In juli 2018 heeft de rechtbank Rotterdam een belangwekkende uitspraak over de Warmtewet gedaan. Meer concreet ging het over de toepasselijkheid van de maximumprijs uit de Warmtewet bij levering van (warmte en) koude via een warmte- en koudeopslag ('WKO').
Toepassing van de Warmtewet bij de levering van koude? Dat klinkt enigszins paradoxaal. Hoe dat in elkaar zit zullen wij in dit blog aan de hand van voornoemde uitspraak uiteenzetten. Dit zal iets uitgebreider gebeuren dan 'normaal' in onze blogs, nu het hier gaat om complexe materie en een zaak met een lange voorgeschiedenis. Daarnaast willen wij graag aan u verduidelijken op welke wijze de levering van koude in de huidige Warmtewet (niet) is geregeld en hoe dit onder de gewijzigde Warmtewet geregeld zal gaan worden.
Voorgeschiedenis
Maar eerst de voorgeschiedenis. Het oordeel van de rechtbank betekent de afsluiting van het zoveelste hoofdstuk, maar nog niet van het boek over een langlopend geschil tussen bewoners van de wijk Hoogeland in Naaldwijk (bewoners) en hun leverancier van koude en warmte (Vestia). De oorsprong van het geschil gaat enkele jaren terug.
Maar waar gaat het nu eigenlijk over?
De woningen van bewoners worden verwarmd en gekoeld met behulp van grondwater dat Vestia aan hen levert. Vestia pompt dit water op uit bronnen in de bodem waarin warmte en koude worden opgeslagen ( WKO). Hieruit levert Vestia bewoners grondwater met een temperatuur van gemiddeld 12 °C (niet erg 'warm' dus). Vervolgens kunnen bewoners dit water - met een bij hun woning behorende warmtepomp - zelf verder verwarmen óf het grondwater voor koeling gebruiken.
Standpunt bewoners
Door dit WKO- en warmtepompsysteem worden bewoners dus zowel van warmte als koude voorzien. Bewoners vinden dat de levering van het grondwater (van 12 °C) als levering van 'warmte' in de zin van de Warmtewet moet worden aangemerkt. Volgens hen houdt Vestia zich niet aan voorschriften uit diezelfde wet, aangezien zij een hoger tarief voor deze 'warmte' betalen dan de maximumprijs die door de Autoriteit Centrale Markten ('ACM') op grond van art. 5 Warmtewet is vastgesteld. Zij verzoeken de ACM in 2014 tegen Vestia op te treden.
Standpunt Vestia
Volgens Vestia valt de levering van grondwater met een temperatuur van 12 °C niet onder de Warmtewet. Hierdoor zou zij geen leverancier in de zin van de Warmtewet zijn en zou zij zich (dus) ook niet aan voorschriften uit die wet hoeven te houden. Vestia stelt dat alleen sprake is van levering van 'warmte' in de zin van de Warmtewet, als de temperatuur van het water op het overdrachtspunt (lees: waar het de waterpompen in gaat) direct geschikt is voor huishoudelijke doeleinden. Daarvan zou geen sprake zijn, omdat de warmtepompen eerst warmte moet onttrekken aan het water met een temperatuur van 12 °C (/lauw water). Vestia meent, heel simpel gezegd, dat het door haar geleverde water niet warm genoeg is om onder de Warmtewet te vallen.
Eerste procedure
De ACM volgde de redenering van Vestia en wees het handhavingsverzoek af. Ook bij de beslissing op bezwaar ontvingen bewoners nul op het rekest. Daaropvolgend gingen bewoners met succes in beroep bij het CBb. In diens uitspraak van 22 februari 2016 oordeelde het CBb dat de Warmtewet wél van toepassing is op de levering door Vestia van grondwater met een temperatuur van 12 °C.
Warmtewet van toepassing op lauw water (12 °C)?
Volgens de CBb is de Warmtewet dus van toepassing op de levering van (grond-)water met een temperatuur van 12 °C, welk water vervolgens door bewoners zelf met een warmtepomp wordt verwarmd tot een temperatuur waarbij het geschikt is voor warmtevoorziening. De levering van grondwater met deze temperatuur valt dus onder de definitie van 'warmte' als bedoeld in art. 1 Warmtewet. Hoe is het CBb tot dit oordeel gekomen?
Korte (wetgevings-)geschiedenis
Aanvankelijk zou er geen definitie van het begrip 'warmte' in de Warmtewet worden opgenomen. Na advies van de Raad van State is bij de Nota van Wijziging alsnog de volgende definitie ingevoegd:
"warm water of tapwater met een temperatuur van ten minste 70° Celsius en ten hoogste 95° Celsius bestemd voor ruimteverwarming, sanitaire doeleinden en huishoudelijk gebruik."
Ofwel: water met een zodanig hoge temperatuur dat deze direct beschikbaar is voor warmtevoorziening. Naar aanleiding van Kamervragen is de definitie van het begrip 'warmte' vervolgens bij Tweede Nota van Wijziging aangepast, waarmee de bandbreedte voor de temperatuur (70-95 °C) is komen te vervallen. Uiteindelijk is de volgende definitie van 'warmte' in art. 1 onder d Warmtewet opgenomen:
"warm water of tapwater bestemd voor ruimteverwarming of ruimtekoeling, sanitaire doeleinden en huishoudelijk gebruik."
Van enige 'temperatuureis' is onder de huidige Warmtewet dus geen sprake. Verder is nog relevant dat een leverancier in de zin van de Warmtewet is "een persoon die zich bezighoudt met de levering van warmte" (art. 1 onder h Warmtewet; 'leverancier'). De kwalificatie als leverancier brengt een aantal verplichtingen met zich. De verplichting om voor de levering van warmte niet meer te berekenen dan de jaarlijks door de ACM - aan de hand van het Niet-Meer-Dan-Anders principe - vast te stellen maximumprijs (art. 5 Warmtewet, 'de maximumprijs'), is daarvan voor dit blog de belangrijkste.
Oordeel CBb
Uit het feit dat geen sprake meer is van een temperatuureis, volgt volgens het CBb dat het irrelevant is op welke tempratuur de leverancier het water levert. Van belang is, zo oordeelt het CBb, "dat de temperatuur van het geleverde water (op het zogenoemde overdrachtspunt) geschikt moet zijn voor huishoudelijke doeleinden". Het gaat er volgens het CBb dus om dat het water (uiteindelijk) bestemd is voor huishoudelijk gebruik. Dit kan ook het geval zijn bij water met een 'lage' temperatuur (zoals 12 °C).
De uitspraak van de rechtbank Rotterdam
Na nog een ronde primair besluit en beslissing op bezwaar, gaat het bij de rechtbank onder andere om de vraag of de Warmtewet toestaat dat Vestia, leverancier, bij de toetsing aan de maximumprijs onderscheid maakt tussen warmte (wel gereguleerd door de Warmtewet) en koude (nog niet gereguleerd in de Warmtewet, maar daar komen we nog op terug).
Maximumprijs en - splitsing van - het vastrecht
Zoals hiervoor al opgemerkt, levert Vestia (grond)water aan bewoners met een temperatuur van 12 °C, welk water pas daarna - met behulp van de warmtepomp - voor verwarming, dan wel voor verkoeling wordt gebruikt. Vestia brengt daarvoor (o.a.) een vastrecht in rekening, dat zij splitst in een component voor de levering van warmte (2/3 deel) en een component voor de levering van koude (1/3 deel). Daarbij gaat Vestia ervan uit dat de maximumprijs alleen betrekking heeft op de component voor de levering van warmte. Anders gezegd: alleen voor dat deel zou de maximumprijs gelden en de koude-component zou niet zijn gereguleerd.
Bij de rechtbank ligt de vraag voor of het op grond van de Warmtewet is toegestaan het door Vestia gemaakte en door de ACM gesauveerde onderscheid tussen warmte en koude bij de toetsing aan de maximumprijs te maken.
Rechtbank: splitsen niet toegestaan
Volgens de rechtbank is dat niet het geval. Onder verwijzing naar de uitspraak van het CBb oordeelt zij dat (al) het door Vestia geleverde water van 12 °C als 'warmte' in de zin van de Warmtewet moet worden gekwalificeerd. Al dat water is immers (uiteindelijk) bestemd en geschikt voor huishoudelijk gebruik. Of bewoners dat water vervolgens voor verwarming of verkoeling gebruiken, is voor die kwalificatie verder niet relevant.
De ACM heeft volgens de rechtbank dus ten onrechte de door Vestia gehanteerde splitsing bij het vastrecht (2/3 deel warmte, 1/3 deel koude) gevolgd bij de toetsing aan de maximumprijs. De levering door Vestia valt volledig onder de toepassing van de Warmtewet en bij de toetsing aan de maximumprijs mag geen component voor de levering van koude worden onderscheiden.
Het door Vestia gehanteerde vastrechttarief moet dus volledig aan de maximumprijs worden getoetst, aldus de rechtbank. De ACM zal dan ook nader moeten onderzoeken of het gehele bedrag dat aan vastrecht in rekening wordt gebracht wel/niet boven de maximumprijs uitkomt.
Koude en warmte onder de huidige en 'nieuwe' Warmtewet
De levering van water dat (uiteindelijk) bestemd en geschikt is voor huishoudelijk gebruik, ook als het water 'maar' 12 °C is en een deel daarvan voor verkoeling wordt gebruikt, wordt dus door de Warmtewet gereguleerd.
De levering van koude wordt daarentegen niet door de Warmtewet gereguleerd. Dit wordt (deels) gewijzigd in de op 3 juli jl. door de Eerste Kamer aangenomen (wederom) herziene Warmtewet, die naar verwachting medio 2019 in werking zal treden. Onder de herziene Warmtewet zal de levering van koude gereguleerd gaan worden voor zover deze levering noodzakelijk is voor de levering van warmte, zoals nu vaak het geval is bij WKO-systemen. In die situatie is de afname van koude namelijk meestal een voorwaarde om ook warmte geleverd te krijgen.
Daarnaast zal in 'warmte' in de herziene Warmtewet anders worden gedefinieerd:
'thermische energie die ten behoeve van ruimteverwarming of verwarming van tapwater wordt geleverd door middel van transport van water.'
In vergelijking met de huidige definitie valt op dat de zinsnede 'warm water' niet meer is opgenomen. In plaats daarvan wordt gesproken van 'thermische energie'. Hiermee wil de wetgever verduidelijken dat de temperatuur van het geleverde water irrelevant is. Van belang is slechts dat het water geleverd wordt ten behoeve / met het doel van verwarming.
Levering met het doel van verkoeling valt dus niet onder de herziene definitie van warmte en wordt dus ook niet gereguleerd. Deze keuze is gemaakt omdat koeling volgens de wetgever, anders dan verwarming, een product is dat het comfort vergroot, maar geen eerste levensbehoefte is. Dit ligt - zoals hiervoor al aangegeven - anders als de levering van koude noodzakelijk is om een systeem voor warmtelevering goed te laten functioneren, zoals bij WKO systemen. In dat geval bestaat volgens de wetgever aanleiding om naast de prijs van warmte ook de prijs van koude te reguleren. Hiervoor zal de ACM dan ook een aparte maximumprijs gaan vaststellen (zie het nieuwe art. 4a, lid 3 ontwerp-Warmtebesluit).
Afsluiting
Het vaststellen van een tarief voor de levering van warmte en koude via een WKO-systeem is bepaald geen sinecure. Onder de huidige Warmtewet, waar moet worden bezien of het water (uiteindelijk) bestemd en geschikt is voor huishoudelijk gebruik, niet en onder de herziene Warmtewet, waar de vraag centraal zal staan of het water ten behoeve van verwarming wordt geleverd, zal het ook niet veel makkelijker worden. En ondertussen mogen de bewoners van Hoogeland waarschijnlijk nog wel even door en zal over een tijdje wel een tweede uitspraak van het CBb verschijnen. Wij zijn benieuwd!
In juli 2018 heeft de rechtbank Rotterdam een belangwekkende uitspraak over de Warmtewet gedaan. Meer concreet ging het over de toepasselijkheid van de maximumprijs uit de Warmtewet bij levering van (warmte en) koude via een warmte- en koudeopslag ('WKO').
Toepassing van de Warmtewet bij de levering van koude? Dat klinkt enigszins paradoxaal. Hoe dat in elkaar zit zullen wij in dit blog aan de hand van voornoemde uitspraak uiteenzetten. Dit zal iets uitgebreider gebeuren dan 'normaal' in onze blogs, nu het hier gaat om complexe materie en een zaak met een lange voorgeschiedenis. Daarnaast willen wij graag aan u verduidelijken op welke wijze de levering van koude in de huidige Warmtewet (niet) is geregeld en hoe dit onder de gewijzigde Warmtewet geregeld zal gaan worden.
Voorgeschiedenis
Maar eerst de voorgeschiedenis. Het oordeel van de rechtbank betekent de afsluiting van het zoveelste hoofdstuk, maar nog niet van het boek over een langlopend geschil tussen bewoners van de wijk Hoogeland in Naaldwijk (bewoners) en hun leverancier van koude en warmte (Vestia). De oorsprong van het geschil gaat enkele jaren terug.
Maar waar gaat het nu eigenlijk over?
De woningen van bewoners worden verwarmd en gekoeld met behulp van grondwater dat Vestia aan hen levert. Vestia pompt dit water op uit bronnen in de bodem waarin warmte en koude worden opgeslagen ( WKO). Hieruit levert Vestia bewoners grondwater met een temperatuur van gemiddeld 12 °C (niet erg 'warm' dus). Vervolgens kunnen bewoners dit water - met een bij hun woning behorende warmtepomp - zelf verder verwarmen óf het grondwater voor koeling gebruiken.
Standpunt bewoners
Door dit WKO- en warmtepompsysteem worden bewoners dus zowel van warmte als koude voorzien. Bewoners vinden dat de levering van het grondwater (van 12 °C) als levering van 'warmte' in de zin van de Warmtewet moet worden aangemerkt. Volgens hen houdt Vestia zich niet aan voorschriften uit diezelfde wet, aangezien zij een hoger tarief voor deze 'warmte' betalen dan de maximumprijs die door de Autoriteit Centrale Markten ('ACM') op grond van art. 5 Warmtewet is vastgesteld. Zij verzoeken de ACM in 2014 tegen Vestia op te treden.
Standpunt Vestia
Volgens Vestia valt de levering van grondwater met een temperatuur van 12 °C niet onder de Warmtewet. Hierdoor zou zij geen leverancier in de zin van de Warmtewet zijn en zou zij zich (dus) ook niet aan voorschriften uit die wet hoeven te houden. Vestia stelt dat alleen sprake is van levering van 'warmte' in de zin van de Warmtewet, als de temperatuur van het water op het overdrachtspunt (lees: waar het de waterpompen in gaat) direct geschikt is voor huishoudelijke doeleinden. Daarvan zou geen sprake zijn, omdat de warmtepompen eerst warmte moet onttrekken aan het water met een temperatuur van 12 °C (/lauw water). Vestia meent, heel simpel gezegd, dat het door haar geleverde water niet warm genoeg is om onder de Warmtewet te vallen.
Eerste procedure
De ACM volgde de redenering van Vestia en wees het handhavingsverzoek af. Ook bij de beslissing op bezwaar ontvingen bewoners nul op het rekest. Daaropvolgend gingen bewoners met succes in beroep bij het CBb. In diens uitspraak van 22 februari 2016 oordeelde het CBb dat de Warmtewet wél van toepassing is op de levering door Vestia van grondwater met een temperatuur van 12 °C.
Warmtewet van toepassing op lauw water (12 °C)?
Volgens de CBb is de Warmtewet dus van toepassing op de levering van (grond-)water met een temperatuur van 12 °C, welk water vervolgens door bewoners zelf met een warmtepomp wordt verwarmd tot een temperatuur waarbij het geschikt is voor warmtevoorziening. De levering van grondwater met deze temperatuur valt dus onder de definitie van 'warmte' als bedoeld in art. 1 Warmtewet. Hoe is het CBb tot dit oordeel gekomen?
Korte (wetgevings-)geschiedenis
Aanvankelijk zou er geen definitie van het begrip 'warmte' in de Warmtewet worden opgenomen. Na advies van de Raad van State is bij de Nota van Wijziging alsnog de volgende definitie ingevoegd:
"warm water of tapwater met een temperatuur van ten minste 70° Celsius en ten hoogste 95° Celsius bestemd voor ruimteverwarming, sanitaire doeleinden en huishoudelijk gebruik."
Ofwel: water met een zodanig hoge temperatuur dat deze direct beschikbaar is voor warmtevoorziening. Naar aanleiding van Kamervragen is de definitie van het begrip 'warmte' vervolgens bij Tweede Nota van Wijziging aangepast, waarmee de bandbreedte voor de temperatuur (70-95 °C) is komen te vervallen. Uiteindelijk is de volgende definitie van 'warmte' in art. 1 onder d Warmtewet opgenomen:
"warm water of tapwater bestemd voor ruimteverwarming of ruimtekoeling, sanitaire doeleinden en huishoudelijk gebruik."
Van enige 'temperatuureis' is onder de huidige Warmtewet dus geen sprake. Verder is nog relevant dat een leverancier in de zin van de Warmtewet is "een persoon die zich bezighoudt met de levering van warmte" (art. 1 onder h Warmtewet; 'leverancier'). De kwalificatie als leverancier brengt een aantal verplichtingen met zich. De verplichting om voor de levering van warmte niet meer te berekenen dan de jaarlijks door de ACM - aan de hand van het Niet-Meer-Dan-Anders principe - vast te stellen maximumprijs (art. 5 Warmtewet, 'de maximumprijs'), is daarvan voor dit blog de belangrijkste.
Oordeel CBb
Uit het feit dat geen sprake meer is van een temperatuureis, volgt volgens het CBb dat het irrelevant is op welke tempratuur de leverancier het water levert. Van belang is, zo oordeelt het CBb, "dat de temperatuur van het geleverde water (op het zogenoemde overdrachtspunt) geschikt moet zijn voor huishoudelijke doeleinden". Het gaat er volgens het CBb dus om dat het water (uiteindelijk) bestemd is voor huishoudelijk gebruik. Dit kan ook het geval zijn bij water met een 'lage' temperatuur (zoals 12 °C).
De uitspraak van de rechtbank Rotterdam
Na nog een ronde primair besluit en beslissing op bezwaar, gaat het bij de rechtbank onder andere om de vraag of de Warmtewet toestaat dat Vestia, leverancier, bij de toetsing aan de maximumprijs onderscheid maakt tussen warmte (wel gereguleerd door de Warmtewet) en koude (nog niet gereguleerd in de Warmtewet, maar daar komen we nog op terug).
Maximumprijs en - splitsing van - het vastrecht
Zoals hiervoor al opgemerkt, levert Vestia (grond)water aan bewoners met een temperatuur van 12 °C, welk water pas daarna - met behulp van de warmtepomp - voor verwarming, dan wel voor verkoeling wordt gebruikt. Vestia brengt daarvoor (o.a.) een vastrecht in rekening, dat zij splitst in een component voor de levering van warmte (2/3 deel) en een component voor de levering van koude (1/3 deel). Daarbij gaat Vestia ervan uit dat de maximumprijs alleen betrekking heeft op de component voor de levering van warmte. Anders gezegd: alleen voor dat deel zou de maximumprijs gelden en de koude-component zou niet zijn gereguleerd.
Bij de rechtbank ligt de vraag voor of het op grond van de Warmtewet is toegestaan het door Vestia gemaakte en door de ACM gesauveerde onderscheid tussen warmte en koude bij de toetsing aan de maximumprijs te maken.
Rechtbank: splitsen niet toegestaan
Volgens de rechtbank is dat niet het geval. Onder verwijzing naar de uitspraak van het CBb oordeelt zij dat (al) het door Vestia geleverde water van 12 °C als 'warmte' in de zin van de Warmtewet moet worden gekwalificeerd. Al dat water is immers (uiteindelijk) bestemd en geschikt voor huishoudelijk gebruik. Of bewoners dat water vervolgens voor verwarming of verkoeling gebruiken, is voor die kwalificatie verder niet relevant.
De ACM heeft volgens de rechtbank dus ten onrechte de door Vestia gehanteerde splitsing bij het vastrecht (2/3 deel warmte, 1/3 deel koude) gevolgd bij de toetsing aan de maximumprijs. De levering door Vestia valt volledig onder de toepassing van de Warmtewet en bij de toetsing aan de maximumprijs mag geen component voor de levering van koude worden onderscheiden.
Het door Vestia gehanteerde vastrechttarief moet dus volledig aan de maximumprijs worden getoetst, aldus de rechtbank. De ACM zal dan ook nader moeten onderzoeken of het gehele bedrag dat aan vastrecht in rekening wordt gebracht wel/niet boven de maximumprijs uitkomt.
Koude en warmte onder de huidige en 'nieuwe' Warmtewet
De levering van water dat (uiteindelijk) bestemd en geschikt is voor huishoudelijk gebruik, ook als het water 'maar' 12 °C is en een deel daarvan voor verkoeling wordt gebruikt, wordt dus door de Warmtewet gereguleerd.
De levering van koude wordt daarentegen niet door de Warmtewet gereguleerd. Dit wordt (deels) gewijzigd in de op 3 juli jl. door de Eerste Kamer aangenomen (wederom) herziene Warmtewet, die naar verwachting medio 2019 in werking zal treden. Onder de herziene Warmtewet zal de levering van koude gereguleerd gaan worden voor zover deze levering noodzakelijk is voor de levering van warmte, zoals nu vaak het geval is bij WKO-systemen. In die situatie is de afname van koude namelijk meestal een voorwaarde om ook warmte geleverd te krijgen.
Daarnaast zal in 'warmte' in de herziene Warmtewet anders worden gedefinieerd:
'thermische energie die ten behoeve van ruimteverwarming of verwarming van tapwater wordt geleverd door middel van transport van water.'
In vergelijking met de huidige definitie valt op dat de zinsnede 'warm water' niet meer is opgenomen. In plaats daarvan wordt gesproken van 'thermische energie'. Hiermee wil de wetgever verduidelijken dat de temperatuur van het geleverde water irrelevant is. Van belang is slechts dat het water geleverd wordt ten behoeve / met het doel van verwarming.
Levering met het doel van verkoeling valt dus niet onder de herziene definitie van warmte en wordt dus ook niet gereguleerd. Deze keuze is gemaakt omdat koeling volgens de wetgever, anders dan verwarming, een product is dat het comfort vergroot, maar geen eerste levensbehoefte is. Dit ligt - zoals hiervoor al aangegeven - anders als de levering van koude noodzakelijk is om een systeem voor warmtelevering goed te laten functioneren, zoals bij WKO systemen. In dat geval bestaat volgens de wetgever aanleiding om naast de prijs van warmte ook de prijs van koude te reguleren. Hiervoor zal de ACM dan ook een aparte maximumprijs gaan vaststellen (zie het nieuwe art. 4a, lid 3 ontwerp-Warmtebesluit).
Afsluiting
Het vaststellen van een tarief voor de levering van warmte en koude via een WKO-systeem is bepaald geen sinecure. Onder de huidige Warmtewet, waar moet worden bezien of het water (uiteindelijk) bestemd en geschikt is voor huishoudelijk gebruik, niet en onder de herziene Warmtewet, waar de vraag centraal zal staan of het water ten behoeve van verwarming wordt geleverd, zal het ook niet veel makkelijker worden. En ondertussen mogen de bewoners van Hoogeland waarschijnlijk nog wel even door en zal over een tijdje wel een tweede uitspraak van het CBb verschijnen. Wij zijn benieuwd!