Actualiteiten overheidsprivaatrecht – augustus 2021

 8 september 2021 | Blog

Het overheidsprivaatrecht is voortdurend in beweging. Wij zetten daarom maandelijks de belangrijkste jurisprudentie op een rij. Ditmaal onder meer uitspraken over de opzegging van duurovereenkomsten en over de bevoegdheidsverdeling tussen de burgerlijke rechter en de bestuursrechter.

Nakoming bevoegdhedenovereenkomst: is een civiele procedure de juiste route?
De taakverdeling tussen de burgerlijke rechter en de bestuursrechter blijft een punt van aandacht bij bevoegdhedenovereenkomsten. De rechtbank Den Haag stelt in een recente uitspraak vast dat een gemeente en een ontwikkelaar een bevoegdhedenovereenkomst hebben gesloten. Zij hebben namelijk afspraken gemaakt over een bijdrage van de gemeente aan het onrendabele deel van een project. De bijdrage wordt in de overeenkomst aangeduid als subsidie, en past in de definitie van subsidie in de Awb. Bij het verstrekken van de bijdrage is de gemeente daarom gebonden aan de Awb. De gemeente heeft dus de verplichting op zich genomen om haar (subsidie)bevoegdheden op een bepaalde manier te gebruiken. Wil de ontwikkelaar nakoming afdwingen, dan moet hij zich wenden tot de bestuursrechter (na bezwaar). Dat kan zowel als het in de overeenkomst toegezegde besluit niet tijdig wordt genomen, als wanneer het besluit naar mening van de ontwikkelaar niet beantwoordt aan de overeenkomst. Omdat de bestuursrechtelijke route open staat, is de ontwikkelaar niet-ontvankelijk in zijn vorderingen.

Onrechtmatig handelen gemeente door resoluut aanpassen van berekening koopprijs voor verkrijging bloot eigendom
Een gemeente geeft grond in erfpacht uit. Vanaf 1995 biedt de gemeente erfpachters de mogelijkheid om de in erfpacht uitgegeven grond te kopen. Hoe de koopprijs wordt vastgesteld, volgt uit beleid van de gemeente. In 2007 is het beleid zodanig aangepast dat de koopprijzen aanzienlijk stegen. Vereniging BEZ komt daar tegenop. Zij heeft onder andere gevorderd dat de gemeente wordt bevolen om aan de erfpachters een koopaanbod te doen tegen een prijs berekend conform het oude beleid. Het gerechtshof Den Haag oordeelt dat de gemeente met de bekendmaking en wijze van totstandkoming van het beleid in 2007 onrechtmatig heeft gehandeld. Er was onder andere geen overgangsregeling of andere flankerende maatregel getroffen en de zittende erfpachters waren niet persoonlijk geïnformeerd. Een inhoudelijke beoordeling van het nieuwe beleid volgt later. Het hof heeft namelijk nadere gegevens opgevraagd; verdere mondelinge behandeling volgt.

Het criterium van bezitsdaden bij verjaring
Een partij die meent door bevrijdende verjaring eigenaar te zijn geworden van een stuk grond, zal (doorgaans) moeten stellen en bewijzen dat hij twintig jaar bezitter is geweest van die grond. In een recente procedure betoogde een kerkgenootschap dat zij bezitter van gemeentegrond was geworden, nadat het stuk grond met hekken was afgesloten. Daardoor was het niet langer toegankelijk voor anderen dan het kerkgenootschap, die een sleutel had voor de poort. De rechtbank komt echter tot het oordeel dat de hekken zijn geplaatst door de gemeente. Dat is dus geen bezitsdaad geweest van het kerkgenootschap. Door de sleutel van de poort te overhandigen heeft de gemeente de strook grond vervolgens in gebruik gegeven aan het kerkgenootschap, of in ieder geval het gebruik gedoogd. Uit deze gang van zaken volgt niet dat de gemeente haar bezit heeft prijsgegeven.   

Onrechtvaardige verrijking met gemeentegelden? Zorg voor een goede onderbouwing van de vordering en de schade
Wat kan een gemeente doen als een ambtenaar zich door fraude goederen heeft toegeëigend die zijn betaald met gemeentegelden, en diens (ex-)echtgenoot daarvan heeft geprofiteerd? Naast aangifte kan de gemeente een civiele procedure starten tegen de ambtenaar, maar ook tegen de (ex-)echtgenoot. In dit geval heeft de gemeente de ex-echtgenoot aansprakelijk gesteld voor de geleden schade op grond van (1) onrechtmatige daad, en (2) ongerechtvaardigde verrijking. De rechtbank Limburg wijst de vordering op grond van onrechtmatige daad af, omdat niet is gebleken van onrechtmatig handelen, nalaten of profiteren door de ex-echtgenoot. Kort gezegd is niet gebleken dat zij wist dat de goederen werden verkregen door fraude jegens de gemeente. Wel staat vast dat de ex-echtgenoot ongerechtvaardigd is verrijkt, omdat zij zelf geen uitgaven heeft gedaan voor de voor haar bestemde en door haar gebruikte goederen. De gemeente heeft alleen niet alle aangevoerde schadeposten voldoende onderbouwd, zodat de vordering slechts gedeeltelijk wordt toegewezen.

Opzegging duurovereenkomst vanwege heffing precariobelasting
Een gemeente heeft al ruim 25 jaar met waterleidingbedrijf Vitens de afspraak dat eventueel door het waterbedrijf betaalde retributies aan het waterbedrijf zouden worden terugbetaald. De gemeente wil die overeenkomst vervolgens opzeggen, omdat zij van Vitens precariobelasting wil gaan heffen. Vitens meent dat dat niet kan, omdat de afspraken tussen partijen kwalificeren als duurovereenkomst, en voor opzegging daarvan een zwaarwegende reden nodig is. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden geeft Vitens gelijk. In dit geval moest voor opzegging een zwaarwegende grond bestaan. Aan de afspraken tussen partijen komt volgens het hof namelijk een groot maatschappelijk belang toe. Als de gemeente retributies gaat heffen, dan draagt de eindafnemer daarvan de gevolgen, terwijl die eindafnemer is gebaat bij een zo laag mogelijk drinkwatertarief. De afspraak tussen partijen ligt bovendien in lijn met de regel dat uiterlijk per 1 januari 2022 geen precariobelasting meer mag worden geheven ter zake van (onder meer) infrastructuur van drinkwaterbedrijven. De gemeente heeft voorts geen zwaarwegende reden voor opzegging, omdat zij daarvoor enkel financiële beweegredenen heeft aangevoerd.

Opzegging van bepalingen over precariobelasting niet nodig
Een gemeente heeft met netbeheerder Stedin afspraken gemaakt over de heffing van precariorechten. Daarbij is onder andere afgesproken dat deze regeling geldend zou blijven, zelfs wanneer voor de precarioverordening een andere wettelijke regeling in de plaats treedt. Stedin zegt op enig moment die afspraken op, omdat per 1 januari 2022 geen precariobelasting meer mag worden geheven voor nutsinfrastructuur. De gemeente is van mening dat die opzegging geen gevolg heeft, omdat de privaatrechtelijke regeling niet wordt getroffen door de voornoemde regel. Het gaat immers niet om overeengekomen precariobelasting, maar om precariorechten als bedoeld in de overeenkomst. De rechtbank Rotterdam is het met Stedin eens. Partijen zijn overeengekomen dat de betalingsverbintenis tussen partijen betrekking heeft op precariobelasting. Volgens de rechtbank blijkt nergens uit dat dat niet zo is. Daarbij stond op de jaarlijkse factuur steeds ‘precarioaanslag’, en is in het geheel niet op andere wijze precariobelasting geheven van Stedin. De rechtbank concludeert dat onder die omstandigheden opzegging door Stedin zelfs niet noodzakelijk was; per 1 januari 2022 mogen de betreffende bepalingen over precariobelasting niet meer worden toegepast.

De bijdragen aan dit blog zijn verzorgd door Sophie Groeneveld, Ron de Martines, Iris den Bieman en Floris van de Pol. Heeft u vragen naar aanleiding van dit blog en/of wilt u zich abonneren op dit blog? Meld u zich dan per e-mail aan.

Het overheidsprivaatrecht is voortdurend in beweging. Wij zetten daarom maandelijks de belangrijkste jurisprudentie op een rij. Ditmaal onder meer uitspraken over de opzegging van duurovereenkomsten en over de bevoegdheidsverdeling tussen de burgerlijke rechter en de bestuursrechter.

Nakoming bevoegdhedenovereenkomst: is een civiele procedure de juiste route?
De taakverdeling tussen de burgerlijke rechter en de bestuursrechter blijft een punt van aandacht bij bevoegdhedenovereenkomsten. De rechtbank Den Haag stelt in een recente uitspraak vast dat een gemeente en een ontwikkelaar een bevoegdhedenovereenkomst hebben gesloten. Zij hebben namelijk afspraken gemaakt over een bijdrage van de gemeente aan het onrendabele deel van een project. De bijdrage wordt in de overeenkomst aangeduid als subsidie, en past in de definitie van subsidie in de Awb. Bij het verstrekken van de bijdrage is de gemeente daarom gebonden aan de Awb. De gemeente heeft dus de verplichting op zich genomen om haar (subsidie)bevoegdheden op een bepaalde manier te gebruiken. Wil de ontwikkelaar nakoming afdwingen, dan moet hij zich wenden tot de bestuursrechter (na bezwaar). Dat kan zowel als het in de overeenkomst toegezegde besluit niet tijdig wordt genomen, als wanneer het besluit naar mening van de ontwikkelaar niet beantwoordt aan de overeenkomst. Omdat de bestuursrechtelijke route open staat, is de ontwikkelaar niet-ontvankelijk in zijn vorderingen.

Onrechtmatig handelen gemeente door resoluut aanpassen van berekening koopprijs voor verkrijging bloot eigendom
Een gemeente geeft grond in erfpacht uit. Vanaf 1995 biedt de gemeente erfpachters de mogelijkheid om de in erfpacht uitgegeven grond te kopen. Hoe de koopprijs wordt vastgesteld, volgt uit beleid van de gemeente. In 2007 is het beleid zodanig aangepast dat de koopprijzen aanzienlijk stegen. Vereniging BEZ komt daar tegenop. Zij heeft onder andere gevorderd dat de gemeente wordt bevolen om aan de erfpachters een koopaanbod te doen tegen een prijs berekend conform het oude beleid. Het gerechtshof Den Haag oordeelt dat de gemeente met de bekendmaking en wijze van totstandkoming van het beleid in 2007 onrechtmatig heeft gehandeld. Er was onder andere geen overgangsregeling of andere flankerende maatregel getroffen en de zittende erfpachters waren niet persoonlijk geïnformeerd. Een inhoudelijke beoordeling van het nieuwe beleid volgt later. Het hof heeft namelijk nadere gegevens opgevraagd; verdere mondelinge behandeling volgt.

Het criterium van bezitsdaden bij verjaring
Een partij die meent door bevrijdende verjaring eigenaar te zijn geworden van een stuk grond, zal (doorgaans) moeten stellen en bewijzen dat hij twintig jaar bezitter is geweest van die grond. In een recente procedure betoogde een kerkgenootschap dat zij bezitter van gemeentegrond was geworden, nadat het stuk grond met hekken was afgesloten. Daardoor was het niet langer toegankelijk voor anderen dan het kerkgenootschap, die een sleutel had voor de poort. De rechtbank komt echter tot het oordeel dat de hekken zijn geplaatst door de gemeente. Dat is dus geen bezitsdaad geweest van het kerkgenootschap. Door de sleutel van de poort te overhandigen heeft de gemeente de strook grond vervolgens in gebruik gegeven aan het kerkgenootschap, of in ieder geval het gebruik gedoogd. Uit deze gang van zaken volgt niet dat de gemeente haar bezit heeft prijsgegeven.   

Onrechtvaardige verrijking met gemeentegelden? Zorg voor een goede onderbouwing van de vordering en de schade
Wat kan een gemeente doen als een ambtenaar zich door fraude goederen heeft toegeëigend die zijn betaald met gemeentegelden, en diens (ex-)echtgenoot daarvan heeft geprofiteerd? Naast aangifte kan de gemeente een civiele procedure starten tegen de ambtenaar, maar ook tegen de (ex-)echtgenoot. In dit geval heeft de gemeente de ex-echtgenoot aansprakelijk gesteld voor de geleden schade op grond van (1) onrechtmatige daad, en (2) ongerechtvaardigde verrijking. De rechtbank Limburg wijst de vordering op grond van onrechtmatige daad af, omdat niet is gebleken van onrechtmatig handelen, nalaten of profiteren door de ex-echtgenoot. Kort gezegd is niet gebleken dat zij wist dat de goederen werden verkregen door fraude jegens de gemeente. Wel staat vast dat de ex-echtgenoot ongerechtvaardigd is verrijkt, omdat zij zelf geen uitgaven heeft gedaan voor de voor haar bestemde en door haar gebruikte goederen. De gemeente heeft alleen niet alle aangevoerde schadeposten voldoende onderbouwd, zodat de vordering slechts gedeeltelijk wordt toegewezen.

Opzegging duurovereenkomst vanwege heffing precariobelasting
Een gemeente heeft al ruim 25 jaar met waterleidingbedrijf Vitens de afspraak dat eventueel door het waterbedrijf betaalde retributies aan het waterbedrijf zouden worden terugbetaald. De gemeente wil die overeenkomst vervolgens opzeggen, omdat zij van Vitens precariobelasting wil gaan heffen. Vitens meent dat dat niet kan, omdat de afspraken tussen partijen kwalificeren als duurovereenkomst, en voor opzegging daarvan een zwaarwegende reden nodig is. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden geeft Vitens gelijk. In dit geval moest voor opzegging een zwaarwegende grond bestaan. Aan de afspraken tussen partijen komt volgens het hof namelijk een groot maatschappelijk belang toe. Als de gemeente retributies gaat heffen, dan draagt de eindafnemer daarvan de gevolgen, terwijl die eindafnemer is gebaat bij een zo laag mogelijk drinkwatertarief. De afspraak tussen partijen ligt bovendien in lijn met de regel dat uiterlijk per 1 januari 2022 geen precariobelasting meer mag worden geheven ter zake van (onder meer) infrastructuur van drinkwaterbedrijven. De gemeente heeft voorts geen zwaarwegende reden voor opzegging, omdat zij daarvoor enkel financiële beweegredenen heeft aangevoerd.

Opzegging van bepalingen over precariobelasting niet nodig
Een gemeente heeft met netbeheerder Stedin afspraken gemaakt over de heffing van precariorechten. Daarbij is onder andere afgesproken dat deze regeling geldend zou blijven, zelfs wanneer voor de precarioverordening een andere wettelijke regeling in de plaats treedt. Stedin zegt op enig moment die afspraken op, omdat per 1 januari 2022 geen precariobelasting meer mag worden geheven voor nutsinfrastructuur. De gemeente is van mening dat die opzegging geen gevolg heeft, omdat de privaatrechtelijke regeling niet wordt getroffen door de voornoemde regel. Het gaat immers niet om overeengekomen precariobelasting, maar om precariorechten als bedoeld in de overeenkomst. De rechtbank Rotterdam is het met Stedin eens. Partijen zijn overeengekomen dat de betalingsverbintenis tussen partijen betrekking heeft op precariobelasting. Volgens de rechtbank blijkt nergens uit dat dat niet zo is. Daarbij stond op de jaarlijkse factuur steeds ‘precarioaanslag’, en is in het geheel niet op andere wijze precariobelasting geheven van Stedin. De rechtbank concludeert dat onder die omstandigheden opzegging door Stedin zelfs niet noodzakelijk was; per 1 januari 2022 mogen de betreffende bepalingen over precariobelasting niet meer worden toegepast.

De bijdragen aan dit blog zijn verzorgd door Sophie Groeneveld, Ron de Martines, Iris den Bieman en Floris van de Pol. Heeft u vragen naar aanleiding van dit blog en/of wilt u zich abonneren op dit blog? Meld u zich dan per e-mail aan.

Gerelateerde expertises