Als Of Counsel sinds vorig jaar heb ik met enthousiasme het congres van 24 april j.l. bijgewoond naar aanleiding van 20 jaar bestaan van AKD in Brussel. De lezing van Anita van den Ende, directeur Mededinging en Consumenten van het ministerie van EZ deed mij een gat in de lucht springen. Zoals bekend is er bij de ACM sinds kort een toenemende aandacht voor duurzaamheid als publiek belang. Uit de lezing werd duidelijk dat het ministerie van EZ daar ook alle aandacht voor heeft. Waarom een gat in de lucht? Hiervoor zijn drie redenen.
1. Jarenlang vergeefse pleidooien voor het betrekken van publieke belangen in het mededingingsbeleid
Toen ik in 1987 promoveerde op mijn proefschrift Rechtsstaat en economische politiek pleitte ik voor het meenemen van publieke belangen in het mededingingsbeleid en -recht. Ik kwam daartoe vanuit mijn deels economische achtergrond en door mijn pleidooi voor een sociale markteconomie. Die visie op het mededingingsbeleid had ik gebaseerd op de formele welvaartsopvatting van Hennipman die toen, maar ook nu nog toonaangevend is voor Nederlandse economen. Vanuit mijn sociale markteconomie pleitte ik, in aansluiting op de bedrijfsethiek, voor het stimuleren van maatschappelijke verantwoordelijkheid van ondernemingen (MVO) ten aanzien van hun mededingingsgedrag. Een van mijn promotoren, Piet VerLoren van Themaat de grondlegger van het economisch publiekrecht vond dat niks. Hij hield zich aan de toen heersende opvatting dat niet-economische belangen geen rol spelen in het mededingingsrecht. Tijdens mijn jarenlange samenwerking met economen stoorde ik mij in toenemende mate aan het grote verschil tussen de visie van de economen, die ik deelde, en de beperkte visie van de juristen, de toenmalige NMa en de Europese Commissie. Het deed mij dan ook veel genoegen dat onder mededingingsjuristen de laatste jaren wordt gepleit voor het betrekken van publieke belangen in het mededingingsbeleid. Ik noem hier Anna Gerbrandy, Saskia Lavrijssen, Joost Houdijk en Tom Ottervanger met zijn oratie Maatschappelijk verantwoord concurreren. Maar pleitende juristen zijn op zich niet voldoende.
2. Uitwerking van de sociale markteconomie van de EU maakt dat zeer actueel
Binnenkort verschijnt er vanuit het Utrechtse Europa Instituut een boek over de sociale markteconomie van de EU en de collega-auteurs hebben mij gevraagd mijn ideeën van de vorige eeuw nu toe te passen op die sociale markteconomie. In aansluiting daarop wordt in dat boek de visie van de economen nog eens beschreven door Johan den Hertog en het tegenwoordige belang van de MVO door Jonathan Soeharno. Verder beschrijft Eva Lachnit de toenemende aandacht van de ACM voor publieke belangen, met name de duurzaamheid. De lezing van Anita van den Ende bevestigt de relevantie van die bijdragen. In mijn bijdrage aan dat boek pleit ik er onder meer voor dat de interne marktregels aangepast moeten worden aan de keuze voor de sociale markteconomie. Dat vraagt om meer aandacht voor milieu, duurzaamheid en het sociale. De ruimere visie van de ACM op het mededingingsbeleid biedt ruimte voor die aanpassing. We kennen die aanpassing aan de sociale markteconomie al bij het Aanbesteding en deels bij de staatssteunregels. Voor mededingingsspecialisten die vasthouden aan de beperkte rol van het mededingingsrecht, is die aanpassing natuurlijk niet nodig. Dan wordt het met de sociale markteconomie van de EU ook niets.
3. Verruiming van het mededingingsrecht is voor ons vanzelfsprekend
Dat de toenemende aandacht van ACM voor publieke belangen ook wordt gedeeld door het ministerie van EZ geeft hoop dat die verruimde visie verder inhoud zal krijgen. Mijn gat in de lucht werd nog groter omdat die visie op het mededingingsrecht voor Joost Houdijk gesneden koek is. Dat blijkt uit zijn proefschrift Publieke belangen in het Mededingingsrecht: een onderzoek in vijf domeinen (Kluwer 2009). In mijn bijdrage aan het boek over de sociale markteconomie verwijs ik met extra nadruk op mijn collega van AKD-Brussel, Joost Houdijk. Zijn visie hebben we nodig om de Europese sociale markteconomie binnen het Nederlandse mededingingsrecht te concretiseren. De vraag is dan wel of de Commissie die verruiming ook gaat overnemen. In mijn proefschrift benadrukte ik dat mijn ideeën over het mededingingsbeleid zouden vastlopen op het Europese recht. Dat er binnen Nederland ook nog werk aan de winkel is mag blijken uit de motie van de kamerleden Van Laar en Jan Vos. Daarin verzoeken zij de regering nader onderzoek te doen naar de mededingingsregels of ACM-uitspraken die niet in lijn zijn met de maatschappelijke verwachtingen, die op het gebied van MVO en duurzaamheid aan bedrijven worden gesteld (Tweede Kamer, 26 485, nr. 207).
Als Of Counsel sinds vorig jaar heb ik met enthousiasme het congres van 24 april j.l. bijgewoond naar aanleiding van 20 jaar bestaan van AKD in Brussel. De lezing van Anita van den Ende, directeur Mededinging en Consumenten van het ministerie van EZ deed mij een gat in de lucht springen. Zoals bekend is er bij de ACM sinds kort een toenemende aandacht voor duurzaamheid als publiek belang. Uit de lezing werd duidelijk dat het ministerie van EZ daar ook alle aandacht voor heeft. Waarom een gat in de lucht? Hiervoor zijn drie redenen.
1. Jarenlang vergeefse pleidooien voor het betrekken van publieke belangen in het mededingingsbeleid
Toen ik in 1987 promoveerde op mijn proefschrift Rechtsstaat en economische politiek pleitte ik voor het meenemen van publieke belangen in het mededingingsbeleid en -recht. Ik kwam daartoe vanuit mijn deels economische achtergrond en door mijn pleidooi voor een sociale markteconomie. Die visie op het mededingingsbeleid had ik gebaseerd op de formele welvaartsopvatting van Hennipman die toen, maar ook nu nog toonaangevend is voor Nederlandse economen. Vanuit mijn sociale markteconomie pleitte ik, in aansluiting op de bedrijfsethiek, voor het stimuleren van maatschappelijke verantwoordelijkheid van ondernemingen (MVO) ten aanzien van hun mededingingsgedrag. Een van mijn promotoren, Piet VerLoren van Themaat de grondlegger van het economisch publiekrecht vond dat niks. Hij hield zich aan de toen heersende opvatting dat niet-economische belangen geen rol spelen in het mededingingsrecht. Tijdens mijn jarenlange samenwerking met economen stoorde ik mij in toenemende mate aan het grote verschil tussen de visie van de economen, die ik deelde, en de beperkte visie van de juristen, de toenmalige NMa en de Europese Commissie. Het deed mij dan ook veel genoegen dat onder mededingingsjuristen de laatste jaren wordt gepleit voor het betrekken van publieke belangen in het mededingingsbeleid. Ik noem hier Anna Gerbrandy, Saskia Lavrijssen, Joost Houdijk en Tom Ottervanger met zijn oratie Maatschappelijk verantwoord concurreren. Maar pleitende juristen zijn op zich niet voldoende.
2. Uitwerking van de sociale markteconomie van de EU maakt dat zeer actueel
Binnenkort verschijnt er vanuit het Utrechtse Europa Instituut een boek over de sociale markteconomie van de EU en de collega-auteurs hebben mij gevraagd mijn ideeën van de vorige eeuw nu toe te passen op die sociale markteconomie. In aansluiting daarop wordt in dat boek de visie van de economen nog eens beschreven door Johan den Hertog en het tegenwoordige belang van de MVO door Jonathan Soeharno. Verder beschrijft Eva Lachnit de toenemende aandacht van de ACM voor publieke belangen, met name de duurzaamheid. De lezing van Anita van den Ende bevestigt de relevantie van die bijdragen. In mijn bijdrage aan dat boek pleit ik er onder meer voor dat de interne marktregels aangepast moeten worden aan de keuze voor de sociale markteconomie. Dat vraagt om meer aandacht voor milieu, duurzaamheid en het sociale. De ruimere visie van de ACM op het mededingingsbeleid biedt ruimte voor die aanpassing. We kennen die aanpassing aan de sociale markteconomie al bij het Aanbesteding en deels bij de staatssteunregels. Voor mededingingsspecialisten die vasthouden aan de beperkte rol van het mededingingsrecht, is die aanpassing natuurlijk niet nodig. Dan wordt het met de sociale markteconomie van de EU ook niets.
3. Verruiming van het mededingingsrecht is voor ons vanzelfsprekend
Dat de toenemende aandacht van ACM voor publieke belangen ook wordt gedeeld door het ministerie van EZ geeft hoop dat die verruimde visie verder inhoud zal krijgen. Mijn gat in de lucht werd nog groter omdat die visie op het mededingingsrecht voor Joost Houdijk gesneden koek is. Dat blijkt uit zijn proefschrift Publieke belangen in het Mededingingsrecht: een onderzoek in vijf domeinen (Kluwer 2009). In mijn bijdrage aan het boek over de sociale markteconomie verwijs ik met extra nadruk op mijn collega van AKD-Brussel, Joost Houdijk. Zijn visie hebben we nodig om de Europese sociale markteconomie binnen het Nederlandse mededingingsrecht te concretiseren. De vraag is dan wel of de Commissie die verruiming ook gaat overnemen. In mijn proefschrift benadrukte ik dat mijn ideeën over het mededingingsbeleid zouden vastlopen op het Europese recht. Dat er binnen Nederland ook nog werk aan de winkel is mag blijken uit de motie van de kamerleden Van Laar en Jan Vos. Daarin verzoeken zij de regering nader onderzoek te doen naar de mededingingsregels of ACM-uitspraken die niet in lijn zijn met de maatschappelijke verwachtingen, die op het gebied van MVO en duurzaamheid aan bedrijven worden gesteld (Tweede Kamer, 26 485, nr. 207).