Schadevergoeding ten laste van de gemeente onder de Wvggz

28 januari 2021 | Blog

Onder de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (de Wvggz) kan beroep worden ingesteld tegen een door de burgermeester genomen crisismaatregel. Daarnaast kan de rechtbank worden verzocht om de gemeente te veroordelen tot schadevergoeding. In de praktijk bestaat enige onduidelijkheid over de samenloop van deze mogelijkheden. In dit blog leggen wij kort uit welke procedure geldt, welke rechtsbescherming openstaat en welke maatstaven gelden voor de toekenning van schadevergoeding.

Hoe verloopt de procedure tegen de crisismaatregel?

De burgemeester kan een crisismaatregel nemen, waartegen de betrokkene binnen drie weken beroep kan instellen bij de burgerlijk rechter (art. 7:6 lid 1 Wvggz). Dit beroep moet bij verzoekschrift worden ingesteld tegen de burgemeester. De burgemeester heeft procesbevoegdheid en treedt op als verweerder. Tegen de beslissing van de rechtbank over de maatregel staat geen hoger beroep open (art. 7:6 lid 6 Wvggz). De Hoge Raad heeft in november 2020 beslist dat wel cassatieberoep openstaat. Dit beroep kan worden ingesteld door de betrokkene of de burgemeester.

Hoe verloopt de schadevergoedingsprocedure?

De gemeente kan door de rechtbank worden veroordeeld tot schadevergoeding, als de wet niet in acht is genomen bij het nemen van een crisismaatregel (art. 10:12 lid 1 Wvggz). Het verzoek moet worden ingesteld tegen de gemeente, ook als het beroep tegen de crisismaatregel en het schadevergoedingsverzoek in hetzelfde verzoekschrift zijn opgenomen. De gemeente is dus belanghebbende bij het verzoek, aldus de Hoge Raad. Voor de betrokkene en de gemeente staat hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank open bij het gerechtshof.

Hoe verloopt de procedure als tegelijk een beroep en verzoek worden ingediend?

Doordat cassatieberoep openstaat tegen de beslissing over de crisismaatregel en hoger beroep openstaat tegen de beslissing op het schadevergoedingsverzoek, kan het voorkomen dat tegelijkertijd een cassatieberoep en hoger beroep aanhangig zijn. Voor die situatie heeft de Hoge Raad beslist dat het gerechtshof zijn beslissing op het hoger beroep kan aanhouden totdat in cassatie over de rechtmatigheid van de crisismaatregel is beslist, voor zover de rechtmatigheid van de crisismaatregel van belang is voor de beoordeling van het schadevergoedingsverzoek. Dat laatste is niet altijd zo (zie hierna).

Wanneer kan schadevergoeding worden toegekend?

De rechter kan schadevergoeding toekennen indien de wet niet in acht is genomen bij het nemen van een crisismaatregel. Een bekend voorbeeld hiervan is de niet-inachtneming van de hoorplicht (art. 7:3 Wvggz). Het kan volgens de Hoge Raad ook gaan om de niet-naleving van verplichtingen die de rechtmatigheid van de maatregel niet aantasten. Een voorbeeld daarvan is het niet (tijdig) ervoor zorgen dat de betrokkene rechtsbijstand heeft (art. 7:2 Wvggz). Dat zegt immers niets over de vaststelling of wordt voldaan aan de vereisten voor het kunnen nemen van een crisismaatregel.

De rechter kent een “naar billijkheid toe te kennen” schadevergoeding toe (art. 10:12 lid 1, laatste volzin, Wvggz). Hierbij gelden de uitgangspunten uit de rechtspraak van de Hoge Raad met betrekking tot art. 35 van de oude Wet bopz. Dit betekent dat niet behoeft te worden voldaan aan de voorwaarden voor toekenning van vergoeding van immateriële schade van art. 6:106 lid 1 BW. Als de betrokkene stelt dat hij nadeel heeft ondervonden als gevolg van een wetsschending, heeft hij recht op schadevergoeding omdat dan aannemelijk is dat hij daardoor spanning en frustratie heeft ondervonden.

Afhankelijk van de geschonden norm en de verdere omstandigheden van het geval kan een vast bedrag worden toegekend (bijvoorbeeld van € 200,- of € 250,-) of een bedrag per dag dat de betrokkene nadeel heeft ondervonden van de normschending (bijvoorbeeld van € 50,- of € 75,- per dag).

Meld u aan voor onze nieuwsbrieven