Het beleid van de raad van de gemeente Heerlen is erop gericht om detailhandel te clusteren binnen sterke voorzieningenstructuren. Volgens de raad past de bestemming "Detailhandel" ter plaatse niet. De raad heeft er daarom voor gekozen om het bestaande gebruik als supermarkt en slijterij mogelijk te maken door aan de bestemming "Bedrijf" de functieaanduidingen "supermarkt" en "specifieke vorm van detailhandel - slijterij" toe te kennen. Om uitbreiding te voorkomen is er een maximum bruto-vloeroppervlak voor zowel de supermarkt als de slijterij opgenomen én is in de verbeelding ingetekend waar beide functies zich bevinden. Een van de vragen die voorligt is of deze vastlegging van de specifieke functies binnen het bouwvlak nog mogelijk is als reeds een maximum bvo is opgenomen.
Supermarkt- en slijterijactiviteiten beperkt door zowel planregels als verbeelding
Zoals volgt uit de plantoelichting is de raad tot het beperken van supermarkt- en slijterijactiviteiten overgegaan omdat er sprake is van een fors overaanbod aan "retailmeters". Om grip te krijgen op dit overaanbod zet de gemeente in op bepaalde winkelclusters. Dit beleid is vastgelegd in de Retailstructuurvisie. Nu de desbetreffende supermarkt en slijterij niet in een dergelijk aangewezen voorzieningencluster liggen, zijn deze beleidsmatig niet meer wenselijk op deze locatie. De raad kiest er daarom voor om de supermarkt- en slijterijactiviteiten zo beperkt mogelijk te houden. Daarom zijn op de verbeelding de contouren van de functieaanduidingen (supermarkt en slijterij), afgestemd op het toenmalige feitelijke gebruik, opgenomen.
Herinrichting pand onnodig bemoeilijkt door verbeelding
De supermarktondernemer is van mening dat de functieaanduidingen "supermarkt" en "slijterij" binnen het bouwvlak ten onrechte op een vaste locatie zijn opgenomen. Terwijl er al een maximum bvo is opgenomen, waarmee de activiteiten in omvang worden beperkt, wordt de ondernemer zo meent hij - onnodig beperkt in de beoogde herinrichting van het pand. Om deze herindeling mogelijk te maken dient volgens de partijen de functieaanduiding "slijterij" overal binnen de gronden waaraan de aanduiding "supermarkt" is toegekend, te worden opgenomen.
De Afdeling overweegt dat in de planregels een maximum bvo van 3250 m2 (supermarkt) en 120 m2 (slijterij) is opgenomen. De Afdeling oordeelt dat met dit maximum vloeroppervlak in de planregels al wordt aangesloten bij de Retailstructuurvisie. De raad heeft volgens de Afdeling dan ook niet deugdelijk gemotiveerd waarom hij daarnaast ook nog de functieaanduidingen "supermarkt" en "slijterij" op een specifieke locatie binnen het bouwvlak heeft opgenomen.
De raad krijgt twee opties voor een nieuw besluit
De Afdeling oordeelt dan ook dat de raad een nieuw besluit moet nemen. De raad krijgt door de Afdeling twee opties aangereikt:
- de functieaanduidingen "supermarkt" en "slijterij" overeen laten komen met de bestemming "bedrijf" zodat zowel binnen als buiten het bouwvlak gronden gebruikt kunnen worden ten behoeve van de supermarkt en slijterij, of;
- de functieaanduidingen "supermarkt" en "slijterij" overeen laten komen met het bouwvlak, zodat binnen het bouwvlak de gewenste indeling kan worden gerealiseerd van de supermarkt en de slijterij.
Gevolgen voor de praktijk
Zoals deze zaak laat zien is het van belang om bij de vaststelling van een bestemmingsplan te beoordelen aan welke gronden de verschillende functieaanduidingen zijn toegekend. Bij een specifieke plaatsbepaling op de verbeelding zijn er immers geen mogelijkheden om bijvoorbeeld de slijterij bij een herinrichting op een andere plaats in het pand te realiseren. Mocht de raad toch een uitbreiding willen voorkomen dan kan dat door het opnemen van een maximum bvo. Zo houdt de ondernemer binnen die grenzen de mogelijkheden voor een optimale exploitatie.
Uitspraak ABRvS 13 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:798
Het beleid van de raad van de gemeente Heerlen is erop gericht om detailhandel te clusteren binnen sterke voorzieningenstructuren. Volgens de raad past de bestemming "Detailhandel" ter plaatse niet. De raad heeft er daarom voor gekozen om het bestaande gebruik als supermarkt en slijterij mogelijk te maken door aan de bestemming "Bedrijf" de functieaanduidingen "supermarkt" en "specifieke vorm van detailhandel - slijterij" toe te kennen. Om uitbreiding te voorkomen is er een maximum bruto-vloeroppervlak voor zowel de supermarkt als de slijterij opgenomen én is in de verbeelding ingetekend waar beide functies zich bevinden. Een van de vragen die voorligt is of deze vastlegging van de specifieke functies binnen het bouwvlak nog mogelijk is als reeds een maximum bvo is opgenomen.
Supermarkt- en slijterijactiviteiten beperkt door zowel planregels als verbeelding
Zoals volgt uit de plantoelichting is de raad tot het beperken van supermarkt- en slijterijactiviteiten overgegaan omdat er sprake is van een fors overaanbod aan "retailmeters". Om grip te krijgen op dit overaanbod zet de gemeente in op bepaalde winkelclusters. Dit beleid is vastgelegd in de Retailstructuurvisie. Nu de desbetreffende supermarkt en slijterij niet in een dergelijk aangewezen voorzieningencluster liggen, zijn deze beleidsmatig niet meer wenselijk op deze locatie. De raad kiest er daarom voor om de supermarkt- en slijterijactiviteiten zo beperkt mogelijk te houden. Daarom zijn op de verbeelding de contouren van de functieaanduidingen (supermarkt en slijterij), afgestemd op het toenmalige feitelijke gebruik, opgenomen.
Herinrichting pand onnodig bemoeilijkt door verbeelding
De supermarktondernemer is van mening dat de functieaanduidingen "supermarkt" en "slijterij" binnen het bouwvlak ten onrechte op een vaste locatie zijn opgenomen. Terwijl er al een maximum bvo is opgenomen, waarmee de activiteiten in omvang worden beperkt, wordt de ondernemer zo meent hij - onnodig beperkt in de beoogde herinrichting van het pand. Om deze herindeling mogelijk te maken dient volgens de partijen de functieaanduiding "slijterij" overal binnen de gronden waaraan de aanduiding "supermarkt" is toegekend, te worden opgenomen.
De Afdeling overweegt dat in de planregels een maximum bvo van 3250 m2 (supermarkt) en 120 m2 (slijterij) is opgenomen. De Afdeling oordeelt dat met dit maximum vloeroppervlak in de planregels al wordt aangesloten bij de Retailstructuurvisie. De raad heeft volgens de Afdeling dan ook niet deugdelijk gemotiveerd waarom hij daarnaast ook nog de functieaanduidingen "supermarkt" en "slijterij" op een specifieke locatie binnen het bouwvlak heeft opgenomen.
De raad krijgt twee opties voor een nieuw besluit
De Afdeling oordeelt dan ook dat de raad een nieuw besluit moet nemen. De raad krijgt door de Afdeling twee opties aangereikt:
- de functieaanduidingen "supermarkt" en "slijterij" overeen laten komen met de bestemming "bedrijf" zodat zowel binnen als buiten het bouwvlak gronden gebruikt kunnen worden ten behoeve van de supermarkt en slijterij, of;
- de functieaanduidingen "supermarkt" en "slijterij" overeen laten komen met het bouwvlak, zodat binnen het bouwvlak de gewenste indeling kan worden gerealiseerd van de supermarkt en de slijterij.
Gevolgen voor de praktijk
Zoals deze zaak laat zien is het van belang om bij de vaststelling van een bestemmingsplan te beoordelen aan welke gronden de verschillende functieaanduidingen zijn toegekend. Bij een specifieke plaatsbepaling op de verbeelding zijn er immers geen mogelijkheden om bijvoorbeeld de slijterij bij een herinrichting op een andere plaats in het pand te realiseren. Mocht de raad toch een uitbreiding willen voorkomen dan kan dat door het opnemen van een maximum bvo. Zo houdt de ondernemer binnen die grenzen de mogelijkheden voor een optimale exploitatie.
Uitspraak ABRvS 13 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:798