Een concessie is geen gedoogplicht; logisch toch!

14 oktober 2021 | Blog

Bepaalde aangewezen overheidspartijen kunnen gebruik maken van de Belemmeringenwet Privaatrecht. Andere partijen kunnen dat ook als ze over een concessie beschikken. Het bezit van een concessie is echter niet het hele werk. Met een concessie ontstaat een gedoogplicht immers niet automatisch. Zo oordeelde ook de Rechtbank Rotterdam op 16 juni 2021 in een zaak over de heffing van precario. De volledige uitspraak leest u hier. De overwegingen van de rechter leest u hieronder.

Les voor de praktijk

Het feit dat een concessie is verleend voor de aanleg en instandhouding van leidingen, betekent nog niet dat een gemeente verplicht is om die leidingen in haar grond ook (privaatrechtelijk) te gedogen. Dat een gedoogplicht kan worden opgelegd, betekent nog niet dat deze met enkel het verlenen van de concessie ook is opgelegd. Daarvoor moet de minister van Infrastructuur en Waterstaat een beslissing nemen. Is dat niet gebeurd, dan weerhoudt de concessie de gemeente ook niet om precario te heffen voor de in haar grond aanwezige leidingen.

Wat was er aan de hand?

Eiseres is een chemiebedrijf met onder andere een transportleiding die gebruikt wordt voor de levering van ethyleen en propyleen op het traject Rotterdam-Terneuzen. Zij ontvangt in 2017 zowel een voorlopige als een definitieve aanslag precariobelasting voor deze transportleiding van de gemeente.

Eiseres meent dat de gemeente geen bevoegdheid had om precariobelasting te heffen. Eiseres heeft namelijk – zo betoogt zij – een concessie voor de aanleg en instandhouding van een pijpleiding tussen Rotterdam en Terneuzen. De gemeente heeft daarom een gedoogplicht ten aanzien van deze leiding, aldus eiseres. Daarom mag zij geen precariobelasting heffen.

Wat oordeelt de rechter?

De rechtbank Rotterdam gaat in dat verhaal niet mee. Daartoe oordeelt zij allereerst dat eiseres helemaal niet beschikt over de voornoemde concessie. De concessie die eiseres meent te hebben was namelijk jaren geleden verleend aan een andere rechtspersoon. Zonder toestemming van de concessieverlener – die eiseres niet had – had de concessie niet aan eiseres overgedragen mogen worden.

Maar zelfs als…

De rechtbank vervolgt dat, zelfs als eiseres een concessie zou hebben, deze haar niet zou baten. Eiseres betoogde dat haar concessie gezien moet worden als een ‘buisleidingconcessie’ als in artikel 1 van de Belemmeringenwet Privaatrecht. Kort en goed kan op grond van dat artikel eenieder worden verplicht om aanlegging en instandhouding van een bepaald werk te gedogen, wanneer voor dat werk een concessie is verleend.

Zelfs als eiseres een buisleidingconcessie zou hebben, dan betekent dat volgens de rechtbank nog niet dat de gemeente verplicht is de transportleiding privaatrechtelijk te gedogen. Voor het ontstaan van een dergelijke gedoogplicht is namelijk volgens rechtspraak van de Hoge Raad vereist dat de minister van Verkeer en Waterstaat (nu: Infrastructuur en Waterstaat) een beslissing neemt waarin de gemeente de bevoegdheid wordt ontnomen zich tegen de aanwezigheid van de transportleiding te verzetten. Die beslissing was in dit geval niet genomen. Dat op grond van de Belemmeringenwet Privaatrecht een gedoogplicht kan worden afgedwongen, betekent daarmee nog niet dat die met de verleende concessie ook is opgelegd. Een eventuele concessie weerhoudt de gemeente er dus ook niet van om precario te heffen voor de transportleiding.

Juridisch advies of meer informatie?

Heeft u naar aanleiding van dit blog vragen? Neem dan contact op met Egbert de Groot of Floris van de Pol.

Meld u aan voor onze nieuwsbrieven