De rapen ontgaard: eventueel gebrekkig kostenverhaal (toch) geen belang van de omwonenden bouwplan

 6 mei 2022 | Blog

Op 27 januari 2021 schreven wij deze blog over een opmerkelijke uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant onder de titel ‘Kostenverhaal: de rapen zijn gaar na opmerkelijke uitspraak rechtbank’.

Op 26 april 2022 deed de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak op de hoger beroepen tegen genoemde rechtbankuitspraak. In dit blog meer over deze uitspraak.

Waar ging het om?

Een gemeente verleende omgevingsvergunning voor het realiseren van een aantal commerciële ruimtes en 27 appartementen. Dit betreft een kostenverhaalplichtige activiteit, waarvan de gemeente meende dat kostenverhaal was verzekerd door middel van een overeenkomst. Een omwonende vocht dit aan bij rechtbank en kreeg gelijk: volgens de rechtbank kon op basis van de overeenkomst een aanzienlijk lager bedrag worden verhaald dan op basis van het voor het gebied geldende exploitatieplan. De gemeente kreeg van de rechtbank twee opties om dit op te lossen: 1) door alsnog een exploitatiebijdrage aan de omgevingsvergunning te verbinden, of 2) een nieuwe overeenkomst te sluiten met inachtneming exploitatieplan. De ontwikkelaar stelde hiertegen hoger beroep in de bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Oordeel Raad van State

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State toetst op basis van het hoger beroep aan het relativiteitsvereiste. Dat vereiste brengt mee dat de bestuursrechter een besluit niet vernietigt op basis van een (rechts)regel welke niet ten minste gedeeltelijk bedoeld is om de belangen te beschermen van degenen die zich erop beroept. Bij diens oordeel betrekt de Afdeling de overzichtsuitspraak van 11 november 2020. De Afdeling oordeelt in lijn met voormelde uitspraak dat de regels omtrent kostenverhaal alleen bescherming toekennen aan degenen die binnen het exploitatiegebied rechtstreeks te maken (kunnen) krijgen met kostenverhaal. Dat was bij de eisers in beroep bij de rechtbank niet het geval: zij hadden daar geen gronden in eigendom. Dat zij eventueel de gevolgen van een exploitatietekort zouden merken, omdat daardoor openbaar gebied niet aangelegd zou (kunnen) worden – wat de gemeente bestreed – maakt dat niet anders.

Conclusie

Bezwaar tegen kostenverhaal heeft alleen zin als men zelf door het kostenverhaal geraakt kan worden; lees: men wordt ten onrechte geconfronteerd met kostenverhaal of een onjuist kostenniveau. Als men meent dat kostenverhaal leidt tot gebreken in de planuitvoering, dan is er meer nodig dan de stelling ‘het kostenverhaal kent gebreken’. In dat geval dient men de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan ter discussie te stellen. Je moet dan hard kunnen maken dat als niet alle kosten worden verhaald, het plan niet uitvoerbaar is. Immers het feit dat niet alle kosten worden verhaald, betekent immers niet zonder meer dat het bestemmingsplangebied gespeend zal blijven van openbaar gebied.

Op 27 januari 2021 schreven wij deze blog over een opmerkelijke uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant onder de titel ‘Kostenverhaal: de rapen zijn gaar na opmerkelijke uitspraak rechtbank’.

Op 26 april 2022 deed de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak op de hoger beroepen tegen genoemde rechtbankuitspraak. In dit blog meer over deze uitspraak.

Waar ging het om?

Een gemeente verleende omgevingsvergunning voor het realiseren van een aantal commerciële ruimtes en 27 appartementen. Dit betreft een kostenverhaalplichtige activiteit, waarvan de gemeente meende dat kostenverhaal was verzekerd door middel van een overeenkomst. Een omwonende vocht dit aan bij rechtbank en kreeg gelijk: volgens de rechtbank kon op basis van de overeenkomst een aanzienlijk lager bedrag worden verhaald dan op basis van het voor het gebied geldende exploitatieplan. De gemeente kreeg van de rechtbank twee opties om dit op te lossen: 1) door alsnog een exploitatiebijdrage aan de omgevingsvergunning te verbinden, of 2) een nieuwe overeenkomst te sluiten met inachtneming exploitatieplan. De ontwikkelaar stelde hiertegen hoger beroep in de bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Oordeel Raad van State

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State toetst op basis van het hoger beroep aan het relativiteitsvereiste. Dat vereiste brengt mee dat de bestuursrechter een besluit niet vernietigt op basis van een (rechts)regel welke niet ten minste gedeeltelijk bedoeld is om de belangen te beschermen van degenen die zich erop beroept. Bij diens oordeel betrekt de Afdeling de overzichtsuitspraak van 11 november 2020. De Afdeling oordeelt in lijn met voormelde uitspraak dat de regels omtrent kostenverhaal alleen bescherming toekennen aan degenen die binnen het exploitatiegebied rechtstreeks te maken (kunnen) krijgen met kostenverhaal. Dat was bij de eisers in beroep bij de rechtbank niet het geval: zij hadden daar geen gronden in eigendom. Dat zij eventueel de gevolgen van een exploitatietekort zouden merken, omdat daardoor openbaar gebied niet aangelegd zou (kunnen) worden – wat de gemeente bestreed – maakt dat niet anders.

Conclusie

Bezwaar tegen kostenverhaal heeft alleen zin als men zelf door het kostenverhaal geraakt kan worden; lees: men wordt ten onrechte geconfronteerd met kostenverhaal of een onjuist kostenniveau. Als men meent dat kostenverhaal leidt tot gebreken in de planuitvoering, dan is er meer nodig dan de stelling ‘het kostenverhaal kent gebreken’. In dat geval dient men de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan ter discussie te stellen. Je moet dan hard kunnen maken dat als niet alle kosten worden verhaald, het plan niet uitvoerbaar is. Immers het feit dat niet alle kosten worden verhaald, betekent immers niet zonder meer dat het bestemmingsplangebied gespeend zal blijven van openbaar gebied.