Gemeente na werkzaamheden aansprakelijk voor (te) hoog grondwater?

9 december 2020 | Blog

Als een vergunning wordt verleend voor de aanleg van een kelder, is de gemeente dan aansprakelijk wanneer het grondwaterpeil zo hoog is dat de kelder te kampen heeft met wateroverlast? De rechtbank Gelderland oordeelt van niet.

Les voor de praktijk

De eigenaar van een ondergrondse ruimte (kelder) heeft een eigen verantwoordelijkheid om deze grondwaterdicht te maken. Er zal dan ook niet snel geoordeeld worden dat de gemeente bij overlast niet aan haar zorgplicht als waterbeheerder heeft voldaan. Daarvoor zijn bijzondere omstandigheden nodig. Dat de gemeente voor een kelder een bouwvergunning heeft verleend, is daarbij niet voldoende.

Wat is er gebeurd?

Een huiseigenaar bouwt – met bouwvergunning – een garage met kelder aan zijn woning. Vervolgens vervangt de gemeente in de straat de riolering en verricht ze werkzaamheden aan een nabijgelegen park met watergang. Nadat de werkzaamheden zijn voltooid, ondervindt de huiseigenaar grondwateroverlast aan zijn kelder. Hij stelt dat de gemeente niet heeft voldaan aan haar zorgplicht als waterbeheerder en eist vergoeding van zijn schade.

Wat zegt de wet?

Uit de Waterwet vloeit voort dat er een zorgplicht rust op gemeenten om in het openbaar gemeentelijk gebied maatregelen te treffen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. Een en ander voor zover het treffen van die maatregelen doelmatig is en deze niet tot de zorg van het waterschap of de provincie behoort.

Maatregelen in het openbaar gemeentelijk gebied

De zorgplicht is van toepassing op de openbare ruimte, dus vanaf de particuliere-perceelsgrens. De zorgplicht strekt niet zover dat gemeenten ook gehouden zijn maatregelen te nemen op percelen die in particulier eigendom zijn. Eigenaren dienen zelf te zorgen voor een goede staat van de bij hen in eigendom zijnde percelen en gebouwen. Zij dienen in dat kader zelf waterhuishoudkundige en/of bouwkundige maatregelen te treffen.

Alleen structurele problemen

De gemeente dient maatregelen te treffen om de structurele beperking van de gebruiksfunctie van de grond als gevolg van grondwaterproblemen zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. Er is sprake van aantasting van de gebruiksfunctie wanneer het normale gebruik wordt belemmerd. Gedoeld wordt hier op de bovengrondse gebruiksfuncties (zoals wonen, werken en infrastructuur). Hoewel ook parkeergarages, tunnels en andere (grotendeels) ondergrondse bouwwerken kunnen lijden onder de gevolgen van grondwateroverlast, ziet de wet hier niet op. Overlast in geval van ondergrondse bouwwerken vraagt vooral om bouwkundige oplossingen. Bewust is er bij de formulering van de zorgplicht vanuit gegaan dat de nadelige gevolgen van de grondwaterstand structureel moeten zijn. Hiermee wordt een zeker (normaal maatschappelijk) risico bij de perceeleigenaar gelaten: incidentele gevallen van overlast blijven voor zijn of haar rekening. Incidenteel zal de perceeleigenaar een zekere mate van wateroverlast moeten accepteren c.q. daartegen zelf maatregelen dienen te treffen.

Inspanningsverplichting

De taak die op gemeenten rust heeft het karakter van een inspanningsverplichting, waarbij gemeenten bij de uitvoering van hun taak de nodige beleidsvrijheid hebben de aanpak te kiezen die gelet op de lokale omstandigheden doelmatig is.

Doelmatigheid van maatregelen

De doelmatigheid in de zorgplicht maakt duidelijk aan dat de gemeenten bij de concrete invulling en uitoefening van hun zorgplicht beleidsvrijheid hebben. Ook daar waar wel overlast is geconstateerd, is de doelmatigheidsvraag eveneens aan de orde. Daarbij dienen de financiële implicaties, de omvang en de duur van de problemen in de afweging te worden betrokken, alsmede de verschillende mogelijke oplossingen om grondwateroverlast tegen te gaan.

Wat vindt de rechtbank?

Uit de wetsgeschiedenis van de Waterwet volgt dat de gemeente in het algemeen het grondwaterpeil niet zo laag hoeft te houden dat er geen grondwateroverlast kan ontstaan in ondergrondse verblijfruimtes, zoals kelders. In principe is het aan de eigenaar van de kelder om maatregelen te nemen tegen grondwateroverlast. De gemeente heeft de ontwateringsdiepte (het verschil tussen het maaiveld en het grondwaterpeil) in dit geval op 0,7 meter vastgesteld. Het is de rechtbank niet gebleken dat die ontwateringsdiepte niet aanvaardbaar is. Uit deskundigenonderzoek bleek dat het grondwaterpeil binnen die norm was gebleven.

Verder betoogde de huiseigenaar dat de gemeente bij de plannen van herinrichting van het riool, het park en het water had moeten onderzoeken wat de gevolgen voor hem (als eigenaar van een kelder) zouden zijn geweest. De rechtbank overweegt dat zo’n onderzoeksplicht had kunnen bestaan als er aanwijzingen waren dat de werkzaamheden een grote impact zouden hebben op het grondwaterpeil. Deze omstandigheden waren echter niet aangevoerd. Het feit dat de gemeente voor (onder meer) de kelder een vergunning had verleend, maakt dat niet anders. Zo’n vergunning ontheft de huiseigenaar immers niet van zijn eigen verantwoordelijkheid om de kelder waterdicht te maken. Ook is volgens de rechtbank niet gebleken dat bij de vergunning bijzondere aandacht is besteed aan het grondwaterpeil. Om voormelde redenen acht de rechtbank de gemeente niet aansprakelijk. 

Meld u aan voor onze nieuwsbrieven