AKD verdiept: duurzaamheid in de Omgevingswet

 7 oktober 2016 | Blog

Een belangrijk deel van het op dit moment geldende omgevingsrecht is voortgekomen uit de behoefte het lokale milieu en de burger te beschermen tegen hinder en verontreiniging. De sterke economische groei die tijdens de vorige eeuw is ingezet, bleek door de gehanteerde sectorale regelgeving over het algemeen voor het milieu beheersbaar. Volgens het Planbureau voor de Leefomgeving is de kwaliteit van de leefomgeving sinds 1990 toegenomen, hetgeen overigens een continue inspanning vergt. Echter, bovenlokale gevolgen zijn zeker niet op alle fronten onder controle, zoals het tegengaan van klimaatverandering en het behoud van biodiversiteit.

Duurzame ontwikkelingen in de Omgevingswet
De Omgevingswet (Ow) verankert dan ook het principe dat als er ontwikkelingen plaatsvinden, deze ontwikkelingen duurzaam moeten zijn. Het begrip "duurzame ontwikkeling" is in de begrippenlijst (in bijlage 1 van de Ow) opgenomen aan de hand van de definitie die de Commissie-Brundtland hanteerde: "ontwikkeling die voorziet in behoeften van de huidige generatie zonder de mogelijkheden voor toekomstige generaties om in hun eigen behoefte te voorzien in gevaar te brengen". Duurzaamheid gaat daarbij om een breed begrip en vraagt om rekening te houden met relaties tussen menselijk handelen en de (sectorale) kwaliteiten die gezamenlijk de fysieke leefomgeving vormen.

De duurzame ontwikkeling is in de Ow verder geborgd via artikel 1.3 en 2.1. In artikel 1.3 van de Ow zijn de maatschappelijke doelen van de wet als volgt verwoord:

"Deze wet is, met het oog op duurzame ontwikkeling, de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu, gericht op het in onderlinge samenhang:

  1. Bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit, en
  2. Doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften."

Artikel 2.1 Ow geeft vervolgens aan dat bestuursorganen van een gemeente, provincie, het Rijk of een Waterschap hun taken en bevoegdheden op grond van deze wet uitoefenen met het oog op de doelen van deze wet, zoals dus ook de belangrijke doelen neergelegd in artikel 1.3 Ow. Artikel 1.3 Ow geeft ook richting aan de voor burgers en bedrijven opgenomen zorgplicht in artikel 1.6 Ow, namelijk dat men voldoende zorg draagt voor een goede leefomgeving. Met deze bepalingen wordt een duurzame ontwikkeling geborgd voor het gehele domein van de fysieke leefomgeving. Het vergt een in de wet voorziene samenhangende benadering vanaf het begin van de besluitvorming van alle relevante belangen: ruimte, water, natuur, gezondheid en wonen.

Duurzame ontwikkelingen: overige instrumenten
De wetgever heeft daarbij in gedachten dat een kerninstrument bij het bereiken van duurzame ontwikkeling de omgevingsvisie is. De omgevingsvisie betreft een integrale visie waarin strategische hoofdkeuzen van beleid voor de fysieke leefomgeving voor de langere termijn staan verwoord. Daarbij focust de omgevingsvisie uiteraard niet op één sector of één aspect, maar wordt opgesteld met genoemde integrale blik op alle onderdelen van het gebiedsgericht beleid.

Een ander instrument van de Omgevingswet betreffen de omgevingswaarden die deels centraal worden vastgelegd (in het Besluit kwaliteit leefomgeving-Bkl) en waarbij op onderdelen bepaalde afwegings-/afwijkingsruimte voor het lokale bestuur mogelijk is, zodat er ruimte blijft voor een integrale afweging, maar ook plaats is voor innovatie. De te maken keuzes moeten met elkaar in verband worden gebracht en worden afgewogen, waarna transparante besluitvorming plaatsvindt. Die keuzen worden neergelegd in het burgers bindende omgevingsplan of een projectbesluit.

In het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) is meer concreet de nieuwe mogelijkheid opgenomen om in een omgevingsplan maatwerkregels op te nemen met betrekking tot energieprestatie en milieuprestatie bij nieuwbouw van gebouwen en daarbij strengere grenswaarden op te nemen dan de in het Bbl geformuleerde landelijke normen. Als een dergelijke maatwerkregel in een omgevingsplan is opgenomen, is voor iedereen vooraf kenbaar dan in het betreffende gebied een strengere duurzaamheidseis geldt. Overigens is voor de milieuprestatie voor woningen en woongebouwen en voor kantoorfuncties met een gebruiksoppervlak van meer dan 100 m2 in het Bbl een grenswaarde geïntroduceerd (zie afdeling 4.4 "duurzaamheid" van het Bbl).

Bij een experiment kan ook de experimenteerbepaling in artikel 23.3 van de Ow bijdragen aan het stimuleren van innovatie om duurzame ontwikkeling mogelijk te maken. Als er sprake is van een experiment kan er van allerlei wettelijke regelingen worden afgeweken, zoals in dit artikel nader (gedetailleerd) geduid. Er kan alleen sprake zijn van een dergelijk "experiment" indien het, met het oog op duurzame ontwikkeling, beoogt bij te dragen aan het nastreven van het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een geode omgevingskwaliteit. Deze experimenteerbepaling kan in het voorkomende geval ook worden toegepast op de gebieden in transitie.

Meer dan enkel wetgeving
De duurzame ontwikkeling van de fysieke leefomgeving wordt echter niet bepaald door wetgeving, maar ook door het feitelijk gedrag van overheden, burgers en bedrijven. Het vraagt om een integrale benadering van de fysieke leefomgeving, waarbij ook burgers en private partijen participeren. Het vergt een cultuuromslag en stelt ons voor een uitdaging.

Indien u vragen heeft over de Omgevingswet kunt u contact opnemen met advocaat Eveline Sillevis Smitt.

Een belangrijk deel van het op dit moment geldende omgevingsrecht is voortgekomen uit de behoefte het lokale milieu en de burger te beschermen tegen hinder en verontreiniging. De sterke economische groei die tijdens de vorige eeuw is ingezet, bleek door de gehanteerde sectorale regelgeving over het algemeen voor het milieu beheersbaar. Volgens het Planbureau voor de Leefomgeving is de kwaliteit van de leefomgeving sinds 1990 toegenomen, hetgeen overigens een continue inspanning vergt. Echter, bovenlokale gevolgen zijn zeker niet op alle fronten onder controle, zoals het tegengaan van klimaatverandering en het behoud van biodiversiteit.

Duurzame ontwikkelingen in de Omgevingswet
De Omgevingswet (Ow) verankert dan ook het principe dat als er ontwikkelingen plaatsvinden, deze ontwikkelingen duurzaam moeten zijn. Het begrip "duurzame ontwikkeling" is in de begrippenlijst (in bijlage 1 van de Ow) opgenomen aan de hand van de definitie die de Commissie-Brundtland hanteerde: "ontwikkeling die voorziet in behoeften van de huidige generatie zonder de mogelijkheden voor toekomstige generaties om in hun eigen behoefte te voorzien in gevaar te brengen". Duurzaamheid gaat daarbij om een breed begrip en vraagt om rekening te houden met relaties tussen menselijk handelen en de (sectorale) kwaliteiten die gezamenlijk de fysieke leefomgeving vormen.

De duurzame ontwikkeling is in de Ow verder geborgd via artikel 1.3 en 2.1. In artikel 1.3 van de Ow zijn de maatschappelijke doelen van de wet als volgt verwoord:

"Deze wet is, met het oog op duurzame ontwikkeling, de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu, gericht op het in onderlinge samenhang:

  1. Bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit, en
  2. Doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften."

Artikel 2.1 Ow geeft vervolgens aan dat bestuursorganen van een gemeente, provincie, het Rijk of een Waterschap hun taken en bevoegdheden op grond van deze wet uitoefenen met het oog op de doelen van deze wet, zoals dus ook de belangrijke doelen neergelegd in artikel 1.3 Ow. Artikel 1.3 Ow geeft ook richting aan de voor burgers en bedrijven opgenomen zorgplicht in artikel 1.6 Ow, namelijk dat men voldoende zorg draagt voor een goede leefomgeving. Met deze bepalingen wordt een duurzame ontwikkeling geborgd voor het gehele domein van de fysieke leefomgeving. Het vergt een in de wet voorziene samenhangende benadering vanaf het begin van de besluitvorming van alle relevante belangen: ruimte, water, natuur, gezondheid en wonen.

Duurzame ontwikkelingen: overige instrumenten
De wetgever heeft daarbij in gedachten dat een kerninstrument bij het bereiken van duurzame ontwikkeling de omgevingsvisie is. De omgevingsvisie betreft een integrale visie waarin strategische hoofdkeuzen van beleid voor de fysieke leefomgeving voor de langere termijn staan verwoord. Daarbij focust de omgevingsvisie uiteraard niet op één sector of één aspect, maar wordt opgesteld met genoemde integrale blik op alle onderdelen van het gebiedsgericht beleid.

Een ander instrument van de Omgevingswet betreffen de omgevingswaarden die deels centraal worden vastgelegd (in het Besluit kwaliteit leefomgeving-Bkl) en waarbij op onderdelen bepaalde afwegings-/afwijkingsruimte voor het lokale bestuur mogelijk is, zodat er ruimte blijft voor een integrale afweging, maar ook plaats is voor innovatie. De te maken keuzes moeten met elkaar in verband worden gebracht en worden afgewogen, waarna transparante besluitvorming plaatsvindt. Die keuzen worden neergelegd in het burgers bindende omgevingsplan of een projectbesluit.

In het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) is meer concreet de nieuwe mogelijkheid opgenomen om in een omgevingsplan maatwerkregels op te nemen met betrekking tot energieprestatie en milieuprestatie bij nieuwbouw van gebouwen en daarbij strengere grenswaarden op te nemen dan de in het Bbl geformuleerde landelijke normen. Als een dergelijke maatwerkregel in een omgevingsplan is opgenomen, is voor iedereen vooraf kenbaar dan in het betreffende gebied een strengere duurzaamheidseis geldt. Overigens is voor de milieuprestatie voor woningen en woongebouwen en voor kantoorfuncties met een gebruiksoppervlak van meer dan 100 m2 in het Bbl een grenswaarde geïntroduceerd (zie afdeling 4.4 "duurzaamheid" van het Bbl).

Bij een experiment kan ook de experimenteerbepaling in artikel 23.3 van de Ow bijdragen aan het stimuleren van innovatie om duurzame ontwikkeling mogelijk te maken. Als er sprake is van een experiment kan er van allerlei wettelijke regelingen worden afgeweken, zoals in dit artikel nader (gedetailleerd) geduid. Er kan alleen sprake zijn van een dergelijk "experiment" indien het, met het oog op duurzame ontwikkeling, beoogt bij te dragen aan het nastreven van het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een geode omgevingskwaliteit. Deze experimenteerbepaling kan in het voorkomende geval ook worden toegepast op de gebieden in transitie.

Meer dan enkel wetgeving
De duurzame ontwikkeling van de fysieke leefomgeving wordt echter niet bepaald door wetgeving, maar ook door het feitelijk gedrag van overheden, burgers en bedrijven. Het vraagt om een integrale benadering van de fysieke leefomgeving, waarbij ook burgers en private partijen participeren. Het vergt een cultuuromslag en stelt ons voor een uitdaging.

Indien u vragen heeft over de Omgevingswet kunt u contact opnemen met advocaat Eveline Sillevis Smitt.