze maatregelen bijdragen om het woon- en leefklimaat te verbeteren? Het zal moeten blijken hoe de gemeente Zaanstad hier precies mee zal omgaan.

Cumulatie
Het beleid voorziet ook in een regeling voor cumulatie van geur. Hierin wordt uitgewerkt op welke manier bij ruimtelijke besluitvorming rekening wordt gehouden met cumulatie. Dat is een verbetering ten opzichte van het geurbeleid uit 2015, waar alleen in stond dat de cumulatieve contour in het ruimtelijk toetsingskader een rol speelt bij de motivering van een goede ruimtelijke ordening. Waar cumulatie van verschillende geuren optreedt, is sprake van een zwaardere geurbelasting veroorzaakt door meerdere bedrijven tegelijkertijd. Daarom moet bij de voorgenomen bouw van woningen goed in beeld worden gebracht waar de verschillende geurcontouren in een gebied liggen. In het beleid is bepaald dat een standaard geurgevoelig object niet in een zone mag worden geprojecteerd met een geurbelasting van 3x H = -1 contouren.

Consequentie van het nieuwe geurbeleid
Met de versoepeling van het Zaans geurbeleid 2016 ten opzichte van het geurbeleid 2015 is het weer mogelijk om nieuwe woningbouw te realiseren in Zaanstad. Het geurbeleid biedt houvast bij het bepalen of nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn. Consequentie van de versoepeling is wel dat het aantal milieubelaste woningen in Zaanstad minder snel zal afnemen dan eerder de bedoeling was. De Zaanse identiteit van een sterke menging van wonen en werken blijft echter behouden.

Juridisch advies, bijstand van een advocaat of meer informatie?
Heeft u vragen over dit blog? Neem dan contact op met Jos van der Velden. 

In mijn blog van 29 januari jl. schreef ik over het Zaans geurbeleid 2015. In het afgelopen half jaar is er kennelijk binnen de gemeente Zaanstad druk gedebatteerd over de consequenties die dat industriële geurbeleid meebrengt. Uitgangspunt van het Zaans geurbeleid 2015 bij ruimtelijke ontwikkelingen is dat nieuwe geurhinder wordt voorkomen. Er mogen geen nieuwe woningen worden gebouwd, zolang nog sprake is van een geurbelast gebied. Voor Zaanstad zou dat betekenen dat in delen van de stad geen nieuwe woningen gebouwd kunnen worden, totdat het aanvaardbare geurhinderniveau is bereikt. Geconcludeerd is daarom dat dit geurbeleid te streng is in relatie tot de grote woningbouwopgave die voor de gemeente geldt. Er moeten namelijk in de periode tot 2030 10.000 woningen bijgebouwd worden en dat kan niet met het huidige geurbeleid 2015. 

Over het Zaans geurbeleid is ook gesproken in de uitzending van BNR Nieuwsradio van woensdag 6 juli jl. Ik stond daar aan tafel met ondernemers uit de Zaanstreek. Het programma is hier terug te luisteren via de volgende link. 

Nieuw Zaans geurbeleid 2016
De gemeenteraad heeft vanwege de moeilijkheden bij ruimtelijke ontwikkelingen (zowel nieuwbouw als herbestemmen) op 21 juli 2016 het nieuwe Zaans Geurbeleid 2016 bekendgemaakt. Daarmee moeten ruimtelijke ontwikkelingen weer mogelijk worden, hoewel duidelijk in het beleid wordt gezegd dat Zaanstad terughoudend zal zijn met dichterbij komende woningbouw (om de bestaande bedrijven te beschermen tegen klachten van nieuwe bewoners). De doelen van het Zaans geurbeleid 2016 zijn in het beleid als volgt geformuleerd:

  • "Verbeteren van de leefbaarheid door de afname van geurhinder uitgaande van de daadwerkelijke geurhinderbeleving bij bewoners.
  • Duurzaam behouden van bedrijvigheid binnen een stedelijke omgeving.
  • Duidelijkheid voor geurrelevante bedrijven over het gemeentelijk beleid, zodat zij hier tijdig op kunnen anticiperen.
  • Een zelfde toetsingskader voor geurrelevante bedrijven waarvoor de gemeente Zaanstad bevoegd gezag is.
  • Eenvoudig en helder toetsingskader voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen."

Hieronder wordt het toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen besproken.

Streefkwaliteit en ambitiekwaliteit
De hierboven geschetste doelen zijn vertaald in een streefkwaliteit en een ambitiekwaliteit. De streefkwaliteit houdt in dat er geen ernstig geurgehinderden meer zijn en dat het aantal geurgehinderden is afgenomen tot 12%. Het is de bedoeling dat de streefkwaliteit in 2020-2025 wordt behaald. De situatie dat de ambitiekwaliteit wordt gehaald, is de situatie waar er geen geurgehinderden meer zijn. Voor het bereiken van de ambitiekwaliteit wordt vooralsnog uitgegaan van 2030, maar in 2020 zal geëvalueerd worden of het behalen van de ambitiekwaliteit haalbaar is in 2030.

Typen geurgevoelige objecten
In het Zaans geurbeleid 2016 is een onderscheid gemaakt tussen drie typen objecten:

  1. Type 1, de standaard geurgevoelige objecten, zoals een woning deel uitmakend van aaneengesloten woonbebouwing en zorginstellingen, alsmede objecten die met deze objecten gelijkgesteld kunnen worden.

  2. Type 2, de minder geurgevoelige objecten, zoals verspreid liggende woningen in het landelijk gebied, bedrijfswoningen, zelfstandige kantoren, winkels en scholen alsmede objecten die met deze objecten gelijk gesteld kunnen worden.

  3. Type 3, de minst gevoelige objecten, zoals bedrijven.

Deze indeling is vooral van belang voor de ontwikkelmogelijkheden indien de streefkwaliteit niet wordt behaald (zie hieronder).

Ruimtelijke ontwikkelingen als de streefkwaliteit wordt gehaald
Deze situatie wordt als eerste beschreven in paragraaf 7.3 van het Zaans Geurbeleid 2016. De streefkwaliteit voor een geurrelevante inrichting komt overeen met de geurconcentratie (uitgedrukt in OUE/M3 als 98-percentiel) behorende bij de hedonische waarde van H= -1 (licht onaangename geur). De geurbelasting die overeenkomt met maximaal deze licht onaangename geur is zonder meer aanvaardbaar en ruimtelijke ontwikkelingen (het bouwen van alle typen geurgevoelige objecten) zijn in gebieden waar die streefkwaliteit wordt gehaald, zonder meer toegestaan.

Ruimtelijke ontwikkelingen als de streefkwaliteit niet wordt gehaald
Voor ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden waar de streefkwaliteit (de tweede situatie in paragraaf 7.3 van het beleid) niet wordt gehaald, geldt in beginsel dat geen "standaard gevoelige" (type 1-objecten) en "minder gevoelige" (type 2- objecten) mogen worden geprojecteerd binnen de geurcontour die de geurconcentratie weergeeft behorende bij de hedonische waarde H=-2 (onaangename geur).

Voor uitzonderingen is een deugdelijke motivering noodzakelijk, waaruit moet blijken dat direct of op termijn er sprake is of zal zijn van -alle relevante woon- en leefaspecten in aanmerking nemende- een leefomgeving met voldoende kwaliteit. Onder punt 4 van situatie 2 worden zes factoren genoemd die mogelijk relevant zijn en die in de motivering kunnen worden betrokken.

BBT plus-maatregelen
Een leefomgeving met voldoende kwaliteit kan bijvoorbeeld bereikt worden via afspraken tussen de initiatiefnemer/ontwikkelaar en het bedrijf over zogenoemde BBT plus-maatregelen (BBT is Best Beschikbare Technieken) bij de geurrelevante inrichting.

BBT plus-maatregelen zijn maatregelen die verder gaan dan de Best Beschikbare Technieken. BBT plus-maatregelen zijn nog niet algemeen (economisch en technisch) geaccepteerd in de bedrijfstak en zijn dus vaak duurder dan BBT. Gelet op het Zaans geurbeleid 2016 zijn de afspraken over dergelijke maatregelen vrijwillig, aangezien als uitgangspunt voor bedrijven blijft gelden dat bedrijven door het college van B&W niet verplicht kunnen worden tot het treffen van maatregelen die verder gaan dan BBT. In het beleid (paragraaf 6.3) is echter wel opgenomen dat als er voor het bereiken van de streefkwaliteit, dan wel de ambitiekwaliteit, maatregelen nodig zijn die verder gaan dan BBT, het bedrijf in het kader van een aanvraag dient aan te geven welke maatregelen technisch mogelijk zijn en welke financiële consequenties daaraan zijn verbonden. Het is de vraag wat het bevoegd gezag vervolgens met deze informatie gaat doen. Dat blijkt niet duidelijk uit het beleid. Gaat de gemeente toch de druk op de geurrelevante inrichtingen opvoeren om meer maatregelen te treffen? Zal de initiatiefnemer/ontwikkelaar van de woningen voor BBT plus-maatregelen moeten betalen? Of zal de gemeente aan deze maatregelen bijdragen om het woon- en leefklimaat te verbeteren? Het zal moeten blijken hoe de gemeente Zaanstad hier precies mee zal omgaan.

Cumulatie
Het beleid voorziet ook in een regeling voor cumulatie van geur. Hierin wordt uitgewerkt op welke manier bij ruimtelijke besluitvorming rekening wordt gehouden met cumulatie. Dat is een verbetering ten opzichte van het geurbeleid uit 2015, waar alleen in stond dat de cumulatieve contour in het ruimtelijk toetsingskader een rol speelt bij de motivering van een goede ruimtelijke ordening. Waar cumulatie van verschillende geuren optreedt, is sprake van een zwaardere geurbelasting veroorzaakt door meerdere bedrijven tegelijkertijd. Daarom moet bij de voorgenomen bouw van woningen goed in beeld worden gebracht waar de verschillende geurcontouren in een gebied liggen. In het beleid is bepaald dat een standaard geurgevoelig object niet in een zone mag worden geprojecteerd met een geurbelasting van 3x H = -1 contouren.

Consequentie van het nieuwe geurbeleid
Met de versoepeling van het Zaans geurbeleid 2016 ten opzichte van het geurbeleid 2015 is het weer mogelijk om nieuwe woningbouw te realiseren in Zaanstad. Het geurbeleid biedt houvast bij het bepalen of nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn. Consequentie van de versoepeling is wel dat het aantal milieubelaste woningen in Zaanstad minder snel zal afnemen dan eerder de bedoeling was. De Zaanse identiteit van een sterke menging van wonen en werken blijft echter behouden.

Juridisch advies, bijstand van een advocaat of meer informatie?
Heeft u vragen over dit blog? Neem dan contact op met Jos van der Velden.