Op 17 oktober 2018 is Thomas Sanders, advocaat bestuursrecht en handhavingsrecht bij AKD, gepromoveerd bij de Universiteit Leiden op het onderwerp 'invordering door de overheid'. Een korte beschrijving van de inhoud van zijn proefschrift volgt hierna.
Bestuursrechtelijke herstelsancties beogen een burger niet te straffen, maar alleen een overtreding ongedaan te maken. De overheid moet geldschulden die voortvloeien uit zulke sancties in beginsel invorderen: anders heeft een herstelsanctie weinig zin. Maar onder welke omstandigheden hoeft de burger van de bestuursrechter toch niet te betalen? Om daar een antwoord op te formuleren zijn alle rechterlijke uitspraken van de afgelopen 10 jaar over herstelsancties onderzocht.
Specifiek zijn de volgende sancties onderzocht: de last onder dwangsom, de last onder bestuursdwang, de terugvordering van een subsidie en de terugvordering van een uitkering. Dit soort bestuursrechtelijke geldschulden worden ingevorderd door toepassing van titel 4.4 van de Awb. In het proefschrift wordt het invorderingsproces vanaf het besluit om in te vorderen tot en met de executie van het dwangbevel onderzocht. Zo komen ook onderwerpen als de verjaring, de feitenvaststelling en beslag bij bestuursrechtelijke geldschulden aan bod. De belangenafweging die bestuursrechters moeten maken bij de toetsing van in- en terugvorderingsbesluiten is tussen enerzijds het algemene belang bij het uitvoeren van een sanctie en anderzijds het belang van de overtreder om onder bepaalde omstandigheden gevrijwaard te mogen blijven van de uitvoering van die sanctie.
Uit het onderzoek blijkt dat de bestuursrechter de burger niet gemakkelijk ontslaat van zijn betalingsverplichting. Van de ruim 8.000 bestudeerde uitspraken zijn er maar 15 gevallen gevonden waarin de burger werd bevrijd van zijn geldschuld. Er is geen enkel geval gevonden waarin de burger een teruggevorderde onterecht genoten bijstandsuitkering niet hoefde terug te betalen, hoe schrijnend de situatie ook was. De gevallen waarin de bestuursrechter wel oordeelde dat een burger niet hoeft te betalen blijken goed vergelijkbaar. Een belangrijke factor is de vraag of de overheid een verwijt valt te maken (bijvoorbeeld als de overheid de burger verkeerd heeft voorgelicht) en de mate waarin de burger iets kan worden verweten. De mate waarin de burger de geldschuld daadwerkelijk kan betalen blijkt daarentegen nooit een reden te zijn om niet te hoeven betalen, vanwege het bestaan van de beslagvrije voet en de schuldsanering. Het proefschrift steunt daarmee de conclusie dat een goede bescherming van de armlastige burger via de beslagvrije voet en schuldsanering broodnodig is.
Op 17 oktober 2018 is Thomas Sanders, advocaat bestuursrecht en handhavingsrecht bij AKD, gepromoveerd bij de Universiteit Leiden op het onderwerp 'invordering door de overheid'. Een korte beschrijving van de inhoud van zijn proefschrift volgt hierna.
Bestuursrechtelijke herstelsancties beogen een burger niet te straffen, maar alleen een overtreding ongedaan te maken. De overheid moet geldschulden die voortvloeien uit zulke sancties in beginsel invorderen: anders heeft een herstelsanctie weinig zin. Maar onder welke omstandigheden hoeft de burger van de bestuursrechter toch niet te betalen? Om daar een antwoord op te formuleren zijn alle rechterlijke uitspraken van de afgelopen 10 jaar over herstelsancties onderzocht.
Specifiek zijn de volgende sancties onderzocht: de last onder dwangsom, de last onder bestuursdwang, de terugvordering van een subsidie en de terugvordering van een uitkering. Dit soort bestuursrechtelijke geldschulden worden ingevorderd door toepassing van titel 4.4 van de Awb. In het proefschrift wordt het invorderingsproces vanaf het besluit om in te vorderen tot en met de executie van het dwangbevel onderzocht. Zo komen ook onderwerpen als de verjaring, de feitenvaststelling en beslag bij bestuursrechtelijke geldschulden aan bod. De belangenafweging die bestuursrechters moeten maken bij de toetsing van in- en terugvorderingsbesluiten is tussen enerzijds het algemene belang bij het uitvoeren van een sanctie en anderzijds het belang van de overtreder om onder bepaalde omstandigheden gevrijwaard te mogen blijven van de uitvoering van die sanctie.
Uit het onderzoek blijkt dat de bestuursrechter de burger niet gemakkelijk ontslaat van zijn betalingsverplichting. Van de ruim 8.000 bestudeerde uitspraken zijn er maar 15 gevallen gevonden waarin de burger werd bevrijd van zijn geldschuld. Er is geen enkel geval gevonden waarin de burger een teruggevorderde onterecht genoten bijstandsuitkering niet hoefde terug te betalen, hoe schrijnend de situatie ook was. De gevallen waarin de bestuursrechter wel oordeelde dat een burger niet hoeft te betalen blijken goed vergelijkbaar. Een belangrijke factor is de vraag of de overheid een verwijt valt te maken (bijvoorbeeld als de overheid de burger verkeerd heeft voorgelicht) en de mate waarin de burger iets kan worden verweten. De mate waarin de burger de geldschuld daadwerkelijk kan betalen blijkt daarentegen nooit een reden te zijn om niet te hoeven betalen, vanwege het bestaan van de beslagvrije voet en de schuldsanering. Het proefschrift steunt daarmee de conclusie dat een goede bescherming van de armlastige burger via de beslagvrije voet en schuldsanering broodnodig is.