De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in een tussenuitspraak van 23 november 2016 verduidelijkt wie ontvankelijk is bij de bestuursrechter in geval van een geheimhoudingsbesluit of in geval van een weigering geheimhouding op te heffen.
Geheimhoudingbesluiten
De gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders kunnen de stukken en hetgeen zij bespreken in een besloten vergadering geheim verklaren. Dit kan op grond van een belang uit artikel 10 Wob (artikel 25 en 55 Gemeentewet). Geheimhoudingsbesluiten zorgen dat de Wob niet langer van toepassing is. Artikel 25 en 55 Gemeentewet zijn bijzondere openbaarmakingsregelingen.
De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde op 18 september 2013 dat een geheimhoudingsbesluit kwalificeert als besluit in de zin van artikel 1:3 Awb. Een dergelijk besluit en een eventueel besluit tot (gedeeltelijke) weigering van de opheffing daarvan hebben volgens de Afdeling primair rechtsgevolgen voor raads- en collegeleden. Zij zijn belanghebbenden bij deze besluiten. De Afdeling overwoog aanvullend dat in zijn algemeenheid niet uit te sluiten is dat er (rechts)personen zijn die een zodanige betrokkenheid hebben bij stukken waarvan geheimhouding is opgelegd, dat zij door die besluiten rechtstreeks in hun belangen worden geraakt.
Wob-verzoeker kan de raad en het college vragen om geheimhouding op te heffen
De Afdeling bestuursrechtspraak geeft in de tussenuitspraak van 23 november 2016 aan wie deze personen of rechtspersonen zijn. De uitspraak betreft een Wob-verzoek om een overeenkomst en de onderliggende stukken met betrekking tot een woonzorgcentrum in Sint Annaparochie. Het gaat om afspraken met de eigenaar van een naastgelegen supermarkt. Deze zijn gemaakt ter beëindiging van het conflict betreffende de bouw van het woonzorgcentrum. Een journalist wil deze stukken, omdat hieruit de financiële gevolgen voor de gemeente blijken. Op de stukken rust geheimhouding als gevolg van een raadsbesluit. De journalist verzocht het college van burgemeester en wethouders bij Wob-verzoek om openbaarmaking van deze stukken. Dit weigerde het college. Het Wob-verzoek is gedurende de procedure tevens opgevat als verzoek om opheffing van de geheimhouding.
De rechtbank verklaarde het beroep van de journalist tegen de weigering de geheimhouding op te heffen niet ontvankelijk onder verwijzing naar voormelde uitspraak van 18 september 2013. De Afdeling acht de journalist wel ontvankelijk en geeft aan thans van oordeel te zijn dat de indiener van een Wob-verzoek, dat ziet op documenten waarop geheimhouding rust, als belanghebbende in de zin van de uitspraak van 18 september 2013 moet worden aangemerkt. Wob-verzoekers hebben een zodanige betrokkenheid bij de stukken waarop geheimhouding rust, dat zij door die besluiten rechtstreeks in hun belangen worden geraakt. De Afdeling overweegt dat een Wob-verzoek dat ziet op stukken waarop geheimhouding rust altijd tevens moet worden opgevat als verzoek op opheffing van die geheimhouding. Dit betekent, zo geeft de Afdeling aan, dat de indiener van het verzoek zowel belanghebbende is bij het Wob-besluit als bij het besluit op het verzoek om opheffing van de geheimhouding. Tot slot overweegt de Afdeling nog in praktische zin dat -omdat in veel gevallen een ander bestuursorgaan bevoegd is de geheimhouding op te heffen - in afwachting van het besluit van het andere bestuursorgaan de beslistermijn op het Wob-verzoek wordt opgeschort.
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in een tussenuitspraak van 23 november 2016 verduidelijkt wie ontvankelijk is bij de bestuursrechter in geval van een geheimhoudingsbesluit of in geval van een weigering geheimhouding op te heffen.
Geheimhoudingbesluiten
De gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders kunnen de stukken en hetgeen zij bespreken in een besloten vergadering geheim verklaren. Dit kan op grond van een belang uit artikel 10 Wob (artikel 25 en 55 Gemeentewet). Geheimhoudingsbesluiten zorgen dat de Wob niet langer van toepassing is. Artikel 25 en 55 Gemeentewet zijn bijzondere openbaarmakingsregelingen.
De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde op 18 september 2013 dat een geheimhoudingsbesluit kwalificeert als besluit in de zin van artikel 1:3 Awb. Een dergelijk besluit en een eventueel besluit tot (gedeeltelijke) weigering van de opheffing daarvan hebben volgens de Afdeling primair rechtsgevolgen voor raads- en collegeleden. Zij zijn belanghebbenden bij deze besluiten. De Afdeling overwoog aanvullend dat in zijn algemeenheid niet uit te sluiten is dat er (rechts)personen zijn die een zodanige betrokkenheid hebben bij stukken waarvan geheimhouding is opgelegd, dat zij door die besluiten rechtstreeks in hun belangen worden geraakt.
Wob-verzoeker kan de raad en het college vragen om geheimhouding op te heffen
De Afdeling bestuursrechtspraak geeft in de tussenuitspraak van 23 november 2016 aan wie deze personen of rechtspersonen zijn. De uitspraak betreft een Wob-verzoek om een overeenkomst en de onderliggende stukken met betrekking tot een woonzorgcentrum in Sint Annaparochie. Het gaat om afspraken met de eigenaar van een naastgelegen supermarkt. Deze zijn gemaakt ter beëindiging van het conflict betreffende de bouw van het woonzorgcentrum. Een journalist wil deze stukken, omdat hieruit de financiële gevolgen voor de gemeente blijken. Op de stukken rust geheimhouding als gevolg van een raadsbesluit. De journalist verzocht het college van burgemeester en wethouders bij Wob-verzoek om openbaarmaking van deze stukken. Dit weigerde het college. Het Wob-verzoek is gedurende de procedure tevens opgevat als verzoek om opheffing van de geheimhouding.
De rechtbank verklaarde het beroep van de journalist tegen de weigering de geheimhouding op te heffen niet ontvankelijk onder verwijzing naar voormelde uitspraak van 18 september 2013. De Afdeling acht de journalist wel ontvankelijk en geeft aan thans van oordeel te zijn dat de indiener van een Wob-verzoek, dat ziet op documenten waarop geheimhouding rust, als belanghebbende in de zin van de uitspraak van 18 september 2013 moet worden aangemerkt. Wob-verzoekers hebben een zodanige betrokkenheid bij de stukken waarop geheimhouding rust, dat zij door die besluiten rechtstreeks in hun belangen worden geraakt. De Afdeling overweegt dat een Wob-verzoek dat ziet op stukken waarop geheimhouding rust altijd tevens moet worden opgevat als verzoek op opheffing van die geheimhouding. Dit betekent, zo geeft de Afdeling aan, dat de indiener van het verzoek zowel belanghebbende is bij het Wob-besluit als bij het besluit op het verzoek om opheffing van de geheimhouding. Tot slot overweegt de Afdeling nog in praktische zin dat -omdat in veel gevallen een ander bestuursorgaan bevoegd is de geheimhouding op te heffen - in afwachting van het besluit van het andere bestuursorgaan de beslistermijn op het Wob-verzoek wordt opgeschort.