Nieuwe koers Raad van State over meten van emissies en meetonzekerheden

 11 juni 2019 | Blog

De Afdeling bestuursrechtsrappak van de raad van State heeft op 29 mei 2019 een opmerkelijke en voor de praktijk een ingrijpende uitspraak gedaan.

De casus
De Stichting Afvaloven Nee (SAN) had bij GS van Friesland een handhavingsverzoek ingediend wegens overtreding van de jaargemiddelde emissiegrenswaarde van zoutzuur (ook wel HCl) van een afvalverbrandingsinstallatie.

Dat handhavingsverzoek was afgewezen, nu naar mening van het bevoegde gezag de emissie binnen de in de omgevingsvergunning voor de activiteit milieu voorgeschreven norm van 5 mg/Nm3 bleef als jaargemiddelde emissiewaarde.

Aftrek vanwege de meetonzekerheid
Het is toegestaan om een meetonzekerheid af te trekken op de gemeten emissiewaarden voordat een toets aan de voorgeschreven norm plaatsvindt. In dit geval werd er aangesloten bij art 5.19 lid 3 van de Activiteitenregeling milieubeheer, waarin voor zoutzuur niet meer dan 40% of 4 mg/Nm3 van de emissiewaarde mag worden afgetrokken. Dit artikel zou onderdeel 1.3 van deel 6 van bijlage VI van de RIE (EU Richtlijn 2010/75 inzake Industriële Emissies voor IPPC-installaties) implementeren. Deze bijlage gaat over technische bepalingen van (onder meer) afvalverbrandingsinstallaties.

Het bevoegd gezag had in dit geval 4 mg/Nm3 gehanteerd, terwijl SAN aangaf dat het niet meer mocht zijn dan 40% van de emissiegrenswaarde, waardoor men op een overtreding zou uitkomen.

De Afdeling vaart een nieuwe koers over de meetonzekerheid
De Afdeling vaart een voor het bedrijf een nog scherpere koers en geeft anders dan in eerdere uitspraken aan dat alleen de werkelijke meetonzekerheid op de gemeten emissiegrenswaarde mag worden afgetrokken. Indien meer dan dat wordt afgetrokken, betekent dat in feite een grotere uitstoot aldus de Afdeling. Ondanks dat de Afdeling dit niet aangeeft, lijkt dit niet geheel onlogisch nu onderdeel 1.3 van deel 6 van bijlage VI van de RIE en ook in art 5.19 van de Activiteitenregeling slechts de maximaal mogelijke aftrek aangeven. SAN had een brief van het Directoraat-Generaal Milieu overgelegd waarin samengevat werd aangegeven dat het in de lijn van de richtlijn ligt om gemeten of berekende emissies waar mogelijk zo precies als mogelijk te laten zijn.

De meetonzekerheid concreet berekenen
Vervolgens heeft de Afdeling de meetonzekerheid door de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB) in dit specifieke geval laten uitrekenen. Volgens StAB kwam die uit op 0,26mg/Nm3 (5% van de emissiegrenswaarde). De StAB heeft daarbij gebruikt gemaakt van het door het ministerie van I&W op 26 juli 2018 uitgebrachte memo "Meetonzekerheid bij continue metingen Bepaling Meetonzekerheid en correctie van gemiddelden" van Platform Kwaliteit Luchtmetingen (het memo). De Afdeling stelt over dat memo het volgende:  

"Het memo bevat, voor zover hier van belang, een methode voor het berekenen van de meetonzekerheid in een lange termijn gemiddelde. Afhankelijk van de situatie kan volgens het memo de meetonzekerheid worden berekend door: 

  • een onzekerheid in het lange termijn gemiddelde te hanteren van 26% van de onzekerheidseis in de individuele waarneming in gevallen dat de lange termijn emissie-eisen niet of nauwelijks overschreden worden;
  • in andere gevallen de meetonzekerheid te berekenen volgens de uitgebreide berekening, door toepassing van de in het memo weer gegeven formule.''

De exploitant van de afvalverbrandingsinstallatie voert aan dat de inhoud van het memo in strijd is met de rechtszekerheid en het "level playing field" verstoort binnen Nederland.

De Afdeling gaat daar niet in mee. De wijze van berekening is volgens StAB een weergave van de geldende wetenschappelijke inzichten. De Afdeling heeft geen redenen om daaraan te twijfelen en ook de exploitant van de afvalverbrandingsinstallatie had dit en de wijze van berekening niet betwist.

Nu slechts 0,26 in plaats van 4 mg/Nm3 van de gemeten waarde mocht worden afgetrokken, werd niet voldaan aan het betrokken vergunningvoorschrift en werd de uitspraak van de rechtbank vernietigd; hetzelfde lot onderging het besluit op bezwaar. Het bevoegd gezag kreeg de opdracht om binnen zes weken met in acht name van deze uitspraak opnieuw op de bezwaren van SAN om niet te handhaven te beslissen. Niet kan worden uitgesloten dat er alsnog een handhavingsbesluit wordt genomen waarbij het naleven van deze emissie-eis (met beperkte aftrek in verband met de meetonzekerheid) aan de orde is.

Het valt niet uit te sluiten dat deze uitspraak ook impact heeft op andere controles van emissie-eisen.

Juridisch advies of meer informatie
Heeft u naar aanleiding van dit blog vragen?
Neem dan contact op met Eveline Sillevis Smitt.

De Afdeling bestuursrechtsrappak van de raad van State heeft op 29 mei 2019 een opmerkelijke en voor de praktijk een ingrijpende uitspraak gedaan.

De casus
De Stichting Afvaloven Nee (SAN) had bij GS van Friesland een handhavingsverzoek ingediend wegens overtreding van de jaargemiddelde emissiegrenswaarde van zoutzuur (ook wel HCl) van een afvalverbrandingsinstallatie.

Dat handhavingsverzoek was afgewezen, nu naar mening van het bevoegde gezag de emissie binnen de in de omgevingsvergunning voor de activiteit milieu voorgeschreven norm van 5 mg/Nm3 bleef als jaargemiddelde emissiewaarde.

Aftrek vanwege de meetonzekerheid
Het is toegestaan om een meetonzekerheid af te trekken op de gemeten emissiewaarden voordat een toets aan de voorgeschreven norm plaatsvindt. In dit geval werd er aangesloten bij art 5.19 lid 3 van de Activiteitenregeling milieubeheer, waarin voor zoutzuur niet meer dan 40% of 4 mg/Nm3 van de emissiewaarde mag worden afgetrokken. Dit artikel zou onderdeel 1.3 van deel 6 van bijlage VI van de RIE (EU Richtlijn 2010/75 inzake Industriële Emissies voor IPPC-installaties) implementeren. Deze bijlage gaat over technische bepalingen van (onder meer) afvalverbrandingsinstallaties.

Het bevoegd gezag had in dit geval 4 mg/Nm3 gehanteerd, terwijl SAN aangaf dat het niet meer mocht zijn dan 40% van de emissiegrenswaarde, waardoor men op een overtreding zou uitkomen.

De Afdeling vaart een nieuwe koers over de meetonzekerheid
De Afdeling vaart een voor het bedrijf een nog scherpere koers en geeft anders dan in eerdere uitspraken aan dat alleen de werkelijke meetonzekerheid op de gemeten emissiegrenswaarde mag worden afgetrokken. Indien meer dan dat wordt afgetrokken, betekent dat in feite een grotere uitstoot aldus de Afdeling. Ondanks dat de Afdeling dit niet aangeeft, lijkt dit niet geheel onlogisch nu onderdeel 1.3 van deel 6 van bijlage VI van de RIE en ook in art 5.19 van de Activiteitenregeling slechts de maximaal mogelijke aftrek aangeven. SAN had een brief van het Directoraat-Generaal Milieu overgelegd waarin samengevat werd aangegeven dat het in de lijn van de richtlijn ligt om gemeten of berekende emissies waar mogelijk zo precies als mogelijk te laten zijn.

De meetonzekerheid concreet berekenen
Vervolgens heeft de Afdeling de meetonzekerheid door de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB) in dit specifieke geval laten uitrekenen. Volgens StAB kwam die uit op 0,26mg/Nm3 (5% van de emissiegrenswaarde). De StAB heeft daarbij gebruikt gemaakt van het door het ministerie van I&W op 26 juli 2018 uitgebrachte memo "Meetonzekerheid bij continue metingen Bepaling Meetonzekerheid en correctie van gemiddelden" van Platform Kwaliteit Luchtmetingen (het memo). De Afdeling stelt over dat memo het volgende:  

"Het memo bevat, voor zover hier van belang, een methode voor het berekenen van de meetonzekerheid in een lange termijn gemiddelde. Afhankelijk van de situatie kan volgens het memo de meetonzekerheid worden berekend door: 

  • een onzekerheid in het lange termijn gemiddelde te hanteren van 26% van de onzekerheidseis in de individuele waarneming in gevallen dat de lange termijn emissie-eisen niet of nauwelijks overschreden worden;
  • in andere gevallen de meetonzekerheid te berekenen volgens de uitgebreide berekening, door toepassing van de in het memo weer gegeven formule.''

De exploitant van de afvalverbrandingsinstallatie voert aan dat de inhoud van het memo in strijd is met de rechtszekerheid en het "level playing field" verstoort binnen Nederland.

De Afdeling gaat daar niet in mee. De wijze van berekening is volgens StAB een weergave van de geldende wetenschappelijke inzichten. De Afdeling heeft geen redenen om daaraan te twijfelen en ook de exploitant van de afvalverbrandingsinstallatie had dit en de wijze van berekening niet betwist.

Nu slechts 0,26 in plaats van 4 mg/Nm3 van de gemeten waarde mocht worden afgetrokken, werd niet voldaan aan het betrokken vergunningvoorschrift en werd de uitspraak van de rechtbank vernietigd; hetzelfde lot onderging het besluit op bezwaar. Het bevoegd gezag kreeg de opdracht om binnen zes weken met in acht name van deze uitspraak opnieuw op de bezwaren van SAN om niet te handhaven te beslissen. Niet kan worden uitgesloten dat er alsnog een handhavingsbesluit wordt genomen waarbij het naleven van deze emissie-eis (met beperkte aftrek in verband met de meetonzekerheid) aan de orde is.

Het valt niet uit te sluiten dat deze uitspraak ook impact heeft op andere controles van emissie-eisen.

Juridisch advies of meer informatie
Heeft u naar aanleiding van dit blog vragen?
Neem dan contact op met Eveline Sillevis Smitt.