Actualiteiten overheidsprivaatrecht – november 2021

 7 december 2021 | Blog

Het overheidsprivaatrecht is voortdurend in beweging. Wij zetten daarom maandelijks de belangrijkste jurisprudentie op een rij. Ditmaal onder meer een verstrekkend arrest van de Hoge Raad over de mededingingsruimte die overheden moeten bieden bij gronduitgifte.

Overheid moet mededingingsruimte bieden bij gronduitgifte

In een verstrekkend arrest van 26 november heeft de Hoge Raad bepaald dat overheden bij de verkoop van onroerend goed mededingingsruimte moeten bieden. Zij moeten dus, als zij van plan zijn een onroerende zaak te verkopen, ruimte bieden aan potentiële gegadigden om mee te dingen. Daartoe moet er een passende mate van openbaarheid worden betracht met betrekking tot de beschikbaarheid van de onroerende zaak. Ook moeten er objectieve, toetsbare en redelijke criteria worden opgesteld aan de hand waarvan de koper wordt geselecteerd. Er hoeft geen mededingingsruimte te worden geboden als bij voorbaat vaststaat (of redelijkerwijs kan worden aangenomen) dat er op grond van objectieve, toelaatbare en redelijke criteria slechts één gegadigde in aanmerking komt. Voor de vraag of er meer dan één gegadigde in aanmerking komt, is het niet bepalend of er andere, vergelijkbare onroerende zaken beschikbaar zijn. Het arrest, en de gevolgen daarvan voor de praktijk, bespreken wij nader in een blog dat u hier kunt vinden.  

Onrechtmatig onderzoek privégegegevens bij fraudeonderzoek op zakelijke laptop en telefoon?

Een gemeente is gestuit op onregelmatigheden in de betalingen die gedaagde (een voormalig medewerker van de gemeente) als financial controller heeft goedgekeurd. Deze betalingen zijn gedaan aan bedrijven van onder meer de echtgenote van gedaagde. De gemeente heeft Hoffmann Bedrijfsrecherche opdracht gegeven een feitenonderzoek te doen. Op basis van dit onderzoek is gedaagde op staande voet ontslagen en heeft de gemeente aangifte gedaan tegen gedaagde en zijn echtgenote. In de rechtbankprocedure vordert de gemeente terugbetaling van primair € 1.824.947,16 op grond van onrechtmatige daad. Gedaagde heeft zijn functie als financial controller misbruikt om facturen te betalen waarvoor geen werkzaamheden zijn verricht. Volgens gedaagde mag de gemeente het rapport van Hoffmann in deze procedure geen rol spelen. Er is sprake van een ongerechtvaardigde inbreuk op zijn privacy. De rechtbank gaat hier niet in mee. Hoffmann heeft geen onderzoek gedaan naar privégegevens van gedaagde, maar uitsluitend naar de gegevens die zijn aangetroffen op de door de gemeente aan gedaagde voor zakelijk gebruik verstrekte laptop en (simkaart van de) mobiele telefoon en in zijn zakelijke e-mailpostbus. Het concrete vermoeden van een integriteitsschending rechtvaardigde dit onderzoek. Indien gedaagde niet wilde dat de gemeente kennis zou kunnen nemen van privégegevens, had hij die niet in zijn zakelijke omgeving moeten bewaren. Gedaagde moet uiteindelijk € 1.799.888,12 aan de gemeente terugbetalen.

Geslaagd beroep op schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid

Ondanks dat een overeenkomst onbevoegd was aangegaan namens een gemeente, is die gemeente daaraan gebonden. Dit oordeelde de rechtbank Noord-Holland in een procedure waarin eiser nakoming vorderde van de overeenkomst. Op 23 maart 2017 heeft een vertegenwoordiger van de gemeente aan eiser telefonisch opdracht verleend voor het ter beschikking stellen van brandwachten in een zorgboerderij. Eiser heeft vervolgens van 23 maart tot en met 31 mei 2017 brandwachten ter beschikking gesteld en daarvoor een factuur aan de gemeente toegezonden. Van belang is dat slechts het college van B&W de bevoegdheid heeft om een dergelijke opdracht te verstrekken. Dit verweer baat de gemeente echter niet. De in het geding gebrachte e-mailcorrespondentie toont namelijk aan dat tussen de veiligheidsregio en de vertegenwoordiger van de gemeente op 23 maart 2017 is gesproken over “tijdelijke maatregelen” en het inzetten van een volledig gecertificeerde brandwacht ten aanzien van de zorgboerderij. Daaruit kon eiser afleiden dat de ambtenaar bevoegd was. Bovendien was de ambtenaar die de opdracht verstrekte eerder wél bevoegd om een kortdurende opdracht te verstrekken. Deze feiten en omstandigheden maken dat de vertegenwoordigingsonbevoegdheid voor risico van de gemeente komt.

Geen onaanvaardbare doorkruising bij afdwingen onderhoudsplicht o.g.v. de Wegenwet

De gemeente heeft gedaagde meerdere keren aangeschreven in verband met het onderhoud aan een openbare weg. Ondanks dat blijkens de Wegenlegger deze onderhoudsverplichting op gedaagde rust, laat hij na hiertoe over te gaan. De gemeente vordert daarom in een civielrechtelijke procedure nakoming van de op grond van artikel 50 Wegenwet op gedaagde rustende onderhoudsplicht. Gedaagde doet echter een beroep op de doorkruisingsleer. De rechtbank beoordeelt dit verweer aan de hand van het bekende Windmill-arrest. Nu de Wegenwet niets zegt over het gebruik van privaatrechtelijke bevoegdheden dient te worden bepaald of er sprake is van onaanvaardbare doorkruising aan de hand van 1) de inhoud en strekking van de regeling, 2) de wijze waarop en de mate waarin de belangen van burgers in de regeling zijn beschermd, en 3) de vraag of de overheid bij gebruik van de publiekrechtelijke weg een vergelijkbaar resultaat kan bereiken. Dit laatste criterium gooit voor gedaagde roet in het eten. De Wegenwet noch de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) biedt voor de gemeente immers een mogelijkheid om handhavend op te treden. Dientengevolge leidt de civiele vordering van de gemeente niet tot een onaanvaardbare doorkruising van het publiekrecht.

Handelt de gemeente onrechtmatig als zij niet overgaat tot de bestrijding van een Japanse duizendpoot?

De Fallopia japonica, beter bekend als de Japanse duizendpoot, is een invasieve exoot die de inheemse plantensoorten verdringt. Handelt een gemeente onrechtmatig ten opzichte van een nabijgelegen perceeleigenaar als de gemeente deze soort niet op haar eigen grond bestrijdt? Nee, luidt het antwoord van de rechtbank Noord-Nederland. Dit omdat er geen sprake is van geldende verboden voor de Japanse duizendknoop, dan wel voorschriften of vergunningsvoorschriften op grond van de Wet Milieubeheer waar de gemeente zich aan zou moeten houden met betrekking tot de Japanse duizendknoop. Ook heeft de gemeente tegenover de eiser geen ongeschreven zorgvuldigheidsnorm overschreden. In dit geval was er nog geen schade aan het erf van eiser. Daarnaast kon niet voldoende zekerheid worden gezegd dat de Japanse duizendknoop vanaf gemeentegrond in de tuin van eiser zal komen. De Japanse duizendknoop is namelijk ook al opgedoken in de tuin van de buurman. Bovendien was onweersproken gebleven dat er geen effectieve manier bestaat om deze exoot te bestrijden.

Mag een gemeente bij gronduitgifte eisen stellen aan duurzaamheid en ruimtelijke ordening?

De gemeente geeft grond uit (in erfpacht) voor een bedrijventerrein en stelt daaraan verschillende voorwaarden. Zo wordt onder andere voorgeschreven dat bestaande bebouwing na gronduitgifte moet worden verduurzaamd, of moet worden gesloopt en duurzaam worden herbouwd. Ook wordt van op het bedrijventerrein te vestigen ondernemingen gevergd dat zij zich op een passende locatie vestigen met nadere maatstaven voor de bouwhoogte van de (nog te realiseren of bestaande) gebouwen op de grond. Mag de gemeente (deze) eisen stellen aan duurzaamheid en ruimtelijke ordening? Nee, zo oordeelt de Rechtbank Rotterdam. De gemeente mag geen bouwvoorschriften opleggen die anders zijn dan de voorschriften uit het Bouwbesluit. Meer specifiek wordt – door eisen te stellen met betrekking tot de bouwhoogte in het kader van erfpachtuitgifte – het publiekrecht op onaanvaardbare wijze doorkruist, mede omdat die eis geen rekening houdt met de reeds bestaande gebouwen die voorgeschreven bouwhoogte niet hebben.

Opstalaansprakelijkheid waterschap na zware regenval

In deze uitspraak staat een vordering centraal voor opstalaansprakelijkheid van een waterschap. De agrariër in kwestie stelde het waterschap aansprakelijk voor het niet voldoen aan zijn zorgplicht en in verband met een geblokkeerde duiker in een watergang. Zij stelde dat de wateroverlast en schade niet zouden zijn veroorzaakt als het waterschap de blokkade van de duiker, die in 1987 is ontstaan, meteen na ontdekking had opgeheven. Het waterschap stelde dat hem voor 2016 geen klachten over de duiker bekend waren en deed een beroep op verjaring. De rechtbank Oost-Brabant wees het beroep op verjaring af, omdat wat betreft de duiker sprake is van een voortdurende toestand en er geen reden is om een gedraging – in dit geval het blokkeren van de duiker met puin en stenen – aan te merken als schadeveroorzakende gebeurtenis waardoor de verjaringstermijn van twintig jaren gaat lopen. Gegeven het bestaan van een voortdurende toestand en het bepaalde in artikel 3:310 BW is er van verjaring geen sprake. Verder oordeelde de rechtbank dat de geblokkeerde duiker kwalificeert als een opstal, maar de schade niet kan worden aangemerkt als gebrek van de opstal zelf in de zin van artikel 6:174 BW. De schade in de duiker is namelijk veroorzaakt door het storten van stenen en puin bij de uitbreiding van een oprit. Daarmee is de waterschade niet veroorzaakt door een gebrek aan de duiker. Verder heeft de agrariër onvoldoende onderbouwd dat het waterschap zijn zorgplicht heeft verzaakt.

De bijdragen aan dit blog zijn verzorgd door Sophie Groeneveld, Floris van de Pol, Nathalie Niederer, Mariëtta Buitenhuis en Mels Landzaad. Heeft u vragen naar aanleiding van dit blog en/of wilt u zich abonneren op dit blog? Meldt u zich dan per e-mail aan.

 

Het overheidsprivaatrecht is voortdurend in beweging. Wij zetten daarom maandelijks de belangrijkste jurisprudentie op een rij. Ditmaal onder meer een verstrekkend arrest van de Hoge Raad over de mededingingsruimte die overheden moeten bieden bij gronduitgifte.

Overheid moet mededingingsruimte bieden bij gronduitgifte

In een verstrekkend arrest van 26 november heeft de Hoge Raad bepaald dat overheden bij de verkoop van onroerend goed mededingingsruimte moeten bieden. Zij moeten dus, als zij van plan zijn een onroerende zaak te verkopen, ruimte bieden aan potentiële gegadigden om mee te dingen. Daartoe moet er een passende mate van openbaarheid worden betracht met betrekking tot de beschikbaarheid van de onroerende zaak. Ook moeten er objectieve, toetsbare en redelijke criteria worden opgesteld aan de hand waarvan de koper wordt geselecteerd. Er hoeft geen mededingingsruimte te worden geboden als bij voorbaat vaststaat (of redelijkerwijs kan worden aangenomen) dat er op grond van objectieve, toelaatbare en redelijke criteria slechts één gegadigde in aanmerking komt. Voor de vraag of er meer dan één gegadigde in aanmerking komt, is het niet bepalend of er andere, vergelijkbare onroerende zaken beschikbaar zijn. Het arrest, en de gevolgen daarvan voor de praktijk, bespreken wij nader in een blog dat u hier kunt vinden.  

Onrechtmatig onderzoek privégegegevens bij fraudeonderzoek op zakelijke laptop en telefoon?

Een gemeente is gestuit op onregelmatigheden in de betalingen die gedaagde (een voormalig medewerker van de gemeente) als financial controller heeft goedgekeurd. Deze betalingen zijn gedaan aan bedrijven van onder meer de echtgenote van gedaagde. De gemeente heeft Hoffmann Bedrijfsrecherche opdracht gegeven een feitenonderzoek te doen. Op basis van dit onderzoek is gedaagde op staande voet ontslagen en heeft de gemeente aangifte gedaan tegen gedaagde en zijn echtgenote. In de rechtbankprocedure vordert de gemeente terugbetaling van primair € 1.824.947,16 op grond van onrechtmatige daad. Gedaagde heeft zijn functie als financial controller misbruikt om facturen te betalen waarvoor geen werkzaamheden zijn verricht. Volgens gedaagde mag de gemeente het rapport van Hoffmann in deze procedure geen rol spelen. Er is sprake van een ongerechtvaardigde inbreuk op zijn privacy. De rechtbank gaat hier niet in mee. Hoffmann heeft geen onderzoek gedaan naar privégegevens van gedaagde, maar uitsluitend naar de gegevens die zijn aangetroffen op de door de gemeente aan gedaagde voor zakelijk gebruik verstrekte laptop en (simkaart van de) mobiele telefoon en in zijn zakelijke e-mailpostbus. Het concrete vermoeden van een integriteitsschending rechtvaardigde dit onderzoek. Indien gedaagde niet wilde dat de gemeente kennis zou kunnen nemen van privégegevens, had hij die niet in zijn zakelijke omgeving moeten bewaren. Gedaagde moet uiteindelijk € 1.799.888,12 aan de gemeente terugbetalen.

Geslaagd beroep op schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid

Ondanks dat een overeenkomst onbevoegd was aangegaan namens een gemeente, is die gemeente daaraan gebonden. Dit oordeelde de rechtbank Noord-Holland in een procedure waarin eiser nakoming vorderde van de overeenkomst. Op 23 maart 2017 heeft een vertegenwoordiger van de gemeente aan eiser telefonisch opdracht verleend voor het ter beschikking stellen van brandwachten in een zorgboerderij. Eiser heeft vervolgens van 23 maart tot en met 31 mei 2017 brandwachten ter beschikking gesteld en daarvoor een factuur aan de gemeente toegezonden. Van belang is dat slechts het college van B&W de bevoegdheid heeft om een dergelijke opdracht te verstrekken. Dit verweer baat de gemeente echter niet. De in het geding gebrachte e-mailcorrespondentie toont namelijk aan dat tussen de veiligheidsregio en de vertegenwoordiger van de gemeente op 23 maart 2017 is gesproken over “tijdelijke maatregelen” en het inzetten van een volledig gecertificeerde brandwacht ten aanzien van de zorgboerderij. Daaruit kon eiser afleiden dat de ambtenaar bevoegd was. Bovendien was de ambtenaar die de opdracht verstrekte eerder wél bevoegd om een kortdurende opdracht te verstrekken. Deze feiten en omstandigheden maken dat de vertegenwoordigingsonbevoegdheid voor risico van de gemeente komt.

Geen onaanvaardbare doorkruising bij afdwingen onderhoudsplicht o.g.v. de Wegenwet

De gemeente heeft gedaagde meerdere keren aangeschreven in verband met het onderhoud aan een openbare weg. Ondanks dat blijkens de Wegenlegger deze onderhoudsverplichting op gedaagde rust, laat hij na hiertoe over te gaan. De gemeente vordert daarom in een civielrechtelijke procedure nakoming van de op grond van artikel 50 Wegenwet op gedaagde rustende onderhoudsplicht. Gedaagde doet echter een beroep op de doorkruisingsleer. De rechtbank beoordeelt dit verweer aan de hand van het bekende Windmill-arrest. Nu de Wegenwet niets zegt over het gebruik van privaatrechtelijke bevoegdheden dient te worden bepaald of er sprake is van onaanvaardbare doorkruising aan de hand van 1) de inhoud en strekking van de regeling, 2) de wijze waarop en de mate waarin de belangen van burgers in de regeling zijn beschermd, en 3) de vraag of de overheid bij gebruik van de publiekrechtelijke weg een vergelijkbaar resultaat kan bereiken. Dit laatste criterium gooit voor gedaagde roet in het eten. De Wegenwet noch de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) biedt voor de gemeente immers een mogelijkheid om handhavend op te treden. Dientengevolge leidt de civiele vordering van de gemeente niet tot een onaanvaardbare doorkruising van het publiekrecht.

Handelt de gemeente onrechtmatig als zij niet overgaat tot de bestrijding van een Japanse duizendpoot?

De Fallopia japonica, beter bekend als de Japanse duizendpoot, is een invasieve exoot die de inheemse plantensoorten verdringt. Handelt een gemeente onrechtmatig ten opzichte van een nabijgelegen perceeleigenaar als de gemeente deze soort niet op haar eigen grond bestrijdt? Nee, luidt het antwoord van de rechtbank Noord-Nederland. Dit omdat er geen sprake is van geldende verboden voor de Japanse duizendknoop, dan wel voorschriften of vergunningsvoorschriften op grond van de Wet Milieubeheer waar de gemeente zich aan zou moeten houden met betrekking tot de Japanse duizendknoop. Ook heeft de gemeente tegenover de eiser geen ongeschreven zorgvuldigheidsnorm overschreden. In dit geval was er nog geen schade aan het erf van eiser. Daarnaast kon niet voldoende zekerheid worden gezegd dat de Japanse duizendknoop vanaf gemeentegrond in de tuin van eiser zal komen. De Japanse duizendknoop is namelijk ook al opgedoken in de tuin van de buurman. Bovendien was onweersproken gebleven dat er geen effectieve manier bestaat om deze exoot te bestrijden.

Mag een gemeente bij gronduitgifte eisen stellen aan duurzaamheid en ruimtelijke ordening?

De gemeente geeft grond uit (in erfpacht) voor een bedrijventerrein en stelt daaraan verschillende voorwaarden. Zo wordt onder andere voorgeschreven dat bestaande bebouwing na gronduitgifte moet worden verduurzaamd, of moet worden gesloopt en duurzaam worden herbouwd. Ook wordt van op het bedrijventerrein te vestigen ondernemingen gevergd dat zij zich op een passende locatie vestigen met nadere maatstaven voor de bouwhoogte van de (nog te realiseren of bestaande) gebouwen op de grond. Mag de gemeente (deze) eisen stellen aan duurzaamheid en ruimtelijke ordening? Nee, zo oordeelt de Rechtbank Rotterdam. De gemeente mag geen bouwvoorschriften opleggen die anders zijn dan de voorschriften uit het Bouwbesluit. Meer specifiek wordt – door eisen te stellen met betrekking tot de bouwhoogte in het kader van erfpachtuitgifte – het publiekrecht op onaanvaardbare wijze doorkruist, mede omdat die eis geen rekening houdt met de reeds bestaande gebouwen die voorgeschreven bouwhoogte niet hebben.

Opstalaansprakelijkheid waterschap na zware regenval

In deze uitspraak staat een vordering centraal voor opstalaansprakelijkheid van een waterschap. De agrariër in kwestie stelde het waterschap aansprakelijk voor het niet voldoen aan zijn zorgplicht en in verband met een geblokkeerde duiker in een watergang. Zij stelde dat de wateroverlast en schade niet zouden zijn veroorzaakt als het waterschap de blokkade van de duiker, die in 1987 is ontstaan, meteen na ontdekking had opgeheven. Het waterschap stelde dat hem voor 2016 geen klachten over de duiker bekend waren en deed een beroep op verjaring. De rechtbank Oost-Brabant wees het beroep op verjaring af, omdat wat betreft de duiker sprake is van een voortdurende toestand en er geen reden is om een gedraging – in dit geval het blokkeren van de duiker met puin en stenen – aan te merken als schadeveroorzakende gebeurtenis waardoor de verjaringstermijn van twintig jaren gaat lopen. Gegeven het bestaan van een voortdurende toestand en het bepaalde in artikel 3:310 BW is er van verjaring geen sprake. Verder oordeelde de rechtbank dat de geblokkeerde duiker kwalificeert als een opstal, maar de schade niet kan worden aangemerkt als gebrek van de opstal zelf in de zin van artikel 6:174 BW. De schade in de duiker is namelijk veroorzaakt door het storten van stenen en puin bij de uitbreiding van een oprit. Daarmee is de waterschade niet veroorzaakt door een gebrek aan de duiker. Verder heeft de agrariër onvoldoende onderbouwd dat het waterschap zijn zorgplicht heeft verzaakt.

De bijdragen aan dit blog zijn verzorgd door Sophie Groeneveld, Floris van de Pol, Nathalie Niederer, Mariëtta Buitenhuis en Mels Landzaad. Heeft u vragen naar aanleiding van dit blog en/of wilt u zich abonneren op dit blog? Meldt u zich dan per e-mail aan.