Normaal gesproken is het voor een bestuursorgaan niet gemakkelijk om aannemelijk te maken dat externe kosten zijn gemaakt bij de behandeling van een beroep, als geen advocaat is ingeschakeld. Onder gemeenten bestaat dan ook doorgaans de gedachte dat er in een beroepsprocedure geen veroordeling van de eiser in de proceskosten valt te halen. Dit is niet altijd terecht. Mede vanwege nieuwe jurisprudentie kan een verzoek om een proceskostenveroordeling zinvol zijn, als het desbetreffende gemeentebestuur bij de uitvoering van (juridische) taken samenwerkt met andere lokale overheden.
De bestuursrechter is op grond van artikel 8:75 van de Awb bij uitsluiting bevoegd een partij te veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep en het bezwaar heeft moeten maken. Een natuurlijke persoon kan op grond van deze bepaling slechts in de kosten worden veroordeeld in geval van kennelijk onredelijk gebruik van het procesrecht. Daarbij gaat het in het bijzonder om verwijtbaar onnodig procederen. Een proceskostenveroordeling van een burger wegens misbruik van procesrecht komt dan ook niet vaak voor.
Limitatieve opsomming te vergoeden proceskosten
Wordt een partij (toch) in de proceskosten veroordeeld, dan is voor de hoogte de limitatieve opsomming van artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht van belang. Daartoe behoren onder meer kosten die zijn gemaakt wegens door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. In de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en de Centrale Raad van Beroep worden voornamelijk advocaten en medewerkers van bureaus voor rechtshulp alsmede juristen van belangenorganisaties aangemerkt als beroepsmatige bijstandsverleners. Als een gemeente geen advocaat heeft ingeschakeld, heeft een verzoek om een proceskostenveroordeling daarom niet zoveel zin. Eigen juridisch medewerkers "tellen" immers niet. Maar de kosten van de inzet van medewerkers die in dienst zijn van een organisatie waarin gemeenten de uitvoering van hun taken samen vormgeven, kunnen wel voor vergoeding in aanmerking komen.
Door ambtenaar van een gemeenschappelijke regeling verleende rechtsbijstand
In dit verband is een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 27 december 2016 (zaaknummers HAAI3/4293, HAA 13/4382, HAAI3/5197, HAA 14/116 en HAAI4/5452) relevant. Het betrof beroepsprocedures vanwege meerdere verzoeken in het kader van de Wob. De rechtbank vindt dat er sprake is van misbruik van recht en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Volgens de rechtbank levert dit ook kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht op en is er daarom grond om de desbetreffende persoon in de kosten te veroordelen die de gemeente heeft gemaakt. In dit verband is van belang de gemachtigde van de gemeente werkzaam is bij de SED organisatie, het resultaat van een ambtelijke fusie van Stede Broec, Enkhuizen en Drechterland, en de rechtbank daarom het volgende overweegt:
"Nu de gemachtigde van verweerder geen ambtenaar in dienst is van de gemeente, maar een ambtenaar in dienst van de Gemeenschappelijke Regeling, die een zelfstandige rechtspersoonlijkheid heeft, van de gemeente is te onderscheiden en die verrichte werkzaamheden aan de gemeente factureert, kunnen de kosten voor de gemachtigde van verweerder worden aangemerkt als kosten gemaakt door verweerder voor een door een derde verleende beroepsmatig verleende rechtsbijstand."
Hiermee merkt de rechtbank de kosten die zijn gemaakt door de inschakeling van een medewerking van een uitvoeringsorganisatie dus aan als kosten die gemaakt zijn voor een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en gaat zodoende over tot het veroordelen van eiser in de proceskosten.
Hoewel het bij deze uitspraak (nog) niet gaat om een oordeel van een van onze hoogste rechters, is het raadzaam om namens het gemeentebestuur om een proceskostenveroordeling te vragen, wanneer rechtsbijstand wordt verleend vanuit een publiekrechtelijke rechtspersoon waarin ambtelijk is gefuseerd. Maar goed, dit wordt dus alleen dan gehonoreerd, als (ook) sprake is van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht.
Normaal gesproken is het voor een bestuursorgaan niet gemakkelijk om aannemelijk te maken dat externe kosten zijn gemaakt bij de behandeling van een beroep, als geen advocaat is ingeschakeld. Onder gemeenten bestaat dan ook doorgaans de gedachte dat er in een beroepsprocedure geen veroordeling van de eiser in de proceskosten valt te halen. Dit is niet altijd terecht. Mede vanwege nieuwe jurisprudentie kan een verzoek om een proceskostenveroordeling zinvol zijn, als het desbetreffende gemeentebestuur bij de uitvoering van (juridische) taken samenwerkt met andere lokale overheden.
De bestuursrechter is op grond van artikel 8:75 van de Awb bij uitsluiting bevoegd een partij te veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep en het bezwaar heeft moeten maken. Een natuurlijke persoon kan op grond van deze bepaling slechts in de kosten worden veroordeeld in geval van kennelijk onredelijk gebruik van het procesrecht. Daarbij gaat het in het bijzonder om verwijtbaar onnodig procederen. Een proceskostenveroordeling van een burger wegens misbruik van procesrecht komt dan ook niet vaak voor.
Limitatieve opsomming te vergoeden proceskosten
Wordt een partij (toch) in de proceskosten veroordeeld, dan is voor de hoogte de limitatieve opsomming van artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht van belang. Daartoe behoren onder meer kosten die zijn gemaakt wegens door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. In de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en de Centrale Raad van Beroep worden voornamelijk advocaten en medewerkers van bureaus voor rechtshulp alsmede juristen van belangenorganisaties aangemerkt als beroepsmatige bijstandsverleners. Als een gemeente geen advocaat heeft ingeschakeld, heeft een verzoek om een proceskostenveroordeling daarom niet zoveel zin. Eigen juridisch medewerkers "tellen" immers niet. Maar de kosten van de inzet van medewerkers die in dienst zijn van een organisatie waarin gemeenten de uitvoering van hun taken samen vormgeven, kunnen wel voor vergoeding in aanmerking komen.
Door ambtenaar van een gemeenschappelijke regeling verleende rechtsbijstand
In dit verband is een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 27 december 2016 (zaaknummers HAAI3/4293, HAA 13/4382, HAAI3/5197, HAA 14/116 en HAAI4/5452) relevant. Het betrof beroepsprocedures vanwege meerdere verzoeken in het kader van de Wob. De rechtbank vindt dat er sprake is van misbruik van recht en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Volgens de rechtbank levert dit ook kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht op en is er daarom grond om de desbetreffende persoon in de kosten te veroordelen die de gemeente heeft gemaakt. In dit verband is van belang de gemachtigde van de gemeente werkzaam is bij de SED organisatie, het resultaat van een ambtelijke fusie van Stede Broec, Enkhuizen en Drechterland, en de rechtbank daarom het volgende overweegt:
"Nu de gemachtigde van verweerder geen ambtenaar in dienst is van de gemeente, maar een ambtenaar in dienst van de Gemeenschappelijke Regeling, die een zelfstandige rechtspersoonlijkheid heeft, van de gemeente is te onderscheiden en die verrichte werkzaamheden aan de gemeente factureert, kunnen de kosten voor de gemachtigde van verweerder worden aangemerkt als kosten gemaakt door verweerder voor een door een derde verleende beroepsmatig verleende rechtsbijstand."
Hiermee merkt de rechtbank de kosten die zijn gemaakt door de inschakeling van een medewerking van een uitvoeringsorganisatie dus aan als kosten die gemaakt zijn voor een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en gaat zodoende over tot het veroordelen van eiser in de proceskosten.
Hoewel het bij deze uitspraak (nog) niet gaat om een oordeel van een van onze hoogste rechters, is het raadzaam om namens het gemeentebestuur om een proceskostenveroordeling te vragen, wanneer rechtsbijstand wordt verleend vanuit een publiekrechtelijke rechtspersoon waarin ambtelijk is gefuseerd. Maar goed, dit wordt dus alleen dan gehonoreerd, als (ook) sprake is van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht.