Eind december 2017 is het Wetsvoorstel tot wijziging van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018 ("Wetsvoorstel") ingediend bij de Tweede Kamer. In het Wetsvoorstel worden onder meer instemmingsrechten in plaats van de huidige verzwaarde adviesrechten en het recht van enquéte voor cliëntenraden geïntroduceerd. Doel is cliëntenraden krachtiger te maken om een adequate invloed te kunnen uitoefenen op besluiten van zorginstellingen. Daarnaast verplicht het Wetsvoorstel in veel gevallen tot het instellen van meerdere cliëntenraden. In deze blog wordt hierop nader ingegaan, omdat ik verwacht dat dit aspect in de praktijk voer voor problemen zal zijn.
Niveau waarop cliëntenraad wordt ingesteld
De Hoge Raad oordeelde in 2016 dat de huidige Wmcz zorgaanbieders met één Wtzi-toelating tot niet meer verplicht dan het instellen van een cliëntenraad. Het Wetsvoorstel beoogt dit te veranderen door voor de vraag op welk niveau een cliëntenraad ingesteld moet worden, aan te sluiten bij het instellingsbegrip uit artikel 1 lid 1 Wkkgz. De verplichting tot het instellen van een cliëntenraad geldt alleen voor instellingen die met meer dan 10 personen zorg verlenen.
Waar de Hoge Raad met zijn uitspraak voor duidelijkheid zorgde over het niveau waarop cliëntenraden ingesteld moeten worden, zijn zorginstellingen met het nieuwe Wetsvoorstel terug bij af. Hierbij spelen twee factoren een rol.
De eerste factor is dat in de nieuwe Wmcz instellingen waarin cliënten lange tijd verblijven en instellingen die thuiszorg verlenen verplicht kunnen worden tot het instellen van meerdere cliëntenraden (artikel 3 lid 4). Instellingen zijn hiertoe verplicht indien een representatieve groep cliënten/vertegenwoordigers een onderbouwd verzoek doet en het gelet op de verschillende locaties, zorgvormen en cliëntengroepen "redelijkerwijs" van de instelling kan worden verlangd. Het criterium "redelijkerwijs verlangen" wordt door de wetgever niet nader ingevuld. De wetgever noemt wel enkele voorbeelden "wat verwacht mag worden". Van een instelling die drie verpleeghuizen in een regio exploiteert, mag ten minste een cliëntenraad per locatie worden verwacht. Een psychiatrische instelling met focus op anorexia bijvoorbeeld, kan verplicht worden tot het instellen van een cliëntenraad voor anorexia-cliënten en een voor de overige cliënten. Van een landelijke instelling die thuiszorg levert mag worden verwacht dat zij niet een landelijke cliëntenraad heeft, maar bijvoorbeeld een cliëntenraad per gemeente, per regio of afhankelijk van de omstandigheden van het geval zelfs per wijk. Het moge duidelijk zijn dat deze normering instellingen alles behalve duidelijkheid biedt.
De tweede factor ziet op het feit dat in het Wetsvoorstel de uitzondering van artikel 1 lid 5 Wkkgz niet is overgenomen. Daarin is bepaald dat een instelling die binnen het kader van een andere instelling zorg verleent, niet wordt aangemerkt als een instelling. Een medisch specialistisch bedrijf is voor de Wkkgz geen instelling, maar in het Wetsvoorstel wel. Op basis van het Wetsvoorstel zijn dus zowel ziekenhuizen, als in de ziekenhuizen opererende medisch specialistische bedrijven verplicht tot het instellen van cliëntenraden. Als gevolg hiervan kan het voorkomen dat cliëntenraden van de verschillende instellingen over hetzelfde voorstel advies- dan wel instemmingsrechten hebben.
Versplintering van cliëntenraden
Het beeld dat naar voren komt is niet een versterking, maar een versplintering van cliëntenraden. Ten eerste is onduidelijk op welke niveaus cliëntenraden ingesteld moeten worden. Ten tweede kunnen grote aantallen cliëntenraden binnen een instelling leiden tot onwerkbare verplichtingen voor de instelling. Daarnaast kunnen botsingen ontstaan tussen de cliëntenraden van dezelfde of verschillende instellingen, die over hetzelfde voorgenomen besluit moeten adviseren/instemmen.
De wetgever noemt enkel een oplossing voor de situatie waarin een instelling meerdere cliëntenraden heeft: het instellen van een centrale cliëntenraad (artikel 3 lid 5). De centrale cliëntenraad kan gaan over locatie overstijgende aangelegenheden. Deze oplossing kan echter in de praktijk voor problemen zorgen, omdat cliëntenraden moeten instemmen met (wijzigingen van) de medezeggenschapsregeling (artikel 8 lid 1a). Elke cliëntenraad dient dus akkoord te gaan met het overdragen van bepaalde advies- of instemmingsbevoegdheden aan de centrale cliëntenraad. In het proces van het afstaan van rechten kunnen geschillen ontstaan, nog voordat de cliëntenraad goed en wel aan haar taken is begonnen. Opgemerkt wordt dat de regeling in het Wetsvoorstel afwijkt van de regeling in de Wet op de ondernemingsraden, waarin de bevoegdheidsverdeling in het geval van centrale en decentrale ondernemingsraden in de wet geregeld is (artikel 35 WOR).
Binnen zes maanden actualiseren
Voor geschillen over de inhoud, interpretatie en/of naleving van de medezeggenschapsregelingen kunnen partijen zich, net als nu, wenden tot de commissie van vertrouwenslieden. Indien de partijen zich niet kunnen vinden in het oordeel van de commissie van vertrouwenslieden, staat beroep bij de kantonrechter open (artikel 13). Veel tijd is er echter niet: binnen zes maanden na inwerkingtreding van de wet moeten de bestaande medezeggenschapsregelingen geactualiseerd zijn (artikel 24 lid 6).
Juridisch advies of meer informatie
Heeft u vragen naar aanleiding van dit blog? Neem dan contact op met Marlou Jannink. .
Dit blog is onderdeel van de Nieuwsbrief Zorg.
Eind december 2017 is het Wetsvoorstel tot wijziging van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018 ("Wetsvoorstel") ingediend bij de Tweede Kamer. In het Wetsvoorstel worden onder meer instemmingsrechten in plaats van de huidige verzwaarde adviesrechten en het recht van enquéte voor cliëntenraden geïntroduceerd. Doel is cliëntenraden krachtiger te maken om een adequate invloed te kunnen uitoefenen op besluiten van zorginstellingen. Daarnaast verplicht het Wetsvoorstel in veel gevallen tot het instellen van meerdere cliëntenraden. In deze blog wordt hierop nader ingegaan, omdat ik verwacht dat dit aspect in de praktijk voer voor problemen zal zijn.
Niveau waarop cliëntenraad wordt ingesteld
De Hoge Raad oordeelde in 2016 dat de huidige Wmcz zorgaanbieders met één Wtzi-toelating tot niet meer verplicht dan het instellen van een cliëntenraad. Het Wetsvoorstel beoogt dit te veranderen door voor de vraag op welk niveau een cliëntenraad ingesteld moet worden, aan te sluiten bij het instellingsbegrip uit artikel 1 lid 1 Wkkgz. De verplichting tot het instellen van een cliëntenraad geldt alleen voor instellingen die met meer dan 10 personen zorg verlenen.
Waar de Hoge Raad met zijn uitspraak voor duidelijkheid zorgde over het niveau waarop cliëntenraden ingesteld moeten worden, zijn zorginstellingen met het nieuwe Wetsvoorstel terug bij af. Hierbij spelen twee factoren een rol.
De eerste factor is dat in de nieuwe Wmcz instellingen waarin cliënten lange tijd verblijven en instellingen die thuiszorg verlenen verplicht kunnen worden tot het instellen van meerdere cliëntenraden (artikel 3 lid 4). Instellingen zijn hiertoe verplicht indien een representatieve groep cliënten/vertegenwoordigers een onderbouwd verzoek doet en het gelet op de verschillende locaties, zorgvormen en cliëntengroepen "redelijkerwijs" van de instelling kan worden verlangd. Het criterium "redelijkerwijs verlangen" wordt door de wetgever niet nader ingevuld. De wetgever noemt wel enkele voorbeelden "wat verwacht mag worden". Van een instelling die drie verpleeghuizen in een regio exploiteert, mag ten minste een cliëntenraad per locatie worden verwacht. Een psychiatrische instelling met focus op anorexia bijvoorbeeld, kan verplicht worden tot het instellen van een cliëntenraad voor anorexia-cliënten en een voor de overige cliënten. Van een landelijke instelling die thuiszorg levert mag worden verwacht dat zij niet een landelijke cliëntenraad heeft, maar bijvoorbeeld een cliëntenraad per gemeente, per regio of afhankelijk van de omstandigheden van het geval zelfs per wijk. Het moge duidelijk zijn dat deze normering instellingen alles behalve duidelijkheid biedt.
De tweede factor ziet op het feit dat in het Wetsvoorstel de uitzondering van artikel 1 lid 5 Wkkgz niet is overgenomen. Daarin is bepaald dat een instelling die binnen het kader van een andere instelling zorg verleent, niet wordt aangemerkt als een instelling. Een medisch specialistisch bedrijf is voor de Wkkgz geen instelling, maar in het Wetsvoorstel wel. Op basis van het Wetsvoorstel zijn dus zowel ziekenhuizen, als in de ziekenhuizen opererende medisch specialistische bedrijven verplicht tot het instellen van cliëntenraden. Als gevolg hiervan kan het voorkomen dat cliëntenraden van de verschillende instellingen over hetzelfde voorstel advies- dan wel instemmingsrechten hebben.
Versplintering van cliëntenraden
Het beeld dat naar voren komt is niet een versterking, maar een versplintering van cliëntenraden. Ten eerste is onduidelijk op welke niveaus cliëntenraden ingesteld moeten worden. Ten tweede kunnen grote aantallen cliëntenraden binnen een instelling leiden tot onwerkbare verplichtingen voor de instelling. Daarnaast kunnen botsingen ontstaan tussen de cliëntenraden van dezelfde of verschillende instellingen, die over hetzelfde voorgenomen besluit moeten adviseren/instemmen.
De wetgever noemt enkel een oplossing voor de situatie waarin een instelling meerdere cliëntenraden heeft: het instellen van een centrale cliëntenraad (artikel 3 lid 5). De centrale cliëntenraad kan gaan over locatie overstijgende aangelegenheden. Deze oplossing kan echter in de praktijk voor problemen zorgen, omdat cliëntenraden moeten instemmen met (wijzigingen van) de medezeggenschapsregeling (artikel 8 lid 1a). Elke cliëntenraad dient dus akkoord te gaan met het overdragen van bepaalde advies- of instemmingsbevoegdheden aan de centrale cliëntenraad. In het proces van het afstaan van rechten kunnen geschillen ontstaan, nog voordat de cliëntenraad goed en wel aan haar taken is begonnen. Opgemerkt wordt dat de regeling in het Wetsvoorstel afwijkt van de regeling in de Wet op de ondernemingsraden, waarin de bevoegdheidsverdeling in het geval van centrale en decentrale ondernemingsraden in de wet geregeld is (artikel 35 WOR).
Binnen zes maanden actualiseren
Voor geschillen over de inhoud, interpretatie en/of naleving van de medezeggenschapsregelingen kunnen partijen zich, net als nu, wenden tot de commissie van vertrouwenslieden. Indien de partijen zich niet kunnen vinden in het oordeel van de commissie van vertrouwenslieden, staat beroep bij de kantonrechter open (artikel 13). Veel tijd is er echter niet: binnen zes maanden na inwerkingtreding van de wet moeten de bestaande medezeggenschapsregelingen geactualiseerd zijn (artikel 24 lid 6).
Juridisch advies of meer informatie
Heeft u vragen naar aanleiding van dit blog? Neem dan contact op met Marlou Jannink. .
Dit blog is onderdeel van de Nieuwsbrief Zorg.