Signalering: Afdeling trekt teugels evenredigheidstoets Wet Damocles aan

12 oktober 2021 | Blog

De evenredigheidstoets bij besluiten op grond van artikel 13b Opiumwet wordt strenger. Dat lijkt te volgen uit een aantal recente uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het ligt daarom voor de hand dat burgemeesters nog meer aandacht besteden aan de motivering van hun besluiten tot sluiting op grond van de zogenaamde Wet Damocles.

Sluiting huurwoning Rotterdam

In een van de uitspraken ging het om een sluiting van een huurwoning door de burgemeester van Rotterdam voor de duur van zes maanden overeenkomstig zijn beleidsregels 13b Opiumwet. De aanleiding hiervoor vormde dat de politie in de slaapkamer van een meerderjarige zoon een handelshoeveelheid harddrugs had aangetroffen. Hoewel de burgemeester ter zitting bij de rechtbank duidelijk heeft gemaakt dat hij de sluiting vanwege het tijdsverloop niet meer zal effectueren (het besluit is in bezwaar en beroep door voorlopige voorziening geschorst) is hij in hoger beroep gegaan. Dit om de reden dat hij met het oog op toekomstige besluiten duidelijkheid wenst te krijgen over de vraag of hij tot sluiting van de woning mag overgaan.

 

Burgemeester is bevoegd, sluiting niet evenredig

Tussen partijen stond vast dat de burgemeester bevoegd was tot sluiting op grond van artikel 13b Opiumwet. In hoger beroep ging de discussie over de vraag of de burgemeester in redelijkheid van die bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Volgens vaste jurisprudentie dient de burgemeester alle omstandigheden van het geval te betrekken in zijn evenredigheidsbeoordeling. Hij dient te bezien of deze omstandigheden op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb die maken dat het handelen overeenkomstig het beleid gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen.

In het verleden was een beroep op bijzondere omstandigheden die een sluiting onevenredig maken vrijwel kansloos. In dat kader werd door de hoogste bestuursrechter overwogen dat aan de sluiting van een woning inherent is dat een bewoner de woning moet verlaten. Ook medische omstandigheden, de aanwezigheid van kinderen en een verminderde verwijtbaarheid leidden in zijn algemeenheid niet tot het oordeel dat de sluiting onevenredig is.

Bij de sluiting in Rotterdam slaagde een beroep op de bijzondere omstandigheden wel. Hoewel de burgemeester overeenkomstig de door hem gehanteerde Beleidsregel 13b Opiumwet was overgegaan tot sluiting voor zes maanden, is de Afdeling van oordeel dat de sluiting gelet op de door appellant aangevoerde specifieke omstandigheden in samenhang bezien onevenredig is.

 

Afdeling trekt teugels aan

Gezien deze uitspraak, en een uitspraak in een voorlopige voorzieningenprocedure van een week eerder, lijkt er een intensievere toets plaats te vinden bij de beantwoording van de vraag of de sluiting evenredig is. Uit de laatstgenoemde uitspraak volgt bovendien dat de noodzaak van de sluiting na het primaire besluit gemotiveerd mag worden, maar wel drugsgerelateerd moet zijn. Hoewel de Afdeling hier niet expliciet naar verwijst, werpen de uitspraken hun schaduw vooruit op de nog niet expliciet door de grote kamer van de Afdeling overgenomen conclusie van advocaten-generaal Wattel en Widdershoven die deze zomer verscheen. In deze conclusie pleiten de advocaten-generaal voor een intensievere evenredigheidstoets door de bestuursrechter bij bestuurlijke maatregelen, zoals een woningsluiting en om daarbij aan te sluiten bij de drietraps-evenredigheidstoets uit het Europese recht.

 

Omstandigheden in samenhang bezien

Soms maken de omstandigheden op zichzelf een sluiting nog niet onevenredig, maar in samenhang bezien wel. Dat is op zichzelf niets nieuws, maar gezien de intensievere evenredigheidstoets van de Afdeling in deze uitspraken ligt het voor de hand dat burgemeesters nog meer aandacht besteden aan de motivering van bevelen tot sluiting op grond van artikel 13b Opiumwet. Bij de motivering dient – gelet op de uitspraak – in ieder geval rekening te worden gehouden met de volgende omstandigheden in samenhang bezien die de sluiting onevenredig kunnen maken:

  • Of appellant een verwijt kan worden gemaakt van de overtreding;
  • Het feit dat het op dit moment, gezien de overspannen woningmarkt, zeer moeilijk is om vervangende woonruimte op de particuliere en sociale woningmarkt te vinden;
  • Medische omstandigheden;
  • De aanwezigheid van minderjarige kinderen in de woning die naar school gaan;
  • Het feit of de verhuurder (woningcorporatie) met ontbinding van de huurovereenkomst en plaatsing op een zwarte lijst dreigt, waardoor de gevolgen van het sluiten van de woning verder strekken dan de sluiting voor zes maanden.

Indien de burgemeester het nalaat om de sluiting voldoende te motiveren dan kunnen de gevolgen verstrekkend zijn. In de Rotterdamse casus voorziet de Afdeling zelf in de zaak en herroept het primaire bevel tot sluiting.

 

Waarschuwing passender, wachten met sluiting handig?

Opvallend daarbij is dat de Afdeling in de uitspraak over de Rotterdamse casus overweegt dat zij een waarschuwing passender had gevonden. Daarmee lijkt de Afdeling zich meer te mengen in de beleidsruimte die de burgemeester bij de uitoefening van zijn bevoegdheid op grond van artikel 13b Opiumwet toekomt. De burgemeester kan op dit punt dus niet meer klakkeloos van zijn 13b Opiumwet beleid uitgaan. Ook valt het op dat de burgemeesters in beide uitspraken nog geen uitvoering hadden gegeven aan het bevel tot sluiting. Het kan bijna niet anders dan dat de Afdeling het tijdsverloop impliciet in haar oordeel over de noodzakelijkheid van de sluiting heeft betrokken. Wij vragen ons af of het oordeel anders was geweest indien de sluiting al ingang had gevonden en of dat een reden voor burgemeesters kan zijn om terughoudender te zijn met de toezegging om met de sluiting te wachten in afwachting op de uitspraak van de bestuursrechter (in voorlopige voorziening).

Tot slot

Uit recente jurisprudentie volgt dat de Afdeling de teugels bij de toetsing van bevelen tot sluiting op grond van artikel 13b Opiumwet aantrekt. Soms maken bijzondere omstandigheden op zichzelf een sluiting nog niet onevenredig, maar in samenhang bezien wel. Gezien de intensievere evenredigheidstoets bevelen wij burgemeesters aan om nog meer aandacht besteden aan de motivering van bevelen tot sluiting op grond van artikel 13b Opiumwet.

Mocht u nog vragen hebben over dit blog, schroom dan niet om contact op te nemen met Bart Roozendaal en Mariëtta Buitenhuis.

Meld u aan voor onze nieuwsbrieven