Uit een recente Afdelingsuitspraak van 22 augustus blijkt dat de burgemeester bij de constatering van 'slecht levensgedrag' niet alleen de mogelijkheid heeft een vergunning te weigeren, maar de aanvrager ook het risico loopt dat eerder verleende vergunningen worden ingetrokken.
In de uitspraak geeft de Afdeling uitleg over wat er precies onder 'slecht levensgedrag' in de zin van de Drank- en Horecawet (DHW) wordt verstaan. Ook blijkt uit de uitspraak welke informatie de burgemeester bij de beoordeling van het levensgedrag van de leidinggevende van het café mag betrekken. Voor zowel bestuursorganen als café-exploitanten is het goed de gevolgen van de constatering van slecht levensgedrag op het netvlies te hebben.
Café Dordrecht
Wat ging er aan deze uitspraak vooraf? Appellant exploiteert sinds 1 februari 2013 een café in Dordrecht. Op 10 januari 2014 verleent de burgemeester hem een exploitatievergunning op grond van de Algemene plaatselijke verordening (APV) en een DHW-vergunning voor het schenken van alcohol. Op 20 november 2015 verleent de burgemeester hem tevens een aanwezigheidsvergunning voor het hebben van twee kansspelautomaten op grond van de Wet op de kansspelen (Wok).
Weigering terrasvergunning
Begin 2016 besluit appellant zijn terras uit te breiden. Daartoe dient hij een aanvraag in bij de burgemeester. De politie adviseert de burgemeester de vergunning te weigeren. De burgemeester volgt het advies van de politie en weigert de terrasvergunning op 10 mei 2016.
Intrekking Drank- en Horeca, exploitatie en aanwezigheidsvergunning
Het bleef niet alleen bij het weigeren van de terrasvergunning. De burgemeester besloot op 10 mei 2016 tevens de eerder verleende DHW-vergunning, exploitatievergunning en aanwezigheidsvergunning in te trekken. De burgemeester onderbouwt het besluit met het argument dat appellant en een leidinggevende van het café niet voldoen aan de eis dat 'zij niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn'.
Op grond van artikel 31, eerste lid onder b, van de DHW moet de burgemeester de DHW-vergunning intrekken wanneer niet meer wordt voldaan aan de vereisten uit artikel 8 van de DHW. Wanneer een DHW-vergunning wordt ingetrokken, moet de aanwezigheidsvergunning ook worden ingetrokken. Artikel 30f, eerste lid en onder b, van de Wok verplicht hiertoe. Omdat appellant niet langer voldeed aan de in de APV gestelde eisen, kon de burgemeester in overeenstemming met zijn handhavingsbeleid ook besluiten gebruik te maken van de APV-bevoegdheid om de exploitatievergunning in te trekken. De terrasvergunning - die deel uitmaakt van de exploitatievergunning - kan daarmee óók worden geweigerd.
Slecht levensgedrag
Hoe zit dat precies met het vereiste 'niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn'? De DHW kent 'slecht levensgedrag' sinds 1963 als weigeringsgrond voor een vergunning. Het vereiste is opgenomen in artikel 8, eerste lid, van de DHW en is gericht op het tegengaan van een toename van criminaliteit in de horecasector. Wanneer niet meer wordt voldaan aan de vereisten uit artikel 8 van de DHW, moet de burgemeester de DHW-vergunning op grond van artikel 31, eerste lid onder b, van de DHW intrekken.
Uit het voorgaande blijkt dat de constatering van 'slecht levensgedrag' grote gevolgen kan hebben voor een café: het heeft niet alleen consequenties voor het onthouden van vergunningen voor de toekomst, maar heeft ook gevolgen heeft voor eerder verleende toestemmingen. In dit kader is het goed om te weten wanneer er precies sprake is van slecht levensgedrag.
Burgemeester: constatering slecht levensgedrag
De burgemeester baseert het slecht levensgedrag van de appellant onder meer op uittreksels uit de Justitiële Documentatie en bestuurlijke rapportages van de politie. Hieruit blijkt dat appellant in 2013 diverse keren de Wegenverkeerswet 1994 heeft overtreden. Voorts is hij in 2013 veroordeeld voor het rijden onder invloed en in 2015 voor rijden zonder geldig rijbewijs. Daarnaast is appellant in een bestuurlijke rapportage gerelateerd aan (het faciliteren van) illegaal gokken. Ook is gebleken dat het café diverse keren na sluitingstijd open is geweest, er een aantal keer geen leidinggevende in het café aanwezig was en zijn ter plaatse diverse geluidsoverschrijdingen en geweldsincidenten geconstateerd. Daar komt bij dat appellant het café heeft geëxploiteerd nadat de benodigde vergunningen waren ingetrokken.
Appellant kan zich niet vinden in de stelling van de burgemeester dat hij niet in enig opzicht van slecht levensgedrag is. Zo zouden de overtredingen van de Wegenverkeerswet allemaal het gevolg zijn van één incident dat plaatsvond in 2013. Ondanks de strafrechtelijke veroordelingen is hem in 2014 nog een exploitatievergunning verleend. De meldingen van geluidsoverlast zijn in een korte periode gedaan door de bovenburen en de situatie zou inmiddels zijn opgelost. De strafzaak tegen hem in verband met illegaal gokken en witwassen zou inmiddels zijn geseponeerd. Volgens appellant is alles er op gericht dat de politie en de gemeente er alles aan doen om hem tegen te werken.
Rechtbank: slecht levensgedrag
De argumenten van appellant tegen de weigering en intrekking mochten niet baten. De rechtbank overwoog in eerste aanleg dat de conclusie van de burgemeester dat appellant niet voldoet aan de eis dat hij niet in enig opzicht van slecht levensgedrag is, voldoende is onderbouwd. Hierbij betrok de rechtbank het volgende.
De APV en DHW geven geen omschrijving van het begrip 'slecht levensgedrag'. Wel is het vaste jurisprudentie van de Afdeling (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 2 september 2015) dat geen beperkingen gelden ten aanzien van feiten of omstandigheden die bij de beoordeling van het levensgedrag mogen worden betrokken. De wetsgeschiedenis van artikel 8 DHW dwingt niet tot een andere opvatting.
Volgens de rechtbank is niet vereist dat aan de beoordeling van de burgemeester een (onherroepelijke) strafrechtelijke veroordeling ten grondslag ligt. Daarnaast gelden in de bestuursrechtelijke procedure de strafrechtelijke bewijsregels niet. De stelling van appellant dat de strafzaak ter zake van illegaal gokken en witwassen is geseponeerd, leidt ook niet tot het oordeel dat geen sprake is van slecht levensgedrag. Voorts mag de burgemeester bij de constatering van 'slecht levensgedrag' ook feiten en omstandigheden betrekken buiten de exploitatie van de inrichting.
Oordeel Afdeling: slecht levensgedrag
Volgens de Afdeling heeft de rechtbank terecht overwogen dat de burgemeester mocht concluderen dat appellant niet voldoet aan de eis dat hij niet in enig opzicht van slecht levensgedrag. Op basis van die conclusie heeft de burgemeester de vergunningen terecht ingetrokken en mocht hij de terrasvergunningaanvraag afwijzen. De rechtbank heeft daarbij voldoende rekening heeft gehouden met de omstandigheden van het geval.
Tot slot
In de vermelde uitspraak geeft de Afdeling nadere uitleg over wat er precies onder slecht levensgedrag in de zin van de Drank- en Horecawet (DHW) wordt verstaan en welke informatie de burgemeester mag betrekken bij de beoordeling van het levensgedrag van de aanvrager van een DHW-vergunning. Het begrip 'slecht levensgedrag' wordt in de jurisprudentie ruim uitgelegd. Uit de Afdelingsuitspraak blijkt dat de burgemeester bij 'slecht levensgedrag' niet alleen de mogelijkheid heeft een vergunning te weigeren, maar ook eerder verleende toestemmingen kan intrekken.
Uit een recente Afdelingsuitspraak van 22 augustus blijkt dat de burgemeester bij de constatering van 'slecht levensgedrag' niet alleen de mogelijkheid heeft een vergunning te weigeren, maar de aanvrager ook het risico loopt dat eerder verleende vergunningen worden ingetrokken.
In de uitspraak geeft de Afdeling uitleg over wat er precies onder 'slecht levensgedrag' in de zin van de Drank- en Horecawet (DHW) wordt verstaan. Ook blijkt uit de uitspraak welke informatie de burgemeester bij de beoordeling van het levensgedrag van de leidinggevende van het café mag betrekken. Voor zowel bestuursorganen als café-exploitanten is het goed de gevolgen van de constatering van slecht levensgedrag op het netvlies te hebben.
Café Dordrecht
Wat ging er aan deze uitspraak vooraf? Appellant exploiteert sinds 1 februari 2013 een café in Dordrecht. Op 10 januari 2014 verleent de burgemeester hem een exploitatievergunning op grond van de Algemene plaatselijke verordening (APV) en een DHW-vergunning voor het schenken van alcohol. Op 20 november 2015 verleent de burgemeester hem tevens een aanwezigheidsvergunning voor het hebben van twee kansspelautomaten op grond van de Wet op de kansspelen (Wok).
Weigering terrasvergunning
Begin 2016 besluit appellant zijn terras uit te breiden. Daartoe dient hij een aanvraag in bij de burgemeester. De politie adviseert de burgemeester de vergunning te weigeren. De burgemeester volgt het advies van de politie en weigert de terrasvergunning op 10 mei 2016.
Intrekking Drank- en Horeca, exploitatie en aanwezigheidsvergunning
Het bleef niet alleen bij het weigeren van de terrasvergunning. De burgemeester besloot op 10 mei 2016 tevens de eerder verleende DHW-vergunning, exploitatievergunning en aanwezigheidsvergunning in te trekken. De burgemeester onderbouwt het besluit met het argument dat appellant en een leidinggevende van het café niet voldoen aan de eis dat 'zij niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn'.
Op grond van artikel 31, eerste lid onder b, van de DHW moet de burgemeester de DHW-vergunning intrekken wanneer niet meer wordt voldaan aan de vereisten uit artikel 8 van de DHW. Wanneer een DHW-vergunning wordt ingetrokken, moet de aanwezigheidsvergunning ook worden ingetrokken. Artikel 30f, eerste lid en onder b, van de Wok verplicht hiertoe. Omdat appellant niet langer voldeed aan de in de APV gestelde eisen, kon de burgemeester in overeenstemming met zijn handhavingsbeleid ook besluiten gebruik te maken van de APV-bevoegdheid om de exploitatievergunning in te trekken. De terrasvergunning - die deel uitmaakt van de exploitatievergunning - kan daarmee óók worden geweigerd.
Slecht levensgedrag
Hoe zit dat precies met het vereiste 'niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn'? De DHW kent 'slecht levensgedrag' sinds 1963 als weigeringsgrond voor een vergunning. Het vereiste is opgenomen in artikel 8, eerste lid, van de DHW en is gericht op het tegengaan van een toename van criminaliteit in de horecasector. Wanneer niet meer wordt voldaan aan de vereisten uit artikel 8 van de DHW, moet de burgemeester de DHW-vergunning op grond van artikel 31, eerste lid onder b, van de DHW intrekken.
Uit het voorgaande blijkt dat de constatering van 'slecht levensgedrag' grote gevolgen kan hebben voor een café: het heeft niet alleen consequenties voor het onthouden van vergunningen voor de toekomst, maar heeft ook gevolgen heeft voor eerder verleende toestemmingen. In dit kader is het goed om te weten wanneer er precies sprake is van slecht levensgedrag.
Burgemeester: constatering slecht levensgedrag
De burgemeester baseert het slecht levensgedrag van de appellant onder meer op uittreksels uit de Justitiële Documentatie en bestuurlijke rapportages van de politie. Hieruit blijkt dat appellant in 2013 diverse keren de Wegenverkeerswet 1994 heeft overtreden. Voorts is hij in 2013 veroordeeld voor het rijden onder invloed en in 2015 voor rijden zonder geldig rijbewijs. Daarnaast is appellant in een bestuurlijke rapportage gerelateerd aan (het faciliteren van) illegaal gokken. Ook is gebleken dat het café diverse keren na sluitingstijd open is geweest, er een aantal keer geen leidinggevende in het café aanwezig was en zijn ter plaatse diverse geluidsoverschrijdingen en geweldsincidenten geconstateerd. Daar komt bij dat appellant het café heeft geëxploiteerd nadat de benodigde vergunningen waren ingetrokken.
Appellant kan zich niet vinden in de stelling van de burgemeester dat hij niet in enig opzicht van slecht levensgedrag is. Zo zouden de overtredingen van de Wegenverkeerswet allemaal het gevolg zijn van één incident dat plaatsvond in 2013. Ondanks de strafrechtelijke veroordelingen is hem in 2014 nog een exploitatievergunning verleend. De meldingen van geluidsoverlast zijn in een korte periode gedaan door de bovenburen en de situatie zou inmiddels zijn opgelost. De strafzaak tegen hem in verband met illegaal gokken en witwassen zou inmiddels zijn geseponeerd. Volgens appellant is alles er op gericht dat de politie en de gemeente er alles aan doen om hem tegen te werken.
Rechtbank: slecht levensgedrag
De argumenten van appellant tegen de weigering en intrekking mochten niet baten. De rechtbank overwoog in eerste aanleg dat de conclusie van de burgemeester dat appellant niet voldoet aan de eis dat hij niet in enig opzicht van slecht levensgedrag is, voldoende is onderbouwd. Hierbij betrok de rechtbank het volgende.
De APV en DHW geven geen omschrijving van het begrip 'slecht levensgedrag'. Wel is het vaste jurisprudentie van de Afdeling (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 2 september 2015) dat geen beperkingen gelden ten aanzien van feiten of omstandigheden die bij de beoordeling van het levensgedrag mogen worden betrokken. De wetsgeschiedenis van artikel 8 DHW dwingt niet tot een andere opvatting.
Volgens de rechtbank is niet vereist dat aan de beoordeling van de burgemeester een (onherroepelijke) strafrechtelijke veroordeling ten grondslag ligt. Daarnaast gelden in de bestuursrechtelijke procedure de strafrechtelijke bewijsregels niet. De stelling van appellant dat de strafzaak ter zake van illegaal gokken en witwassen is geseponeerd, leidt ook niet tot het oordeel dat geen sprake is van slecht levensgedrag. Voorts mag de burgemeester bij de constatering van 'slecht levensgedrag' ook feiten en omstandigheden betrekken buiten de exploitatie van de inrichting.
Oordeel Afdeling: slecht levensgedrag
Volgens de Afdeling heeft de rechtbank terecht overwogen dat de burgemeester mocht concluderen dat appellant niet voldoet aan de eis dat hij niet in enig opzicht van slecht levensgedrag. Op basis van die conclusie heeft de burgemeester de vergunningen terecht ingetrokken en mocht hij de terrasvergunningaanvraag afwijzen. De rechtbank heeft daarbij voldoende rekening heeft gehouden met de omstandigheden van het geval.
Tot slot
In de vermelde uitspraak geeft de Afdeling nadere uitleg over wat er precies onder slecht levensgedrag in de zin van de Drank- en Horecawet (DHW) wordt verstaan en welke informatie de burgemeester mag betrekken bij de beoordeling van het levensgedrag van de aanvrager van een DHW-vergunning. Het begrip 'slecht levensgedrag' wordt in de jurisprudentie ruim uitgelegd. Uit de Afdelingsuitspraak blijkt dat de burgemeester bij 'slecht levensgedrag' niet alleen de mogelijkheid heeft een vergunning te weigeren, maar ook eerder verleende toestemmingen kan intrekken.